Maria Magdalena neemt een bijzondere positie in onder de gelovige vrouwen in het Nieuwe Testament: door haar afkomst en door haar liefde voor haar Heer en Heiland.
6 januari 2025
We hebben een aantal Maria’s in Gods Woord die ons echt nuttige lessen geven voor vandaag. En vooral u, als zuster, kunt veel van deze Maria’s leren. Maria Magdalena is een heel bijzondere Maria. Als u alleen al kijkt naar de oorsprong van deze vrouw. We lezen in Lukas 8, dat Jezus door stad en dorp trok om te prediken en het koninkrijk van God te verkondigen. En de twaalf waren bij hem. En er waren vrouwen die genezen waren van boze geesten en ziekten. Maria, Magdalena genaamd, dat is uit Magdala, uit wie zeven demonen waren uitgegaan. En dan worden er nog andere vrouwen genoemd. Wat was de oorsprong van deze vrouw? Ze was bezeten door zeven demonen. We weten niet hoe dit kwam. Maar zo was het. Ze was blijkbaar op de een of andere manier verwikkeld in het occulte rijk, dat in die tijd ook in Israël bestond, en Jezus had haar ontmoet.
Er wordt ons niet verteld op welke manier Hij werkzaam was. We zouden graag zo’n spectaculaire uitdrijvingservaring met eigen ogen willen zien, maar Jezus spreekt er niet over. Overal waar we zoiets horen, merken we dat het niet volgens Gods woord is. Ja, we zien één keer in Markus 5 hoe Jezus een heel legioen demonen uit iemand drijft. Maar zelfs daar is het feit zelf niet spectaculair, zelfs als de resultaten door de kudde varkens spectaculair lijken. Hier zien we de oorsprong van Maria Magdalena, echt een verschrikkelijke oorsprong. En zo’n verleden hebben we meestal niet, hoewel dat ook vandaag nog bestaat. Maar u weet uit uw eigen leven, dat u een zondaar was en dat u verloren was. En dat Jezus u uit die verlorenheid heeft gehaald door Zijn verlossingswerk.
En zo is het waardevol om te zien, dat de liefde van de Heer Jezus ons precies heeft gebracht waar we zijn, ook u nu als zuster, ook al is dit verleden misschien niet zo erg voor u, het was nog steeds zo dat u een zondaar was, dat u verloren ging en dat Hij uw leven binnenkwam en u tot bekering leidde, u een nieuwe geboorte gaf. Het is wonderbaarlijk, dat we dit eens en nu, het verleden en het heden voor ons kunnen hebben. Dan zien we, dat Maria Magdalena steeds weer genoemd wordt onder degenen die bij de Heer Jezus zijn geweest in verband met het kruis van de Heer Jezus. We lezen over een aantal vrouwen die Hem vergezelden, die Hem steeds weer vergezelden, die de Heer Jezus in zekere zin nooit uit het oog verloren. Maria Magdalena was één van hen. In vers 25 van Johannes 19 lezen we, dat Zijn moeder en de zuster van Zijn moeder, Maria, de vrouw van Klopas en Maria Magdalena (Maria van Magdala,) bij het kruis stonden. Zelfs bij het kruis hielden ze hun ogen niet van de Heer Jezus af.
In Markus 15 vers 40 staat: “Nu stonden er ook vrouwen uit de verte toe te zien, onder wie ook Maria Magdalena” die Hem gevolgd was; in vers 41 staat “toen Hij in Galilea was Hem volgden en Hem dienden.” Met andere woorden, dit waren vrouwen, zusters, die een hart hadden voor de Heer Jezus. We lezen niet, dat Maria Magdalena op de een of andere manier een grote gave had. Misschien hebt u ook het gevoel: ik weet niet hoe ik de Heer Jezus op een grote wijze kan dienen, maar wat u hebt, wat u bent, daarmee kunt u de Heer Jezus volgen, daarmee kunt u Hem dienen, u kunt een getuige voor Hem zijn in uw omgeving; u kunt, als de Heer u kinderen heeft gegeven hen vertellen over de Heer Jezus; u kunt echt een dienares van de Heer Jezus zijn op het terrein waar Hij u geplaatst heeft, op een praktische manier of ook op een geestelijke manier, dat u misschien een zuster, een jonge zuster bemoedigt of waarschuwt of vermaant of gewoon helpt.
Zo vinden we, dat Maria Magdalena herhaaldelijk wordt voorgesteld in verband met het kruis. Zelfs toen Jezus stierf aan het kruis, vinden we dat onmiddellijk daarna er staat in Markus 15 vers 47: “Maria Magdalena nu en Maria, de [moeder] van Joses, zagen waar Hij gelegd was.” Ze hebben de Heer Jezus niet uit het oog verloren en als dat jou en mij op de een of andere manier zou kunnen vormen, dat we de Heer Jezus niet uit het oog verliezen, dat we altijd naar de Heer Jezus kijken, dat het waardevol voor ons is waar de Heer Jezus is, hoe de Heer Jezus is, nu natuurlijk verheerlijkt aan de rechterhand van God, maar dat dit ons echt vormt, om onze ogen niet van Jezus af te wenden, om Hem niet uit het oog te verliezen.
En dat is wat ze de volgende dag deden. Markus 16 vers 1: “En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria, de [moeder] van Jakobus, en Salóme specerijen om Hem te komen zalven.” Met andere woorden, ze investeerden geld waarvan we niet eens weten wat er met al deze specerijen en kruidenzalven is gebeurd. Ze konden ze niet meer voor de Heer Jezus gebruiken, maar dat maakte hen niet uit, het was geen verspilling voor hen, het ging allemaal om hun Heer. Als het u ook om de Heer Jezus gaat, het maakt niet uit wat u wel of niet voor Hem kunt doen, maar als Hij voor uw hart is, in uw hart, als u Hem wilt volgen, als u Hem wilt dienen met wat u hebt, of dat nu met uw geld is of met uw gaven, dan is dat waardevol. Wanneer u het niet aan de grote klok hangt, de Heer Jezus hecht er waarde aan, Hij heeft toegestaan dat wat Maria Magdalena hier deed, laten optekenen in het eeuwige Woord van God. En in het bijzonder wordt haar liefde getoond.
Ze was misschien, nee niet alleen misschien, ze was niet zo inzichtelijk als de liefde van Maria van Bethanië. We vinden haar niet meer terug bij het kruis. Ze wist wat er met de Heer Jezus zou gebeuren. Ze had gedaan wat ze kon doen. En toen had ze de Heer Jezus in die zin ook verlaten. Maria Magdalena, vol liefde in haar hart, begreep niet dat Hij de dood in zou gaan. Dat vinden we terug aan het kruis. En dat waardeerde de Heer Jezus ook. Hij was verheugd, dat er iemand was die Hem niet uit het oog verloor en die dan vroeg op de eerste dag van de week, zoals het in Johannes 20 vers 1 stond, terwijl het nog donker was, naar het graf kwam en ze ziet, dat de steen van het graf verwijderd was. En ze is er zo van overstuur, wat is er gebeurd. Ze rent terug en gaat naar Simon Petrus en de andere discipel, dat is Johannes, de discipel die Jezus liefhad, en zegt: “Zij hebben de Heer weggenomen uit het graf en wij weten niet waar zij Hem hebben gelegd.” Ze is buiten zichzelf. Wat hebben ze gedaan? Ze konden toch niet zomaar de Heer Jezus, het lichaam van de Heer Jezus wegnemen. Maar zij zegt niet het lichaam, ze hebben de Heer uit het graf weggenomen.
Dat kunnen we toch niet toestaan. De twee rennen naar het graf, zien dat het leeg is en geloven wat ze zien, namelijk dat Hij er niet meer is. Maar zij zijn daar tevreden mee, Maria Magdalena echter niet. Zij blijft bij het graf, ze staat buiten bij het graf en weent. Ze is zo gehecht aan de Heer Jezus. Menselijk gesproken zouden we hierom kunnen glimlachen, omdat we weten dat Hij ook is opgestaan uit de dood. Maar haar hart is zo gehecht aan de Heer Jezus, dat ze niet kan bevatten wat er is gebeurd. En dan vinden we degene die zo gehecht is aan de Heer Jezus. Als u als zuster ook zo gehecht bent aan de Heer Jezus, misschien als oude zuster, misschien als jongere zuster, dan kunt u er zeker van zijn, dat de Heer Jezus u niet alleen zal laten. Toen ze weende en zich voorover boog in het graf, zag ze twee engelen in witte gewaden zitten, één aan het hoofd en één aan de voeten, waar het lichaam van Jezus had gelegen. En zij zeiden tegen haar: “Vrouw, waarom ween je? “ Ze zei tegen hen: ”Omdat ze mijn Heer hebben weggenomen en ik weet niet waar zij hem hebben gelegd.
Wat een liefde heeft ze voor de Heer Jezus. Het ging haar om de Heer Jezus, Hij was belangrijk voor haar, ze wilde Hem eren en nu was Hij er niet meer, omdat zij mijn Heer had weggenomen. Daar zien we de houding die ze had ten opzichte van Hem, ten opzichte van Jezus Christus. Hij was haar Heer. Is dat ook uw houding? U kunt de Heer Jezus vandaag ook niet zien. Is Hij uw Heer? Heeft Hij echt alle macht over u? Geeft u Hem alle rechten, alle aanspraken over u? Is Hij Degene die u gehoorzaamt met heel uw hart? Terwijl ze dit zei, keerde ze zich om en zag Jezus daar staan. Jezus stond daar al een hele tijd. Jezus bekommert Zich om hen die van Hem liefhebben, om hen die Hem willen dienen, om hen die alleen oog hebben voor Hem. Ze wist niet dat het Jezus was. En Hij zei tegen haar: “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je? ” Hij wil haar hart nog een keer openen, hij wil nog een keer horen, dat ze Hem werkelijk liefheeft. Ze begrijpt niet wie er achter haar staat. “Heer, als u Hem weggedragen hebt, zeg mij waar U hem gelegd hebt en ik zal Hem wegnemen.” Ze wilde niet, dat Hij ergens zou liggen, ze wilde Hem een ereplaats geven.
Heeft de Heer Jezus echt een ereplaats in uw leven, de eerste plaats? Jezus spreekt haar als volgt aan: “Maria.” Daar zien we, dat de Heer Jezus als de goede Herder, Johannes 10, een relatie heeft die Hij bij naam noemt en die Hem ook begrijpt. Op het moment, dat de Heer Jezus Zich weet te openbaren, als Hij Zich openbaart, niet door iets groots, maar gewoon door een woord. De schapen kennen de stem van de goede Herder en ze luisteren ernaar en ze worden direct aangesproken in hun hart, in hun geweten. Ze draait zich om en spreekt Hem aan in het Hebreeuws: “Radboeni,” – wat “Meester” betekent, – en op het moment, dat Hij tot haar spreekt, weet ze, dit is mijn Meester, dit is mijn Redder is, dit is mijn Leraar. Jezus moet haar een les leren, dat begrijpen we, en zegt: “Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader.” Jezus maakt haar daarmee duidelijk, dat er nu geen aardse relatie meer is, maar dat er een geestelijke relatie is die gekoppeld is aan het feit, dat Hij de verheerlijkte bij de Vader zal zijn.
Maar dan zegt Hij: “… maar ga heen naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en naar uw Vader en [naar] mijn God en uw God.” Dat is indrukwekkend. Jezus laat ons nu een relatie zien die opnieuw is ontstaan op basis van Zijn dood. Hij laat ons iets zien wat voorheen onmogelijk en onbekend was, namelijk, dat Zijn Vader ook onze Vader is, dat Zijn God ook onze God is geworden, in Hem, in Christus. En dat, zouden wij zeggen, is wat de Heer Jezus toch tegen Petrus of Johannes moet zeggen om door te geven. Maar nee, u ziet een ziel die de Heer Jezus liefheeft, die gekenmerkt wordt door toewijding aan de Heer Jezus. Dat was Maria Magdalena. Een ziel die Hem liefheeft is het beste instrument om van Hem te getuigen. Zij wordt hier niet uitgezonden om te onderwijzen, maar zij is simpelweg de draagster van deze boodschap die Jezus wil doorgeven aan Zijn discipelen, Zijn broeders.
“Maar ga heen naar mijn broeders.” Is het niet indrukwekkend, dat de Heer Jezus het nu ineens over broeders heeft? Het waren al Zijn vrienden, nu zijn het Zijn broeders. En zij mag dit horen, zij mag de nieuwe relaties doorgeven die zijn ontstaan, niet een soort verwantschap of bloedverwantschap, maar in Christus op basis van Zijn dood en Zijn nieuwe, opstandingsleven, dit nieuwe leven. En ze geeft dit trouw door. Maria Magdalena komt de discipelen vertellen, dat ze de Heer heeft gezien en dat Hij dit tegen haar heeft gezegd. Ze begint met te zeggen, dat ze de Heer heeft gezien. Ze heeft slechts één hart, slechts één oog voor de Heer Jezus en dat is ook hier gebleken. Wat ze gezien heeft, zegt ze en wat ze gehoord heeft, geeft ze ook trouw door. Ze is geen lerares, maar een getuige. Ze verlaat haar plaats niet en wil op geen enkele manier anderen onderwijzen, maar ze getuigt gewoon, ze geeft als een goede getuige door wat de Heer haar te doen heeft gegeven.
Ja, dat is inderdaad zo, zoals ook staat in het evangelie van Markus, in vers 9, dat Jezus opstond uit de dood op de eerste dag van de week; Hij verscheen eerst aan Maria Magdalena, van wie Hij zeven demonen had uitgedreven. God bevestigt in Zijn Woord dat Hij deze vrouw een bijzondere plaats gegeven heeft omdat ze Hem zo liefhad, omdat ze besefte uit welk verschrikkelijk iets Hij haar verlost had, namelijk dat ze bezeten was door zeven demonen, en daarom had ze de Heer Jezus zo bijzonder lief. Wie veel vergeven is, heeft veel lief en dat zien we bij Maria Magdalena. Ook u en mij is veel vergeven. Hebben wij ook veel lief? Als zuster kunt u dat ook. U hebt geen plaats in het publieke oog, maar wel in het hart van de Heer Jezus. En als u beseft, dat de Heer u veel vergeven heeft, dan kunt u, dan kunt u veel liefhebben. En dan kunt u ook een trouwe getuige zijn in de omgeving waarin de Heer Jezus u heeft geplaatst. Een trouw instrument zijn, een nuttig werktuig in Zijn hand, dat wens ik u van harte toe.
Manuel Seibel; © www.bibelpraxis.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW