Bijbelgedeelte: 1 Korinthe 11 vers 17-19:
“Nu ik dit beveel, prijs ik [u] niet, omdat u niet ten goede, maar ten kwade1 samenkomt. Want ten eerste hoor ik, dat er, wanneer u als gemeente samenkomt, scheuringen onder u zijn, en ten dele geloof ik het. Want er moeten ook sekten 2 onder u zijn, opdat <ook> de beproefden onder u openbaar worden”.
Van hoofdstuk 3 tot 9 vers 24 krijgen we de opdracht die past bij het huis van God. De overheersende gedachte met het oog op het huis van God is heiligheid. Van hoofdstuk 9 vers 24 tot 10 vers 13 vinden we aan de hand van oudtestamentische gebeurtenissen leringen over de christelijke belijdenis. Vervolgens wordt uit hoofdstuk 10 vers 14 tot 14 vers 40 de orde in het lichaam van Christus weergegeven. De allesoverheersende gedachte van het lichaam van Christus is eenheid. Nu kan de vraag rijzen, waarom in dit gedeelte, dat handelt over het lichaam van Christus, in hoofdstuk 11 vers 1-16 de leringen over de verhouding tussen man en vrouw staan. Dit gedeelte gaat over de orde van schepping van God, en waarom wordt dat nu ingevoegd in de stroom van onderwijs? Het is zo, dat Gods scheppingsorde en de orde met het oog op het lichaam van Christus wederzijds afhankelijk zijn. Het negeren van Gods scheppingsorde leidt tot de grootste onenigheid en problemen in de gemeente.
In hoofdstuk 10 had de apostel onderwijs over de tafel van de Heer gegeven, en nu hier in hoofdstuk 11, schrijft hij leringen over het avondmaal van de Heer. Zowel in deze twee gevallen, als ook later bij het onderwijs over de woordverkondiging in hoofdstuk 14, is er sprake van een wangedrag van de Korinthiërs. In hoofdstuk 10 was het de deelname van de Korinthiërs aan de tafel van de demonen, wat de apostel ertoe aanzette om over de tafel van de Heer te onderwijzen, en in hoofdstuk 11 is het hun wangedrag ten opzichte van het avondmaal van de Heer; sociale verschillen werden benadrukt, er was een bepaalde partijgeest en er was ook buitensporigheid, omdat een liefdesmaal werd verward met het avondmaal van de Heer. En in hoofdstuk 14 is het dan de wanorde in de samenkomsten voor de verkondiging van het Woord van God.
Het onderwijs dat de apostel daarover geeft, diende er niet alleen toe om de misstanden van die tijd bloot te leggen en te corrigeren, maar ook om de misstanden van vandaag bloot te leggen. Hoewel het wangedrag vandaag niet helemaal overeenstemt met dat van de Korinthiërs, zijn de leringen geschikt om ons vandaag in deze samenkomsten te leiden tot een schriftuurlijk gedrag. Paulus beoogde niet een wetenschappelijke verhandeling te schrijven over het breken van het brood. De brief van de Romeinen draagt soms dit karakter van een verhandeling, maar dit gedeelte dat voor ons ligt niet. We moeten het hele gedeelte vanuit het oogpunt van het boze wangedrag van de Korinthiërs als aanleiding daarvan zien.
“Nu ik dit beveel, prijs ik [u] niet, omdat u niet ten goede, maar ten kwade samenkomt” (vs. 17).
In de verzen 17-19 wordt duidelijk dat de verzen 1-16 niet in de eerste plaats betrekking hebben op de samenkomsten van de gelovigen, maar daar gaat het om het openbare gebed van mannen en vrouwen, ook buiten de samenkomsten. Met het oog op deze leringen kon Paulus duidelijk nog steeds prijzen (vs. 2); wanneer hij echter nu spreekt over samenkomen om het brood te breken, kan hij niet langer lofprijzen, omdat ze niet ten goede maar ten kwade zijn samengekomen. Men kan dus ten kwade samenkomen. In vers 34 wordt vervolgens op een afsluitende en samenvattende manier gezegd dat je zelfs tot een oordeel kunt samenkomen.
“Nu ik dit beveel” betekent dus het nu volgende, de aansluitende leringen over het avondmaal van de Heer. Het gaat daarbij niet om vrijblijvende aanbevelingen, maar Paulus schrijft het met zijn apostolische autoriteit voor als een woord van de Heer. Legt dat niet een heilige ernst op dit onderwerp van het breken van het brood?
Als Paulus ook maar enigszins kon, dan prees hij, en daarbij leek hij zeer op zijn Heer; maar hier kon hij niet loven. Het lijkt erop dat de Korinthiërs het breken van het brood associeerden met een normale maaltijd of ook met een liefdesmaaltijd. Eigenlijk was dat helemaal niet zo verkeerd. Heeft de Heer Jezus Zelf het avondmaal niet tijdens een andere viering gebruikt? Vond daar niet juist de Paasmaaltijd plaats, toen Hij het brood nam en het avondmaal van de Heer instelde? En hebben de eerste christenen ook niet een normale maaltijd met het avondmaal geassocieerd (Hand. 2:46)? Hun liefde voor elkaar was zo groot, dat ze er geen probleem in zagen om het brood te breken en dat met een normale maaltijd te verbinden. Maar de Korinthiërs waren niet waakzaam geweest. En de apostel moest hen laten zien, dat wat ze nu deden helemaal niet meer het avondmaal was.
“Want ten eerste hoor ik, dat er, wanneer u als gemeente samenkomt, scheuringen onder u zijn, en ten dele geloof ik het” (vs. 18).
Met de inleidende woorden ‘ten eerste’, bedoelt Paulus niet dat er dan nog meer punten volgen zouden, maar het heeft de betekenis van ‘boven alle dingen’. Paulus geeft daarmee aan dat, wat hij nu te zeggen heeft, een heel bijzonder gewicht heeft.
Blijkbaar kwamen de gelovigen in Korinthe nog op één plaats als gemeente samen. De uitdrukking “als gemeente samenkomen” is van het allergrootste belang. Het is een bijeenkomst als gemeente, in het karakter van gemeente. En er is niet alleen één zo’n samenkomst, maar drie:
- samenkomen om brood te breken, dat is de schriftuurlijke uitdrukking (Hand. 20:7), en een samenvatting van de tafel van de Heer (1 Kor. 10) en het avondmaal van de Heer (1 Kor. 11);
- samenkomen tot opbouw (1 Kor. 14);
- samenkomen tot gebed (Matth. 18).
Er zijn alleen deze drie bijeenkomsten in dit hoge karakter. Een broedervergadering of een bespreking in het werk van de Heer, een conferentie hebben nooit dit hoge karakter – hoewel ze ook gepaard kunnen gaan met grote zegeningen. Een samenkomst als gemeente in dit hoge karakter is hetzelfde als het samenkomen tot Zijn naam. Het ene geeft het karakter aan (als gemeente), het andere het middelpunt (de persoonlijke tegenwoordigheid van de Heer). Handelingen 20 vers 7-8 laat ook deze twee aspecten zien: “Toen wij … vergaderd waren” laat het karakter zien als gemeente vergaderd te zijn; en “waar wij vergaderd waren” benadrukt de plaatselijke vertegenwoordiging van de gemeente. De Heer Jezus is temidden van degenen die bijeen zijn gekomen als Degene, die alle gezag toekomt. Niemand heeft in zulke bijeenkomsten een recht dan alleen de Heer! Alles moet onder leiding van de Heilige Geest in overeenstemming met de wil van de Heer Jezus geschieden, en wij moeten ons daaraan onderwerpen.
Paulus had al in 1 Korinthe 1 vers 11 gezegd dat hij van de huisgenoten van Chloë iets over gehoord had over het feit dat er onder hen twisten waren. Er was verdeeldheid. De Griekse term schisma verwijst naar een scheuring, een kloof die nog heel klein kan zijn. Scheuringen hebben als oorzaak, dat men bepaalde gezichtspunten tot favoriet maakt. Ook vandaag bestaat het gevaar, dat we polariseren, zwaartepunten (accenten) vormen en daarbij andere punten buiten beschouwing laten. Een scheuring is nog geen breuk, maar een barst die zichtbaar is. En er is altijd al het gevaar geweest dat men uit goede waarheden een scheuring maakt. We moeten bij scheuringen niet meteen denken aan dwaalleringen, maar aan te grote nadruk leggen op en polariseren (verscherpen, benadrukken van tegenstellingen) van bepaalde waarheden. Daarbij ziet men andere waarheden, die net zo belangrijk zijn, over het hoofd.
