2 weken geleden

De wonderen van de Heer (2)

De knecht van de hoofdman

 

Bijbelgedeelten: Mattheüs 8 vers 5-13; Lukas 7 vers 1-10

Leestijd: 3 minuten

Tijdens de bediening van de Heer in Israël werden slechts twee mensen door Hem geprezen en beloond vanwege hun geloof. Het waren allebei niet-Joden – de Syro-Fenicische vrouw (Mark. 7:24-30) en de Romeinse hoofdman in Mattheüs 8 vers 5-13 en Lukas 7 vers 1-10. Het geloof van het uitverkoren volk was zo aangetast door religieus formalisme in zijn ontwikkeling, dat een dergelijk geloof bijna onmogelijk te vinden was in hun kring.

De hoofdman had zich voor zijn knecht tot de Heiland gewend, omdat Hij om de een of andere reden waardevol was in zijn ogen. In tegenstelling tot veel mensen in Israël had de Romein God herkend in de Persoon van de nederige timmerman Die door de provincie reisde. Hij deed onmiddellijk zijn verzoek en kreeg het antwoord: “Ik zal komen en hem genezen.” De hoofdman vraagt de Heer dan om deze moeite niet op Zich te nemen; dat is niet nodig. “Heer, ik ben niet belangrijk genoeg dat U onder mijn dak binnenkomt, maar spreek slechts met een woord en mijn knecht zal gezond worden.” Dat was de aanleiding voor de lofprijzing van de Heer – zijn vertrouwen in de werkzaamheid van Zijn woord, ook al was Hij niet persoonlijk aanwezig.

Hier vinden we een beginsel, dat essentieel voor ons is. Christus is niet hier op aarde, maar is opgestegen naar de troon van de Vader. Maar we hebben Zijn Woord in de Bijbel en we kunnen Zijn levende stem op elk moment horen. Zijn woord verkondigt de werkzaamheid van Zijn ene offer (Hebr. 10:12), de vergeving en rechtvaardiging van allen die in Zijn Naam geloven (Hand. 13:38,39), en het geeft een ieder de prachtige zekerheid, dat zij nu al eeuwig leven hebben en niet in het oordeel zullen komen (Joh. 5:24). We rusten in Zijn Woord; het is ons alles met het oog op het feit, dat Hij niet meer onder ons is.  Als Zijn Woord van ons weggenomen zou kunnen worden, zou onze duisternis ondoordringbaar zijn.

Er zijn aanmerkelijke verschillen tussen de twee verslagen van dit wonder die ons in Mattheüs en Lukas worden gegeven. Deze verschillen zijn niet het gevolg van fouten van de schrijvers, maar van de speciale leiding van de Heilige Geest. Hij vertelde elk van hen welke bijzonderheden ze moesten benadrukken en welke ze moesten weglaten. Zo schrijft Mattheüs aan de ene kant in het bijzonder over Israël en voegt daar de ernstige waarschuwing van de Heer aan toe, dat velen van ver zouden komen en gezegend zouden worden met Abraham, Izaäk en Jakob, terwijl de zonen van het koninkrijk zouden worden uitgeworpen. Zo’n woord was absoluut noodzakelijk voor een volk, dat zijn hoop vestigde op religieuze naleving en voorrechten en daarmee het persoonlijke geloof verwaarloosde.

Lukas daarentegen was zelf een niet-Jood en schreef met het oog op de niet-Joden. Daarom liet hij de waarschuwing aan Israël weg en benadrukte in plaats daarvan wat zo leerzaam is voor de niet-Joden: namelijk, dat de hoofdman eerst de Joodse oudsten naar de Heiland stuurde, zodat zij voor hem konden bemiddelen. Net zoals de waarschuwing van Mattheüs bedoeld was om de Joodse trots te vernederen, was dit feit, dat Lukas toevoegde, bedoeld om de hoogmoed van de niet-Joden te kleineren. Zijn we niet geneigd te vergeten, dat het een feit is dat we alles door de Joden hebben ontvangen? De Schrift, de Heiland, de eerste predikers van het Christendom – dit alles kwam tot ons vanuit de schoot van Israël. Als we dit hadden onthouden, hadden de kinderen van Abraham niet eeuwenlang hoeven klagen over de onderdrukking door “christelijke” handen.

De knecht werd genezen. Het geloof van zijn meester kon niet worden afgewezen. Op dezelfde manier zal geloof in het Woord van de afwezige Heiland altijd de volledige erkenning van God ontvangen.

 

© www.bibelstudium.de; W.W. Fereday

Online in het Duits sinds 21.06.2009; [vertaald naar het Duits door Benjamin Runkel]

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW