“Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet niet een van Zijn weldaden.”
Psalm 103 vers 2
Enkele weldaden
“En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw” (Matth. 28:20).
‘En zie’. Om iets te kunnen waarnemen moet ik mijn oog daarop richten. Misschien gedragen we ons wel eens zo, dat we denken, dat we met ‘gesloten’ ogen geestelijke dingen kunnen waarnemen. We vergissen ons dan wel zeer met alle gevolgen die dat heeft. Nee, de ‘ogen van ons hart’ moeten geopend zijn om de weldaden van de Heer te zien, dan zijn ze namelijk ‘verlicht’, en Hem meer leren kennen (Ef. 1:17-18). Dit was de wens en het gebed van de apostel Paulus voor de Efeziërs. Ook is het goed om 2 Korinthe 4 vers 18 ter harte te nemen. “Wij houden onze ogen immers niet gericht op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig”. De Heer Jezus wil heel graag onze aandacht. Willen we Hem die ook geven en … wat of wie zien wij? Zien wij alleen maar de dingen die ons ontmoedigen of verdriet doen? Verdringen die ons zien op Hem?
Dan gaat Hij verder met “Ik ben”. Hij, de Zoon van God Die is opgestaan uit de dood, ja, niemand minder dan Hij, Die alle macht heeft in hemel en op aarde (Matth. 28:18).
Hij zegt: “Ik ben”, Niet “Ik was” maar “Ik ben”. Hij is er! Wat een geruststelling mag dat voor ons zijn, temeer als we ook nog bemoedigd worden “met u”. Niet ver weg van ons maar dichtbij, met ons. En dat niet alleen af en toe maar “alle dagen”. Ook als het ons niet zo goed gaat? Ja, ook dan, ja juist dán mogen we misschien wel zeggen. Hij ziet ons namelijk ook en weet wat we meemaken in ons leven. Soms schijnt het toe ons alsof Hij het niet ziet en zakken in de moeras van pijn en verdriet, alsof Hij het niet ziet. Dan komen onze ‘maars’ naar boven. Dan zeggen we soms zelfs, wanneer iemand ons bemoedigt met het Woord van God: “Ja, maar …”. Het kan ons helpen als we ons herinneren Wie het is in Mattheüs 28, Die tot ons spreekt.
Hij heeft overigens gelukkig nog veel meer gezegd in Gods Woord, dat ons bemoedigen kan en ons kan ‘optillen’ uit het moeras. Daarbij denk ik onder andere aan de volgende passages uit de Hebreeën-brief en uit het Mattheüs-evangelie.
“Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij de belijdenis vasthouden.
Want wij hebben niet een hogepriester die niet met onze zwakheden kan mee lijden kan, maar [Éen] die in alle dingen verzocht is als wij, met uitzondering van de zonde.
Laten wij dus met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden tot hulp op de juiste tijd” (Hebr. 4:14-16).
Is niet soms het ‘niet naderen’ tot Hem de oorzaak, dat wij wegzinken onze moeiten en zorgen? En als we wel tot Hem komen, speelt klein- of ongeloof dikwijls een rol. Dan nemen we de zorgen weer mee terug op onze schouders en zijn we Zijn belofte “Ik ben met u” vergeten. De last wordt daarna nog zwaarder omdat wij het niet kunnen dragen.
Wijst ons 1 Petrus 5 vers 6-7 ook niet een weg waarlangs we onze zorgen kunnen neerwerpen? “Vernedert u dus onder de krachtige hand van God, opdat Hij u verhoogt op zijn tijd, terwijl u al uw bezorgdheid op Hem werpt, want Hij zorgt voor u”. Wat een belofte! En dit is geen loze belofte want God houdt Zich aan Zijn beloften. Laten we deze weg bewandelen en blijven bewandelen.
Laten we er daarbij ook aan denken, dat we tot de troon van Zijn genade zijn genaderd, tot Hem Die ons hulp geeft op Zijn tijd, op de juiste tijd. Tot Hem Die met onze zwakheden kan mee lijden. Hij begrijpt ons lijden, geliefde broeders en zusters.
Dan gaan we ook ervaren wat de Heer Jezus heeft gezegd:
“Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven” (Matth. 11:28).
Wat een heerlijke belofte! Wat Hij beloofd heeft, dat doet Hij ook, laten we dat niet vergeten.
Nu kom ik nog even terug op de ‘ja maars’. Want als we bij Hem komen met al onze noden, dan kan het zo zijn, dat het niet meer is ‘ja maar’, maar dat het dan wordt ‘jam aar’. Bij ‘jam’ denk ik aan een heerlijk zoet boterhambeleg. Daar kun je van genieten toch. ‘Jammie’, roepen we wel eens uit. En bij ‘aar’ denk ik aan de aren van het koren, dat de vrucht is waarvan men de graankorrels kan malen en van het meel vervolgens brood kan bakken. Dus denk ik aan ‘vrucht’ voortbrengen. Ja, dat gaat gebeuren als wij onze zorgen delen met Hem. Dan is de vrucht voor ons, dat we weer blij kunnen zijn. “… Wees niet bedroefd, want de vreugde van de HEERE, dat is uw kracht” (Neh. 8:11)
Deze blijdschap geeft weer kracht om verder te trekken door dit tranendal; kracht om mijn leven weer op te pakken en te vertrouwen op Hem, Die alle dingen doet meewerken ten goede, zoals we lezen Romeinen 8 vers 28: “Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, hun die naar [zijn] voornemen zijn geroepen”.
Laten we de voorgaande weldaden overdenken en ‘in bezit nemen’, en ze niet vergeten, maar ook vooral de Heer daarvoor prijzen en danken. Misschien is het wel eens goed om een lijst aan te leggen van al Zijn weldaden die wij hebben ontdekt en ervaren in ons leven.
© Frisse Wateren
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW