De weg naar het beloofde Kanaän
Bijbelgedeelten: Jozua 3 vers 9-17; Jozua 4
Efeze 2 vers 4 en 5:
“God … heeft ons … levend gemaakt met Christus.”
Efeze 1 vers 19-20:
“… en wat de uitnemende grootte van Zijn kracht is jegens ons die geloven, naar de werking van de macht van Zijn sterkte, die Hij heeft gewerkt in Christus door Hem uit [de] doden op te wekken en Hem aan Zijn rechterhand te zetten in de hemelse gewesten.”
We keren nu terug naar de doortocht door de Jordaan. Het Pascha spreekt van Christus als het geslachte Lam, de doortocht door de Rode Zee van de kracht van Zijn opstanding, en de ark van het verbond die het land Kanaän binnengaat door de droge bedding van de lege Jordaan kondigt de heerlijkheid van Zijn hemelvaart aan. En of het nu de dood of de opstanding is, beide spreken van zegeningen die daaruit voortkomen voor Zijn verloste volk. De Heer stond op het punt om Jozua groot te maken door de Jordaan over te steken en daardoor Israël in het land Kanaän te brengen. Hun oren hadden aandacht voor de bevelen van Jozua en hun ogen voor de beweging van de ark van het Verbond. Laten we beide in ogenschouw nemen.
“Toen zei Jozua tegen de Israëlieten: Kom hierheen en luister naar de woorden van de HEERE, uw God” (Joz. 3:9). De levende God was in hun midden en zou onvermijdelijk de volken verdrijven die het goede land, dat vloeide van melk en honing, bewoonden. En het teken was, dat wanneer de voeten van de dragers van de ark van het verbond de rivier zouden aanraken, het water zou wegvloeien.
De ark van het verbond werd “de ark van het verbond van de Heere van de hele aarde” genoemd (vs. 11), waarmee de Heer al Zijn macht, heerschappij en gezag aan Zijn volk presenteerde, en wel op de plaats waar de heidenen die de demonen aanbaden, zich hadden gevestigd. Nadat de Heer uit de dood was opgestaan, zei Hij tegen Zijn discipelen: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op <de> aarde” (Matth. 28:18). En deze oppermacht van Hem moet het hart bezighouden, want Zijn macht en plaats in heerlijkheid bepalen de hemelse positie van Zijn heiligen. En hoewel het land tot bezit van heerlijke dingen – melk en honing – stroomt, toch is het de weg van God om Zijn volk deze dingen praktisch te laten verwerven in de kracht van de Heer en in de macht van Zijn sterkte.
Het geloof neemt het Woord van God in zich op en handelt op basis van het Woord van God. Israël wordt opgeroepen om te vertrekken en komt uit zijn tenten en alle krijgslieden, vrouwen en kinderen hebben hun ogen gericht op de ark van het verbond. Het blauwe deksel bedekt de gouden last die op de schouders van de witgeklede priesters rust, zodat iedereen het kan zien. Er was geen andere weg naar het land Kanaän, noch voor de zwakken noch voor de sterken, maar alleen de weg die werd gebaand door de ark van het verbond. Voor hen stroomde de Jordaan. Haar diepe en onstuimige water versperde, in de volle breedte van de oogsttijd, de weg van Israëls tienduizenden naar het beloofde land. Terwijl de menigte van de bergen afdaalde naar het laagland van de rivier, strekten de wateren zich rechts en links van hen uit. Maar alle ogen waren gericht op de ark van het verbond, niet op het brede water dat dwars over hun weg stroomde. Wij kijken naar Christus, van wie de ark van het verbond een beeld is, niet op de dood, moeilijkheden of onmogelijkheden.
De 2.000 el werden snel door de priesters afgelegd, deze afstand nam maar weinig tijd in beslag, en toen kwam het moment, dat door de Heer was bepaald – het moment dat al eeuwen vaststond, want Hij had Kanaän aan de vaderen beloofd. De voeten van de priesters raakten de oever van de rivier aan en onmiddellijk werd het stromen van het water gestopt – de woeste Jordaan rolde terug en werd als een dam rechtop gezet, heel ver weg bij de stad Adam.
Adam, “de stad, die naast Sarthan ligt,” waarheen de wateren van de neerdalende Jordaan werden teruggerold, wordt nergens anders in de Bijbel genoemd en de locatie ervan is tot op de dag van vandaag niet bekend. Maar de betekenis van de naam van deze stad is duidelijk, want door Adam kwam de zonde de wereld binnen en door de zonde de dood, maar nu in de kracht van Christus, de ware Ark van het verbond, werd de vallende loop van de dood als het ware teruggerold naar de eerste mens. De dood kwam tot ons door Adam, het leven door Christus.
Het water van de onstuimige Jordaan trok zich terug, werd afgesneden toen de ark van het verbond de rivier betrad. Ze stroomden weg en werden verzwolgen in de Dode Zee, in de zee van de dood vonden de wateren van de rivier van de dood hun graf. Ze waren er niet meer; Israël zag ze niet meer. Er wordt uitdrukkelijk benadrukt, dat er geen Jordaan was voor Israël op die dag dat het volk, oud en jong, zwak en sterk, het beloofde land binnenging.
Bij de doortocht door de Rode Zee vluchtten de golven voor Israël; bij de doortocht door de Jordaan werd de vloed aan Israëls zicht onttrokken. In het ene geval opende zich een pad voor hen en marcheerden zij tussen twee muren van water door; in het andere geval was er geen water te zien, maar zowel rechts als links, zo ver het oog reikte, was er alleen een droge rivierbedding. “Wat was er zee, dat u vluchtte, Jordaan, dat u achteruit deinsde?” (Ps. 114:5). De macht van God was aanwezig – Zijn staf en Zijn ark van het verbond – en zo trokken de miljoenen Israëlieten het beloofde land binnen.
De kilometerslange lege rivierbedding en het feit dat het volk zich naar de overkant haastte (Joz. 4:10) lijken erop te wijzen, dat de doortocht in zeer korte tijd plaatsvond, wat heel goed het geval kan zijn als je zij aan zij en in enkele rijen loopt.
De Rode Zee was de weg van Gods macht om Zijn volk uit de slavernij te leiden; de Jordaan was Zijn weg van macht om hen in de volheid van hun zegeningen te brengen. In het ene geval werd de dood figuurlijk gepasseerd; in het andere was de dood figuurlijk volledig uit het zicht. Het ene geval leert ons opstandingskracht uit de dood; het andere leert ons dat Christus door de dood heen ging en de hemel binnenging, en hierin zien we de macht van God die de heiligen in Christus dáár brengt waar Christus is.
Zo geschiedde het wonder, dat de rivier, voor ieder een bekend beeld van de dood, uit het zicht van de mensen werd verbannen door de aanwezigheid van de ark van het verbond van de Heer. Vandaag de dag, wanneer de ziel zich bezighoudt met de tweede mens, het volk uit de hemel, wordt haar kracht van bovenaf verleend, waardoor het oog van het geloof de grootheid van Zijn werk, Zijn opstanding en Zijn hemelvaart kan zien, en de blik op Hem verhindert de blik op alle hindernissen. Het werk van Christus voor Zijn volk – het kruis, het lege graf, de hemelvaart – is een werk, dat alle gelovigen ten goede komt, en het besef van Zijn hemelvaart is de sleutel tot het begrijpen van de grootheid van Zijn werk. Zijn plaats bepaalt die van Zijn volk, dat in Hem gezet is waar Hij is. Hij droeg het oordeel aan het kruis. Nu is hij opgestaan en in Hem is Zijn volk een nieuwe schepping.
We willen zeggen, zoals Jozua tegen Israël zei: “Kom hierheen,” kijk naar Christus, zie wat Hij heeft gedaan en waar Hij nu is. Hij daalde af in de dood en God heeft Hem uit de dood opgewekt en Hem aan Zijn rechterhand in de hemelse gewesten gezet. Hij staat nu boven alle overheden en machten en heerschappijen en alle dingen zijn onderworpen aan Zijn voeten. Want wie is er anders opgestegen dan Hij die ook is neergedaald in de lagere delen van de aarde? Hij die is neergedaald is Dezelfde die ook is opgevaren boven alle hemelen om alle dingen te vervullen (verg. Ef. 1:20-22; 4:9-10).
“Kom hierheen en luister,” dat Hij in de dood is gegaan en dat Hij de dood met Zijn voeten heeft beroerd. En door Zijn dood is de dood voorgoed van Zijn volk verdreven. We kijken naar de Heer die ten hemel is gevaren en getuigen: waarlijk, voor ons is er geen water meer in de Jordaan.
Het christendom komt voort uit de dood, opstanding en hemelvaart van Christus. De nieuwe schepping is voor ons, die wij nu in Christus in de hemel zijn. De weg naar de hemelse gewesten – ons Kanaän – loopt via Christus, die uit de dood is opgestaan en ten hemel is gevaren.
“De priesters die de ark droegen, stonden in het midden van de Jordaan” (vs. 10). De rivierbedding van de Jordaan was droog voor heel Israël. De macht, Die het water tegenhield was zowel voor de geringsten als voor de hoogsten van het volk. Israël en de ark van het verbond waren één in hun positie in de rivierbedding. Groot en klein, het hele volk stak over in de kracht van de ark van het verbond. Ook voor ons een heerlijke gedachte! Want het is niet door onze kracht, noch door de maat van ons geloof, maar door God gaan we de hemelse gewesten in Christus binnen. Iedere gelovige is in gelijke mate gezegend met hemelse voorrechten in Christus. Kanaän behoort aan allen toe, en allen zijn daar in Christus, en alleen op basis van wat Christus heeft gedaan en wat Hij is. Christus stond rotsvast voor Zijn volk en Zijn volk is veilig in Zijn sterkte. Deze dingen zijn niet te goed of te groot om waar te zijn voor de geringste en zwakste gelovige. Ze zijn de gemeenschappelijke erfenis van alle gelovigen, net zoals Kanaän het rechtmatige land van heel Israël was. En zoals Israël uit de Jordaan kwam door de ark van het verbond en Kanaän binnenging, zo zijn gelovigen vandaag de dag levend gemaakt met de Christus, zij hebben leven met Hem die voor hen de dood inging en uit de dood opstond.
De overtreffende grootheid van de kracht van God in ons, de gelovigen, is in overeenstemming met de werkzaamheid van de macht van Zijn sterkte, waarin Hij in Christus werkte toen Hij Hem opwekte uit de doden en Hem aan Zijn rechterhand in de hemelse gewesten zette. De maat van de kracht is Goddelijk. Als we die proberen af te meten aan ons geloof of aan onze gevoelens of aan onze intelligentie, zullen we die nooit vatten. De maat ligt buiten onszelf.
Israël ging ’s nachts door de Rode Zee. Hun doortocht ging gepaard met duisternis in hun ziel, met angst en beven. Maar de heerlijkheid van de Heer veranderde hun boze voorgevoelens in triomfzangen. Ze staken de lege rivierbedding van de Jordaan over bij daglicht en na drie dagen van verwachting en voorbereiding. We lezen geen overwinningskreten, geen tamboerijnen, geen rondelen die hun doortocht begeleidden. Er leek een ernstige stilte te vallen over de menigte terwijl ze toekeken hoe de Ark van het Verbond voor hen de vloed inging en daarna de vloed voor hun ogen verdween. De geestelijke instructie van dit deel van ons boek kan alleen begrepen worden door naar de glorieuze Ark van God te kijken – naar Christus Jezus. Wanneer de ontwaakte ziel zich realiseert dat ze zich in een wereld bevindt die onder de toorn staat, laat de Geest van God ons onze zonden voelen; in de bevrijding van wettelijke slavernij moet het eigen ik gekend worden. Maar de hemelse dingen, de nieuwe schepping, het leven met Christus, die uit de dood is opgestaan, en de hemelse zegeningen in Hem kunnen alleen gekend worden door naar Christus te kijken, Die uit de dood is opgestaan en naar de hemel is opgevaren.
Hoewel er geen overwinningskreten klinken tijdens de doortocht door de Jordaan, heeft de christen toch zijn aanbiddende lofzangen tot een aangename geur voor zijn God. Deze geur gaat het rijk van de menselijke verbeelding te boven, is nieuw en Goddelijk, en overstijgt de gedachten en ideeën van de mens. We slaan het boek open, dat over deze zegeningen spreekt (de brief aan de Efeziërs) en zingen dit nooit eindigende loflied: “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse [gewesten] in Christus” (Ef. 1:3).
En als het grote werk van de nieuwe schepping voor ons wordt ontvouwd, worden we ons bewust van onze toestand in onze gevallen natuur, dood in overtredingen en zonden. Zolang we nog op de een of andere manier hopen onszelf door goede werken te kunnen verbeteren en denken, dat we nog onder beproeving staan, zijn we niet in staat te erkennen wat God ons voorstelt als onze heerlijke positie: in Christus mee te zitten in de hemelse gewesten. Het tijdperk van Israëls beproeving kwam ten einde en de 40 jaar van hun omzwervingen eindigden met de doortocht door de Jordaan. De Heer toonde Zijn volk een nieuwe weg, een weg die ze nooit eerder waren gegaan, en op deze nieuwe weg gingen ze het land Kanaän binnen. In het feit van de dood van Christus wordt de geestelijk dode toestand van de mens in het vlees geopenbaard, “daar wij tot dit oordeel zijn gekomen, dat Eén voor allen gestorven is; dus zijn zij allen gestorven” (2 Kor. 5:14). Met de dood van Christus kwam er een einde aan de tijd van de beproeving van de mens en door de oneindige genade van God zijn gelovigen in Christus nu dáár, waar Hij nu is, aan de andere zijde van de wateren van de dood.
H. Forbes Witherby; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 17.06.2013.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW