Bijbeltekst uitgelicht
Psalm 30 vers 7 en 8
7. Ík zei wel in mijn zorgeloze rust: Ik zal voor eeuwig niet wankelen. 8. – Want, HEERE, door Uw goedgunstigheid had U mijn berg vast doen staan. – Maar toen U Uw aangezicht verborg, werd ik door schrik overmand. “Ik echter zei, in mijn haast: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; maar toch hoorde U mijn luide smeekbeden toen ik tot U riep“ (Ps. 31:23). We denken, dat we onwankelbaar zijn in ons welzijn. We zijn vergeten, dat het alleen de goedheid van God was die ons vaste grond onder de voeten gaf. En omdat dit zo is, staat God toe, dat er iets in ons leven gebeurt dat ons van streek maakt. Psalm 30 laat dit zien. In onze verbijstering denken we, dat God niets om ons geeft. We vergeten Zijn goedheid, die nog steeds voor ons geldt. En omdat dit het geval is, hoort God de stem van onze smeekbede en leidt Hij ons uit onze ellende. Dit wordt getoond in Psalm 31. Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de Online in het Duits sinds 03.07.2014.
Ruth (24)
Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest. In Hem is sterkte Het oplezen in de tegenwoordigheid van de Heer Ruth heeft het tienvoudige verzameld vergeleken met het verzamelen van het manna in de woestijn, waar de Israëliet een...