God geeft ons in Zijn Woord fragmenten uit het leven van vele jonge mensen. Sommigen worden in het algemeen gekenmerkt doordat zij de wil van God afwijzen. Anderen tonen hoogten en diepten. Weinigen worden gekenmerkt door een evenwichtig godvrezend leven. Iemand, op wie dit van toepassing is, is Daniël. En hij is ook iemand die in zijn leven al de erkenning van God ervaart. Zo wordt hij meerdere keren “een zeer gewenste” genoemd (Dan. 9:23; 10:11; 10:19). Deze waardering was gebaseerd op morele karaktertrekken in Daniël’s leven, waarvan ik enkele uit het eerste hoofdstuk van Daniël aanvoer.
1. Gehoorzaamheid
Je kunt het wenden en keren zoals je wilt: gehoorzaamheid is altijd de basis voor Gods erkenning. Daniël wist, dat hij zich had verontreinigd met de tafel eten en wijn van de koning (Lev. 7:22 e.v.; Lev. 11). Gehoorzaamheid aan het woord van God ging hem vóór alle carrièremogelijkheden, die hij daardoor verloren zou hebben. Als ook wij geen compromissen sluiten ten koste van de gehoorzaamheid, zal God ons zegenen.
2. Onderwerping aan de overheden (Dan. 1:6-7)
Daniël was bereid zich aan het overheidsgezag te onderwerpen. Hij weigerde niet de nieuwe naam te accepteren, die hem door het hoofd van de hovelingen gegeven werd. Ook al is dit een naam die met een belangrijke god van Babel in verbinding stond (Dan. 4:8; Jes. 46:1), verzette Daniël zich er niet tegen. Waarom? Omdat de naam aan zijn persoonlijke godsvrucht en getuigenis in de wereld geen afbreuk deed. Het accepteren van deze naam was ook geen ongehoorzaamheid aan God. Daniël ging niet om met de afgod Bel. En: Daniël kon deze naamgeving niet beïnvloeden. Ook wij worden door het Nieuwe Testament gevraagd om onderdanig te zijn aan de overheid (Rom. 13:1-2; 1 Petr. 2:13-14). Dit is met zegen verbonden. Het is een breed spectrum, waarin een christen hier godsvrucht kan tonen.
3. Heiligheid en afzondering (Dan. 1:8)
Daniël gehoorzaamde God niet gewoon uit “wettelijkheid”. Hij begreep dat onreinheid geen gemeenschap heeft met Zijn wezen. Daarom wilde hij zich conformeren aan deze heiligheid en van alle ongoddelijkheid zich tot God afzonderen, in Zijn gemeenschap leven. Daar zou hij zelfs de dood voor over hebben, want de kamerheer had ook met een veroordeling op Daniëls vraag kunnen reageren. God is licht. God draagt ons op om in het bewustzijn van dit licht te leven. Wij mogen en moeten leven in overeenstemming met de openbaring van Zijn Persoon. Dit betekent praktische gemeenschap met Hem (1 Joh. 1) en afzondering van de wereld (2 Kor. 6:14) en hun dingen (1 Joh. 2:15). En dit is met zeer praktische gevolgen in ons leven met elkaar verbonden.
4. Nederigheid (Dan. 1:12-13)
Daniël was een wijs man (vs. 20). Waarschijnlijk was niemand aan het hof van Nebukadnezar tegen hem opgewassen. Toch trad hij niet op als iemand, die alles beter weet en door niemand onderricht kon worden. Integendeel. Het gesprek met de kamerheer toont een innerlijke nederigheid. Daniël was ervan overtuigd dat hij gelijk had. Maar hij erkende zijn lage positie en liet aan een leidinggevende de autoriteit om te beslissen. Hier zit een belangrijke les in voor ons. Door een meer nederig optreden dat uit het hart komt, zouden sommige strijd en sommige onenigheid voorkomen geweest zijn, vooral met oudere broeders en zusters. Men zou hen vaak gewonnen hebben!
5. Gebed (Dan. 2:18)
Nadat Daniël van de droom van Nebukadnezar vernomen had, boog hij met zijn drie vrienden de knieën. Hij was er zich van bewust, dat hij op God en Zijn hulp aangewezen was. Zo was hij vertrouwd met gebed en voorbede. Zelfs in de moeilijkste posities was zijn eerste gedachte gebed (Dan. 6:11). Gebed betekent een hulpeloze en afhankelijke houding aannemen. Dit mag ook ons kenmerken. Kennen we het ernstig gebed, of is het inmiddels een verplichte oefening geworden? Gebed versterkt het bewustzijn van eigen onvermogen en vertrouwen op God. God zet zich hiervoor in. Altijd!
Als de Heer zulke karaktertrekken bij ons vindt, dan zullen we Zijn waardering ontvangen. Vaak zal Hij ze duidelijk maken in ons leven, ons verhogen op Zijn tijd (1 Petr. 5). En dit ziet men ook bij Daniël.
6. Gemeenschap (Dan. 1:6)
God zal ons andere gelovigen tonen, die ook om de wil van de Heer vragen. Daniël vond Hananja, Misaël en Azarja. Er waren vele ontrouwen in Israël, maar deze trouwen laten zich onmiddellijk vinden. Ook zal de Heer, als wij Hem trouw volgen, ons vrienden geven die Hem vanuit een rein hart aanroepen (2 Tim. 2:22). Gelovigen staan nooit alleen. Bijna nooit! Want de Heer heeft overal minstens 2 getuigen. En dezen mogen elkaar versterken.
7. Inzicht (Dan. 1:17 en 20)
Wanneer een gelovige de Heer in echte nederigheid en afhankelijkheid belijdt en een godvruchtig leven leidt, dan geeft Hij inzicht in Zijn gedachten. Dit zien we hier bij Daniël, maar ook bij andere aan God toegewijde mensen zoals Abraham (Gen. 18). Ongetwijfeld hoort ook ijver bij het kennen van de gedachten van God door tijd te investeren in het lezen van het Woord van God. “De vreze des HEEREN is vermaning tot wijsheid, en nederigheid gaat vooraf aan eer” (Spr. 15:33). God eert Zijn trouwe kinderen met waar inzicht; sommigen in bijzondere mate, zoals Daniël, anderen met een andere maat, volgens Zijn soevereine genade. Maar trouw beloont Hij altijd!
De Heer wil de gelovigen zegenen. Hij kan van ons verwachten, dat we Hem trouw dienen. Dan zal Hij ons belonen en voor ons opkomen. Bovenal zullen we Zijn waardering kennen. We zullen bewust ervaren, dat we gewenst zijn, dat Hij van ons liefheeft. We zullen weten, dat Hij de Zoon van God is, “Die Mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Gal. 2:20), en die ons ook vandaag liefheeft “tot het einde” (Joh. 13:1).
Manuel Seibel; © www.bibelpraxis.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW