15 jaar geleden

Mijn gemeente – welke gemeente? (1)

Kent u dat? Er heeft zich iemand tot God bekeerd. Hij heeft vreugde, leeft en groeit op in het geloof, krijgt persoonlijke ervaringen met God. Op een gegeven ogenblik komt hem of haar in gedachten: Ik heb gemeenschap met andere kinderen van God nodig. Ik wil mij bij een gemeente aansluiten. Maar – welke? Een blik in de “gele gids” (en daarboven uit) is verwarrend: Tig gemeenten – kan ik er één voor mij uitzoeken? Hebben alle gelijk? In het begin was dat anders – toen vergaderden zich alle christenen op verschillende plaatsen volgens dezelfde maatstaf. De maatstaf – die is er nog altijd, het is God en Zijn Woord.

Het Woord van God stelt de vergadering (kerk, gemeente)1 voor, zoals God het Zich gedacht heeft en zoals zij naar Zijn gedachten tot op vandaag bestaat en “beleefd” kan worden. De volgende opsomming is geen checklist, zij is ook niet volledig, en sommige moeten verdiept worden. Enkele punten zijn absoluut noodzakelijk om van “vergadering van God” te kunnen spreken, andere zijn een ideaal, dat God wenst, maar waar bij de realisering mensen in de praktijk steeds weer falen. Gods vergadering moet ik ook plaatselijk realiseren.

Gods gemeente is …

… niet mijn gemeente maar zij is de gemeente van de levende God (1 Tim. 3:15), die Hij zich verworven heeft door het bloed van Zijn eigen [Zoon] (Hand. 20:28) – door het bloed van de Heer Jezus; zo is het ook Zijn gemeente, dat wil zeggen, die van onze Heer (Matth. 16:18).

… als plaatselijke vergadering een deel en representant van de wereldwijde vergadering (1 Kor. 12:27). Deze bestaat uit alle mensen die sinds Pinksteren tot geloof in de Heer Jezus gekomen zijn (1 Kor. 12:13). Deze wereldwijde vergadering die door de plaatselijke vergadering gerepresenteerd wordt, is …

  • … het lichaam van Christus; in dit lichaam is Hij het Hoofd, Hij heeft het voor het zeggen (Kol. 1:18). De gemeente is een eenheid met Hem, onafscheidelijk van Hem. Hij is in de hemel, zo is ook het karakter, de bestemming en de toekomst van de gemeente hemels (Ef. 1:3,20; 2:6; 3:10; 1 Thess. 4:13 en volgende verzen). Dit lichaam bestaat uit een veelvoud van leden, dat betekent afzonderlijke gelovigen, die elk hun door God gegeven functie hebben, opdat het lichaam als geheel tot Gods eer en vreugde leeft (1 Kor. 12:12 en volgende verzen);
  • … Gods huis, dat uit levende stenen – afzonderlijke gelovigen – bestaat, die God Zelf aan het huis toevoegt (1 Petr. 2:5). Met de vergadering biedt God Zijn kinderen een thuis aan; tegelijk is het een tempel, die Gods heerlijkheid toont en waarin God aanbeden wordt (Ef. 2:19 en volgende verzen). Dit huis is heilig, en God heeft daar een “huisordening” (1 Tim. 3:15; 1 Kor. 14:40). Aan dit huis moeten de gelovigen als “Gods medearbeiders” mee-arbeiden met “materiaal”, dat voor Gods ogen in eeuwigheid bestaan kan (1 Kor. 3:9 en volgende verzen);
  • … Gods kudde (Hand. 20:28), die door Jezus Christus, de “grote” en “goede Herder” gehoed wordt (Joh. 10:14; Hebr. 13:20). Daartoe gebruikt Hij mensen die onder Zijn – de “overste herder” – leiding de plaatselijke kudde hoeden, die niet hun eigen maar de kudde van God is (1 Petr. 5:2-4);
  • … de vrouw respectievelijk bruid van de Heer Jezus Christus, die Hij liefheeft, voor wie Hij Zijn leven gegeven heeft, voor wie Hij verder zorgt en om wiens heerlijkheid Hij Zich bekommert (Ef. 5:25 en volgende verzen; verg. Op. 21:2,9). De gemeente geniet Zijn liefde en is Hem trouw, zij neemt Zijn zorg aan, is Hem onderdanig en onderwerpt zich aan Zijn leiding (Ef. 5:24);
  • … als plaatselijke vergadering een licht, waarmee God het licht van Zijn waarheid verbreid in een – moreel – duistere wereld omdat deze zich niet op God oriënteert (Op. 1:12,13,20;
  • … een pijler en fundament van de waarheid (1 Tim. 3:15); zij bepaalt niet de waarheid, maar in haar heeft God Zijn waarheid geopenbaard, en zij leeft daarnaar en geeft de door God geopenbaarde waarheid verder door.

In Gods gemeente zijn er …

… geen lidmaatschappen, maar “leden” van het ene “lichaam”. Ieder die door de Heilige Geest aan dit lichaam is toegevoegd (1 Kor. 12:13; verg. Ef. 1:13; 4:3) – hetzij broeder of zuster, oud of jong – is …

  • … is een gerechtvaardigde zondaar (Rom. 5:8 en volgende verzen), door God begenadigd in Zijn Zoon en net zo geliefd als Hij (Ef. 1:3 en volgende verzen); een kind van God (Rom. 8:16); een “heilige” (bijv. Kol. 3:12);
  • … een priester, die met God gemeenschap hebben kan in de persoonlijke en gemeenschappelijke aanbidding van God (1 Petr. 2:5) en in een aan God toegewijde levenswandel, die met woord en daad van Gods heerlijkheid getuigt (1 Petr. 2:9).

… hen, die de Heer als gaven met bijzondere geestelijke begaafdheid en bijzondere opdrachten aan Zijn gemeente gegeven heeft, opdat zij getalsmatig en innerlijk groeit (Ef. 4:11 en volgende verzen). Zij worden alleen door God geroepen en ingezet. Zulke bijzondere “personen-als-gaven” zijn er in afzonderlijke gevallen misschien niet in elke plaatselijke vergadering, maar ze zijn in de wereldwijde gemeente tot nut voor alle gelovigen, om het even hoe en waar zij zich vergaderen. Er zijn …

  • … evangelisten, die de “goede boodschap” prediken, opdat mensen tot bekering komen, tot geloof komen en in het geloof verder geleid worden;
  • … herders, die zich om (juist ook afzonderlijke) gelovigen bekommeren, hun in geestelijke behoeften verder helpen, in problemen zielzorg geven en in het algemeen de gelovigen in het geloof versterken;
  • … leraars, die (ook systematisch) het woord van God verkondigen, uitleggen en toepassen;
  • … geen apostelen en profeten meer. De apostelen hebben de Heer Jezus persoonlijk gezien (Hand. 1:22), wat vandaag niemand meer kan. De profeten hebben de nieuwe leer van het christendom te openbaren en daarmee het leerstellige fundament van de gemeente te leggen (Ef. 3:5; 2:20) – dat is door het neerschrijven van deze leringen in het Nieuwe Testament afgesloten (verg. Kol. 1:25).

… persoonlijke gaven (Geestesgaven) die de Heer aan afzonderlijke geloofsgenoten geschonken heeft tot geestelijk nut van de brusters* ter plaatse (en als het geval zich voordoet daarboven uit). Elke gelovige heeft zo’n gave (verg. Ef. 4:7), en deze alle geeft de Heilige Geest zonder menselijk toedoen in Zijn soevereiniteit. Zij worden binnen en buiten de samenkomsten onder de autoriteit en leiding van de Heer uitgeoefend en dragen in hun verscheidenheid tot de eenheid in de gemeente en tot geestelijke groei bij (1 Kor. 12:4 en volgende verzen; Rom. 12:3 en volgende verzen). Dat zijn bijvoorbeeld (er is geen afsluitende lijst) …

  • … “Woordgaven” zoals het woord van wijsheid, het woord van kennis of de profetie;
  • … bijzondere uitdrukkingen van geestelijke bekwaamheden zoals geloof; onderscheiding van geesten; vermaning; leiden;
  • … praktische hulpverlening en diensten, barmhartigheid, vrijgevigheid;
  • … niet meer “teken-gaven” zoals genezingen, wonderwerken, spreken in en uitleg van talen. God geneest en doet wonderen, maar deze speciale persoonlijke gaven gaf Hij aan het begin van het christelijke tijdperk, om de overgang van het jodendom en de tijdsperiode van de wet naar het christendom en de tijdsperiode van de genade openbaar te maken en – speciaal tegenover het joodse volk en ongelovige mensen – te bevestigen (verg. Mark. 16:20; verg. Hand. 2:5 en volgende verzen; 1 Kor. 14:6 en volgende verzen). Deze situatie is nu niet meer aan de orde.

… taken die in de plaatselijke vergadering uitgeoefend worden. De brusters* ter plaatse zullen door de werking van de Heilige Geest de broeders erkennen, die de Heer passende taken en diensten opgedragen heeft (verg. 1 Thess. 5:12). Ambten, zoals zij in het begin van het christendom door de apostelen en hun gevolmachtigden gekozen en door de Heilige Geest bevestigd werden, bestaan vandaag niet meer, omdat er geen apostelen meer zijn. Bij de vandaag nog voorhanden zijnde taken gaat het om …

  • … de taak van opzieners respectievelijk oudsten, die plaatselijk de brusters “leiden”, het geestelijk wel en wee van allen voor ogen hebben en actief in gesprekken, bezoeken enzovoorts daaraan arbeiden (verg. Hand. 20:28; Tit. 1:5 en volgende verzen; 1 Tim. 3:1 en volgende verzen);
  • … de taak van dienaars respectievelijk diakenen, die zich vooral om de uiterlijke behoeften van de brusters bekommeren alsook de gaven beheren, die voor behoeftigen gegeven worden (verg. Hand. 6:3; 1 Tim. 3:8 en volgende verzen).

Wordt D.V. vervolgd.

Thorsten Attendorn – © Folge mir nach

NOTEN:
1. Het in het Nieuwe Testament toegepaste Griekse begrip “exclesia” betekent letterlijk vertaald “uitgeroepene”.
NOOT VERTALER:
* brusters = wordt in Frisse Wateren dikwijls gebruikt voor de term “broeders en zusters”, omdat dit meer de eenheid en verbondenheid van hen laat zien. In onze Nederlandse taal is dat niet zo zichtbaar.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW