2 weken geleden

De wonderen van de Heer (9)

De blinden en de stomme

Bijbelgedeelte: Mattheüs 9 vers 27-34

Leestijd: 2 minuten

De gebeurtenissen van de twee blinde mannen en de bezeten doofstomme komen alleen voor in het eerste evangelie. Kennelijk volgden ze onmiddellijk op de opstanding van de dochter van Jaïrus. De twee samen geven ons op droevige wijze een compleet beeld van de mens in zijn natuurlijke toestand. In relatie tot God is de mens absoluut blind. Zijn ogen zijn open genoeg voor de aangelegenheden van dit leven, voor zijn bezigheden, genoegens, enzovoort, maar als het op geestelijke dingen aankomt, is hij iemand die niet ziet. Zelfs als de goedheid van God, de volmaaktheden van Christus, de reinigende kracht van Zijn bloed en de heerlijkheden van de hemel hem worden voorgehouden, ziet hij daarin niets dat aantrekkelijk zou kunnen zijn voor zijn blinde ogen. Het zijn de minst interessante dingen van alles wat voor hem komt. De natuurlijke mens is even stom als blind. De tong, die zo welsprekend is als er over wereldse dingen gesproken wordt, vervalt in absolute stilte als God en Christus voorgesteld worden. Hij heeft absoluut niets te zeggen over het hoogste en grootste van alle onderwerpen. Zijn tong is gebonden.

Er is er maar Eén die blinde ogen kan openen en stomme tongen kan losmaken. Het evangelie is gericht aan mensen “om hun ogen te openen, opdat zij zich bekeren van [de] duisternis tot [het] licht, en van de macht van de satan tot God; opdat zij vergeving van zonden en ontvangen” zie (Hand. 26:18). Toen de blinde mannen het huis van onze Heer werden binnengebracht, vroeg hij hun: “Gelooft u dat ik dit kan doen?” Ze antwoordden: “Ja, Heer.” Onmiddellijk ontvingen ze de genezende aanraking en de onschatbare zegen van het gezichtsvermogen werd hun geschonken. Mensen die geestelijk blind en stom zijn, zijn net zo welkom bij de Heiland. Eén aanraking van Zijn genadige hand, gezocht in geloof, en alles wordt in een nieuw licht gezien. De overgegeven ziel voelt zich als iemand die in een nieuwe wereld wordt ingevoerd. Van nu af aan roept hij uit met de verbaasde apostel: “Wij zien Jezus” (Hebr. 2:9). Zijn ogen zijn verrukt door de heerlijkheden van zijn Heiland en Heer; hij beschouwt al het andere als een verlies vanwege de voortreffelijkheid van zijn kennis. Zijn tong prijst de Heer; ze is voortdurend gevuld met Zijn lof. Hij getuigt vurig van Hem voor iedereen. Dit is waarlijk een geestelijk wonder.

De bovenstaande opmerkingen zijn gebaseerd op waargebeurde gevallen van lichamelijke genezing. Toen onze Heer zich hiermee bezighield, vervulde Hij wat lang daarvoor in Jesaja 35 vers 5 en 6 over Hem was voorspeld. Dit soort wonderen is in de huidige tijd opgehouden, maar ze zullen weer gebeuren als het Duizendjarig Rijk is gevestigd. In de tussentijd wordt het geestelijke wonder elke dag voor onze ogen verricht. De genade van God verandert voortdurend mensenlevens; doden worden opgewekt, blinden kunnen zien en stommen kunnen spreken en zingen. Wie anders dan onze God, en wat anders dan het evangelie, zou zulke wonderen kunnen verrichten!

 

© www.bibelstudium.de; W.W. Fereday

Online in het Duits sinds 26.01.2010; [vertaald naar het Duits door Benjamin Runkel]

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW