n

0123456789ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWZ
9 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (1,2)

I “In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht van de Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk van de Chaldeeën, in het eerste jaar van zijn regering, merkte ik, Daniël, in de boeken het aantal jaren op waarover het woord van de HEERE tot de profeet Jeremia gekomen was: zeventig jaar zouden na de verwoesting van Jeruzalem voorbij moeten gaan. Ik richtte mijn gezicht tot de Heere God, om Hem te zoeken in...

Lees verder
9 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (11-12)

“Als het de koning goeddunkt, laat er dan een koninklijk besluit van hem uitgaan dat schriftelijk wordt vastgelegd in de wetten van Perzië en Medië, zodat het niet herroepbaar is, dat Vasthi niet meer bij koning Ahasveros mag komen. En laat de koning haar koninklijke waardigheid geven aan een andere vrouw, die beter is dan zij. Wanneer dit bevel van de koning gehoord zal worden, dat hij uitvaardigt in heel zijn koninkrijk – want het is groot – dan zullen...

Lees verder
9 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (13-14)

Esther 2:21-23: 21. In die dagen, toen Mordechai in de poort van de koning zat, waren Bigthan en Teres, twee hovelingen van de koning, uit de kring van de deurwachters, erg kwaad en zij wilden de hand aan koning Ahasveros slaan. 22. En deze zaak werd bekend bij Mordechai en hij vertelde dit aan Esther, de koningin, en Esther zei het tegen de koning namens Mordechai. 23. Toen de zaak onderzocht werd, en juist bevonden, werden zij beiden aan een...

Lees verder
8 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (15-16)

Esther 4:1: 1. Toen Mordechai alles te weten was gekomen wat er gebeurd was, scheurde Mordechai zijn kleren en hulde zich in zak en as. Hij ging door het midden van de stad en weeklaagde luid en bitter. Lukas 19:41-44: 41. En toen Hij naderde en de stad zag, weende Hij over haar en zei: 42. Och, mocht op deze <uw> dag ook u erkennen wat tot <uw> vrede dient! Nu is het echter verborgen voor uw ogen. 43. Want...

Lees verder
8 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (17-18)

Esther 6:6-9:* 6. Toen Haman binnengekomen was, zei de koning tegen hem: Wat moet worden gedaan voor de man aan wie het de koning behaagt eer te bewijzen? Toen dacht Haman bij zichzelf: aan wie behaagt het de koning meer eer te bewijzen dan aan mij? 7. Daarom zei Haman tegen de koning: Voor de man aan wie het de koning behaagt eer te bewijzen, 8. moet men het koninklijke gewaad brengen dat de koning gewoon is zelf te dragen,...

Lees verder
8 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (19-20)

Esther 8:2,7,8,11*: 2. Vervolgens deed de koning zijn zegelring af, die hij van Haman afgenomen had, en gaf die aan Mordechai … 7. Toen zei koning Ahasveros tegen koningin Esther en tegen de Jood Mordechai: … 8. Schrijft u dan zelf over de Joden zoals goed is in uw ogen, in naam van de koning, en verzegelt u het met de zegelring van de koning … 11. In de brieven stond dat de koning de Joden in elke stad toestond...

Lees verder
8 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (21-22)

Esther 10:2-3*: 2. Al zijn machtige en geweldige daden en de verklaring van de grootheid van Mordechai, die door de koning grootgemaakt is, zijn die niet geschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Medië en Perzië? 3. De Jood Mordechai immers kwam op de tweede plaats, na koning Ahasveros. Hij stond in hoog aanzien bij de Joden en de menigte van zijn broeders was hem goedgezind, want hij zocht het beste voor zijn volk en sprak...

Lees verder
8 jaar geleden

Na de babylonische ballingschap (23,24)

Ezra 8:21 en 22: 21. Toen riep ik daar bij de rivier Ahava een vasten uit, om ons te verootmoedigen voor het aangezicht van onze God en om Hem om een voorspoedige reis te verzoeken voor ons, voor onze kleine kinderen en voor al onze bezittingen, 22. want ik schaamde mij ervoor om van de koning een leger en ruiters te vragen om ons te helpen tegen de vijand onderweg. We hadden immers tegen de koning gezegd: De hand van...

Lees verder
8 jaar geleden

Na de babylonische ballingschap (25,26)

Ezra 9:1-3*: 1 . Toen deze dingen voltooid waren, traden de vorsten op mij toe en zeiden: Het volk van Israël, de priesters en de Levieten hebben zich niet afgezonderd van de volken van de landen rondom wat hun gruwelen betreft, namelijk van de Kanaänieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Jebusieten, de Ammonieten, de Moabieten, de Egyptenaren en de Amorieten. 2. Zij hebben immers uit hun dochters voor zichzelf en en voor hun zonen vrouwen genomen en hebben het heilige...

Lees verder
8 jaar geleden

Na de Babylonische ballingschap (27,28)

Nehemia 1 vers 3 en 4: 3. Zij zeiden tegen mij: De overgeblevenen, die uit de gevangenschap daar in het gewest zijn overgebleven, verkeren in grote ellende en in smaad. In de muur van Jeruzalem zijn bressen geslagen en zijn poorten zijn met vuur verbrand. 4. Het gebeurde, toen ik deze woorden hoorde, dat ik ging zitten en begon te huilen. Ik bedreef enkele dagen rouw, terwijl ik voor het aangezicht van de God van de hemel vastte en bad....

Lees verder