We hebben nauwelijks hetzelfde gevaar als de Korinthiërs, maar het principe blijft: als we niet op onze hoede zijn, als we niet langer vasthouden aan de hele waarheid, ontstaan er breuken – en we hebben dit de afgelopen jaren moeten meemaken! En we leren hier ook dat het niet altijd leerstellige vragen zijn die tot scheuringen leiden; hier in Korinthe waren het pure uiterlijke dingen geweest, het samen eten. De gevaarlijkste punten zijn vaak die, die we als niet zo wezenlijk (belangrijk) beschouwen.
Ten dele geloofde Paulus ook wat hij had gehoord, een interessante manier van uitdrukken. Wanneer we iets verkeerds horen, is het altijd aan te raden er heel voorzichtig mee om te gaan, ook al komt het uit de beste bronnen. Het valt nauwelijks aan te nemen, dat Paulus twijfelde aan de betrouwbaarheid van zijn informanten, maar hij laat toch open dat er uitzonderingen zijn – ten dele. Hij heeft een standpunt gehoord van de huisgenoten van Chloë, maar hij is voorzichtig genoeg om dat als een absoluut feit te accepteren.
“Want er moeten ook sekten onder u zijn, opdat <ook> de beproefden onder u openbaar worden” (vs. 19).
De term sekten (partij; in het Grieks: hairesis) is in het Duits bekend onder ketterij, een heel andere gedachte dan bij scheuring. Een sekte (partij) is een groep die zich heeft afgesplitst. En ook hier is daarvoor niet noodzakelijkerwijs dwaalleer de oorzaak. Maar er is een sektarische geest. Sekten behoren tot de werken van het vlees (Gal. 5:20). De apostel zegt daarmee nog niet, dat er in Korinthe al direct sekten waren, een voltooide breuk was nog niet opgetreden – maar hij zag duidelijk bij hen de weg daar naar toe.
Zulke sekten moeten er zijn. Als deze scheuringen (barsten) van vers 18 niet goddelijk worden behandeld, zullen ze doorgaan. Wil God zelfs dat sekten ontstaan? Is dat uit het woord nodig om af te leiden? Er zijn valse leraren die dat zeggen. Dergelijke barsten maken de veelvoud zichtbaar. Iemand heeft eens gezegd, dat de sekten als een boeket bloemen zijn, men kan in hen de verschillende schoonheden zien. Maar dat is dwaling in de hoogste mate!
Sekten moeten er om twee redenen zijn:
- Ze zijn een morele onvermijdelijkheid: als het gedrag – zoals in het geval van de Korinthiërs – vleselijk is en niet geordend, is een sekte onvermijdelijk het gevolg;
- de Heer gebruikt zulke sekten, opdat de beproefden openbaar worden tot eer van de Heer.
Dit moeten moet ook niet als absoluut verstaan worden. Paulus vertelt de Filippenzen er bijvoorbeeld niets over, dat er onder hen sekten (partijen) zouden moeten zijn. Maar onder de Korinthiërs – ‘onder u’ – was de toestand zo slecht en ernstig, dat door deze – helaas – ontstane sekten de beproefden openbaar kunnen worden.
Partijen zijn helemaal niet positief, maar een zeer trieste toestand, echter een noodzakelijk proces van verduidelijking, opdat de beproefden openbaar worden. De beproefden zijn diegenen, die zich niet aansluiten bij een van deze leerstellingen, maar buiten deze partijen (sekten) blijven.
Achim Zöfelt, © www.bibelstudium.de
1. Lett. ’tot het betere … tot het kwadere’.
2. Dat zijn partijen of scholen gegrond op éénzijdige (al of niet juiste) leer; de grondbetekenis van het woord is ‘keuze’, in de zin van een gekozen favoriete (meest eigenwillige) mening; verg. Gal. 5:20 en 2 Petr. 2:1.
Online in het Duits sinds 12.07.2014.
[Aantekeningen van een gemeenschappelijke overdenking van het Woord / Bijbelconferentie]
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW