Johannes 11 vers 3b
Voor een kind van God is het belangrijkste aan de voeten van de Heer te zitten, naar Zijn Woord te luisteren en aandacht te schenken aan wat Hij ons daardoor te vertellen heeft. Maar al te vaak nemen we de tijd niet. We streven ernaar de belangen te dienen die we in het huidige leven als urgent beschouwen, en deze nemen het grootste, zo niet al onze tijd en energie in beslag. De draaikolk van ononderbroken bezig zijn trekt ons met zich mee. Het overtreft ver de regel die ons in de Schrift gegeven is (2 Thess. 3:12), zonder dat daarbij onze motieven dezelfde kwaliteit hebben als die van de apostel (2 Thess. 3:8).
Er is vaak heel weinig tijd over voor gebed, voor het lezen en opnemen van het Woord van God, voor een leven van oprechte gemeenschap met de Heer. De hele macht van satan richt er zich bijzonder op, ons te hinderen om voor Christus te leven. Maar als onze gemeenschap verzwakt of onderbroken wordt, moet de Heilige Geest tot ons geweten spreken. <<Als het noodzakelijke werk kan worden gedaan zonder dat dit de omgang de Heer hindert, zal God niet zo tegen ons spreken … maar als Hij aanklopt, kunnen we er zeker van zijn, dat Hij ons meer zal geven dan Hij van ons wegneemt>>, heeft iemand eens gezegd.
Ziekte is, net als de dood, een van de duidelijkste gevolgen van de val en intrede van zonde in de wereld. Maar voor de gelovige heeft het een heel andere betekenis dan voor de ongelovige. Het is als een stem die de Heer ons toeroept: Komt uzelf met Mij afzonderlijk! (Zie Mark. 6:31).
Het brengt een kind van God een grote verlichting wanneer het de ziekte uit Zijn hand aanneemt (Klaagl. 3:38), als een onderbreking, als een gezond houvast die God ons geeft temidden van het druk bezig zijn.
Luisteren we genoeg naar de stem van onze God en Vader in een lawaaierig en turbulent dagelijks leven? Ons antwoord zal vaak negatief zijn. Daarom kan God ziekte in Zijn liefde gebruiken. Hij leidt ons de woestijn in om tot ons hart te spreken (Hos. 2:13). Dit is altijd een genade van Zijn kant, het aangepaste antwoord op een verborgen behoefte. Ziekte maakt deel uit van de opvoeding, dat wil zeggen tot de middelen die onze Vader gebruikt om ons tot praktische discipelen van Christus te maken. Door de ziekte spreekt Hij met de zieken, misschien tot zijn of haar omgeving, maar ook tot de gemeente, want “als één lid lijdt, lijden alle leden mee” (1 Kor.12:26). Er staat niet: “ze moeten mee lijden”. Het lijden wordt in het hele lichaam van Christus, bewoond en verenigd door de Heilige Geest, gevoeld. Het zou verdrietig zijn als men zou moeten zeggen: “U hebt hen geslagen, maar zij voelden geen pijn” (Jer. 5:3).
In dergelijke omstandigheden kan zich het ware medegevoel manifesteren, omdat immers de liefde van God in ons hart is uitgestort. “Maar ik? Waren zij ziek, dan was een rouwgewaad mijn kleding; ik kwelde mijzelf door te vasten, mijn gebed kwam telkens terug in mijn binnenste” (Ps. 35:13). Met zo’n innerlijke gemoedsgesteldheid zullen dit de lessen zijn, die we leren en vasthouden, wanneer de beproeving over onze broeder of zuster komt.
Ziekte is een gevolg van zonde; maar het zou een ernstige vergissing zijn om bij elke ziekte de gevolgen van een bepaalde zonde te zien. De voorbeelden van Job en de blindgeborene zijn gegeven, zodat we op onze hoede kunnen zijn voor een dergelijke interpretatie. Job was “een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad” (Job 1:8). Maar God vond het goed, dat er beproevingen over hem heen kwamen, zodat hij zowel Hem als zichzelf zou kennen (Job 42:5,6). Noch de blindgeborene, noch zijn ouders hadden door hun zonde zijn blindheid veroorzaakt. Deze grote beproeving zou de Heer de gelegenheid geven om Zijn heerlijkheid te laten schijnen.
Als onze broeder beproefd wordt, moeten we onmiddellijk denken in een geest van genade: “Wie de Heer liefheeft, tuchtigt Hij” (Hebr. 12:6).
Het is aan de zieke om met hulp van God te beproeven of deze tuchtiging wezenlijk preventief is (2 Kor. 12:7), tot herstel (Hebr. 12:7), of alleen om zijn geloof te beproeven (1 Petr. 1:6,7).
Als het een preventieve tuchtiging is, zal het hetzelfde karakter hebben als die doorn “voor het vlees”, waarmee de engel van satan Paulus sloeg, zodat hij op geen enkel moment vanwege de buitengewone openbaringen die hij van God ontving, verzocht zou worden door zichzelf te verheffen. Satan kan dus de uitvoerder zijn, die bepaalde ziekten veroorzaakt (Job 2:6,7; Luk. 13:16), maar hij mag de grenzen die God voor hem trekt, niet overschrijden.
Als het een herstellende tuchtiging is, werd het gezonden om de gelovige ertoe te brengen zichzelf in het licht van het Woord van God ernstig te beproeven, om weg te doen wat zijn wandel, zijn dienst, belemmerd heeft. Tot die tijd kan een zonde voor allen onbekend gebleven zijn, behalve voor God en de zieke. Veel dingen in ons voorbij gegane leven hebben de Heer misschien oneer aangedaan. Onder de heiligende werking van de Heilige Geest, die het Woord op ons hart toepast, keren ze terug in onze gedachten. We negeren zo gemakkelijk ons zelfoordeel, laten bij gebrek aan waakzaamheid verontreinigingen in ons leven, in onze huizen en bijgevolg in de gemeente binnendringen. En als we onzeker zijn over de betekenis van een beproeving, is er een verzoek, waarop God altijd antwoordt, omdat het laat zien, dat we ons willen onderwerpen aan de wil van God en begrijpen willen, wat Hij ons te zeggen heeft, opdat wij in ons leven Hem kunnen verheerlijken: “Leert U mij wat ik niet zie …” (Job 34:32).
Maar als alleen het geloof op de proef wordt gesteld, welk onmetelijk voorrecht is het dan, in geduldig en vreedzaam gedragen lijden God te verheerlijken. Op deze wijze kan aan Zijn genade, die genoeg is om zelfs de diepste wateren door te gaan, een lichtend getuigenis gegeven worden.
Hoe dan ook, als we op Zijn stem letten, kan de ziekte gelijktijdig verschillende gevolgen veroorzaken, die alle nuttig zijn.
Lijden moet ons alleen op God werpen. We mogen nooit uit het oog verliezen, dat de “middelen” die gebruikt worden om een genezing te bewerkstelligen, zonder de beslissende tussenkomst van de Heer volledig ineffectief zouden zijn (Klaagl. 3:37).
Het is duidelijk, dat de genezing van Hizkia, die “tot stervens toe ziek was” (Jes. 38:1), door middel van een klomp vijgen op de zweer te plaatsen, een direct antwoord was op de diepe oefeningen, die God bij hem vaststelde toen hij zijn gezicht naar de muur keerde en voor God alleen was: “Ik heb uw gebed gehoord, ik heb uw tranen gezien. Zie, Ik ga u gezond maken; op de derde dag zult u naar het huis van de HEERE gaan” (zie 2 Kon. 20:1-5).
Asa daarentegen, die al lang opmerkelijke vroomheid had getoond, vertrouwde aan het einde van zijn leven niet meer op de HEERE, zijn God, en wilde zich niet vernederen toen door de profeet het Woord hem werd gezonden. Door genade werd hij het onderwerp van het tuchtigen van een God van liefde, die ons tot ons nut terechtwijst “opdat wij aan Zijn heiligheid deel zouden krijgen” (Hebr. 12:10). Aan het einde van zijn leven werd hij twee jaar ziek aan zijn voeten. “Desondanks zocht hij in zijn ziekte niet de HEEERE, maar de geneesheren” (2 Kron. 16:12). Hij stelde al zijn vertrouwen op de mens (Jer. 17:5), een ernstige zonde die het einde van zijn carrière zou verduisteren. Het is duidelijk dat het Woord onderscheid maakt tussen het begin en het einde van zijn geschiedenis (2 Kron. 16:11).
Gezondheid en ziekte, leven en dood zijn niet in handen van een mens, hoe bekwaam hij ook is. Slechts Eén kan zeggen: “Ík dood en Ik maak levend, Ik verwond en Ík genees” (Deut. 32:39; Job 5:18).
Het overdreven belang dat vaak wordt gehecht aan het gebruik van een medicijn of de keuze van een arts, de vaak hartstochtelijke discussies over therapeutische methoden, de bittere klachten en de aantijgingen die men soms maakt, omdat men dit medicijn heeft gebruikt in plaats van een ander, deze arts bezocht heeft in plaats van een andere, laat zien dat men voortdurend vergeet, dat alleen God het is, Die geneest (Ex. 15:26). Bij Hem bevindt zich de ware balsem van Gilead (Jer. 8:22; 33:6). Noch de medicijnen, noch de mensen hebben een beslissend effect, tenzij God ze zegent en gebruikt. De doctoren zijn slechts werktuigen, of ze zich er nu van bewust zijn of niet, in de hand van Degene die ten eerste een geneesheer van de ziel wil zijn en daarna een geneesheer van het lichaam. God kan Zijn kind in zijn ziekte laten omdat Zijn doel overeenkomt met de mate van Zijn liefde. Hij wil dat we op een dag “tot [de] maat van [de] volgroeidheid van de volheid van Christus komen” (Ef. 4:13). <<Zodra de goddelijke beeldhouwer Zijn werk voltooid heeft, leidt Hij ons weg om ons in alle stilte op de plaats te stellen, die we tot Zijn eeuwige heerlijkheid innemen zullen>>, zei eens iemand. Tot dan toe openbaren de heerlijkheden van de Heer zich vaak met meer glans op een bed van zwakheid, dan bij onze werkzaamheid.
Geliefde zieke, laten we niet afgeleid worden, anders zouden we dat doen, wat de vijand wil. Je kunt je aandacht verdelen, je tijd vullen met duizend dingen in plaats van ruimte te geven aan gebed. Je kunt je concentreren op je pijn, je zorgen maken over jezelf, de aandacht van anderen proberen te trekken door je klachten, de genade vragen van de mensen om je heen, in plaats van je resoluut te wenden tot Hem, Die ons op Zijn tijd apart neemt om in het licht van Zijn tegenwoordigheid te zoeken, wat Hij met deze beproeving wil bewerken.
Misschien wil Hij ons voor een zaak bewaren, die Hem zou onteren. “Wat Ik doe” – zegt de goede Herder – “weet jij nu niet” (Joh. 13:7). Laten we onvoorwaardelijk op Zijn liefde vertrouwen. Bij de rechterstoel van Christus zullen Zijn wijsheid en Zijn genade in het leven van de Zijnen volledig geopenbaard worden.
Laten we niet vergeten dat God altijd lijden heeft gebruikt om Zijn dienstknechten te vormen. “… elke [rank] die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt” (Joh. 15:2). Hij snoeit, hij reinigt, zodat het sap vrij kan circuleren. Hij zal vaak de “bladeren” van uiterlijk aanzien wegnemen, opdat het leven van Christus bij Zijn verlosten kan doorbreken.
De vrucht van de Geest kan op een ziekbed tot bloei komen. Volharding, dat een volmaakt werk zou moeten hebben, rijpt aan de boom van smart (Jak. 1:2-4; Rom. 5:3). De zieke gelovige vindt kracht in het geduldig wachten op bevrijding, of in ieder geval in vredige onderwerping aan de wil van God (Ps. 40:2). De Heer weet de vermoeide door een woord op te richten. Op deze manier kunnen we nog beter genieten van de nabijheid van Hem, Die hier “een man van smarten en bekend met ziekte” was op aarde (Jes. 53:3). Er is geen lijden dat Hij vóór ons al niet zou hebben ervaren met een intensiteit die niet kan worden verhoogd, hoewel Hij nooit ziek was. Hij begrijpt ons volkomen, Hij die Zijn leven voor ons heeft gegeven en ons elke dag bij elke stap in oneindige tederheid vergezelt (zie Ps. 34:19-20).
Voortdurend gesterkt door de Heer, kan de gelovige, zelfs als hij lang ziek is, de geur van Christus om hem heen verspreiden.
Laten we dus ons beijveren om Hem de diepten van onze ziel te laten reinigen, wat zo nodig is (Spr. 20:30). Als er iets wat niet goed is op onze weg ligt, moeten we deze zonde aan God belijden, en misschien ook aan een broeder (Jak. 5:14-16). Dan zal Hij ons hele ziekbed veranderen door Zijn werkelijke tegenwoordigheid (Ps. 41:4). Met Hem heeft zelfs de dood zijn macht verloren. De gezegende vrucht van het geloof en de hoop zal in ons hart rijpen. Een van onze voorgangers kon schrijven: <<Mijn ziekte is absoluut een grote zegen voor mij geweest; ik voel mijn zwakte, maar nu heeft die liefde een heel andere uitwerking op mijn ziel. Ik heb een diepere rust in Hem, een meer constante vrede … dezelfde strijd, hetzelfde vlees …maar God is nu iets anders voor mij.>> Wie zou zo’n deel niet willen leren kennen om vanuit het hart te kunnen zeggen: “Het is goed voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren” (Ps. 119:71)?
Op een dag wordt openbaar wat God aan ons gedaan heeft. Hij zal ons de onmetelijke rijkdommen van Zijn genade en goedheid in Christus Jezus tonen, die Hij ons bewezen heeft. Ze zullen vooral gezien worden in wat Hij aan het kruis voor ons gedaan heeft, maar dan ook in wat Hij in ons gewerkt heeft, tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade.
Philippe Laügt; www.haltefest.ch
Jaargang: 1982 – Bladzijde: 141
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW