De vierduizend
Bijbelgedeelte: Mattheüs 15 vers 29-39
Leestijd: 3 minuten
Het moedige geloof van de Syro-Phoenicische vrouw was werkelijk bemoedigend voor de geest van de Heiland, Die zo vaak bedroefd was over het ongeloof van het lang bevoorrechte Israël. Evenzo verheugt Hij Zich vandaag in het geloof van niet-Joodse gelovigen, terwijl Israël vervreemd en verstrooid blijft. Toch kan niets en niemand Hem van het zaad van Abraham afnemen; Hij heeft hem lief met een eeuwigdurende liefde en de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk (Rom. 11:29). Dienovereenkomstig wendde de Heer Zich snel af van de gebieden van Tyrus en Sidon en hield Zich opnieuw bezig met Israël.
Een groot aantal behoeftige mensen verzamelde zich om Hem heen (Matth. 15:29-39). Eén aanraking van Hem was genoeg om elke ziekte te genezen en degenen die genezen waren konden niets anders doen dan de God van Israël verheerlijken. Deze dingen gebeurden op de bergen van Galiléa. Na drie dagen met de mensen te hebben omgegaan, begon de Heiland zich “zorgen te maken” over het voeden van de mensen. Ze waren ver verwijderd van de gebruikelijke voedselbronnen. Hij stelde Zijn discipelen geen indringende vragen zoals Hij met de vijfduizend had gedaan; Hij sprak eenvoudig Zijn medeleven uit met de noden van de mensen en Zijn bedoeling voor hun verzorging. Het menselijk hart is zo vergeetachtig als het op God aankomt, dat de discipelen het wonder dat zojuist had plaatsgevonden over het hoofd zagen en hun twijfels uitten over het verkrijgen van genoeg brood voor zo’n grote menigte in de woestijn. Er waren zeven broden en een paar kleine vissen. Dit handjevol werd machtig in de hand van Hem Die ooit het koninkrijk van de Farao had vernietigd met een broze herdersstaf.
In eenvoudige afhankelijkheid van God (want de Zoon was waarachtig Mens geworden) dankte de Heer in het openbaar voor de tijdelijke zegeningen die al snel in de behoeften van de grote menigte voor Hem voorzagen. Vierduizend mannen, vrouwen en kinderen werden bij deze gelegenheid gevoed. Aan het einde van de maaltijd werden de restjes verzameld, want in de absoluut Volmaakte kon verspilling niet worden geassocieerd met overvloed en liefdadigheid. Er bleven zeven grote manden vol over, vergeleken met de twaalf manden bij de vorige maaltijd. Getallen zijn belangrijk in de Schrift voor spirituele waarheden. Zeven (twee keer genoemd in dit verhaal) is het getal van volmaaktheid, vier is het getal van de wereld. Hieruit leren we, dat wanneer de Heer Zijn hand opent om in de behoeften van het volk te voorzien, er volmaakte zegen zal zijn. En niet alleen voor de stammen van Israël, maar voor de hele wereld. Deze gelukkige toestand kan echter tot Zijn terugkeer uit de hemel niet meer bestaan. Zijn verschijning in majesteit zal het stralende begin zijn van een dag van vrede en zegen zoals de wereld nog nooit heeft gekend.
In de tussentijd stromen Goddelijke zegeningen ongehinderd vanuit een hart vol genade en goedheid naar hen die hun behoefte aan deze dingen voelen. Hoewel de klaagzangen van de wereld niet tot zwijgen kunnen worden gebracht zolang de Verlosser aan Gods rechterhand zit, hoeft niemand ook maar een uur zonder zegeningen te zitten. Op het perfecte fundament van Zijn dood en opstanding kan elke verlangende ziel geestelijke genezing en vergeving ervaren en volledige bevrediging van de honger van het hart vinden in de verheerlijkte Heiland, wat de dingen van deze wereld nooit kunnen doen.
© www.bibelstudium.de; W.W. Fereday
Online in het Duits sinds 20.06.2010; [vertaald naar het Duits door Benjamin Runkel]
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW