De theologie van Rome (4)
Een aflaat is kwijtschelding van straffen op beleden en vergeven zonden op grond van bijzondere God welgevallige daden van de boeteling. Men moest de ernst van de boete bewijzen door zich aan bepaalde straffen te onderwerpen. Deze straf kon geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden door het doen van goede werken. Hierdoor ontstond het gevaar dat het ware berouw steeds meer ging verdwijnen en men hieraan zelfs niet meer toekwam en dit als overbodig ging beschouwen. Bovendien was de grond van de vergeving hierdoor totaal de mist ingegaan want de “ware” aflaat was en is de vergeving die God in Christus schenkt. “Jezus Christus is de enige grond van onze vergeving”, zei Luther tegen zijn tijdgenoten. Ook werden de aflaten geldig voor de straffen in het “vagevuur”. Ieder die de kerk geld gaf, beloofde men dat zij uit het zogenaamde vagevuur direct in de hemel gebracht zouden worden. Het vagevuur is volgens de leer van de Rooms-Katholieke kerk een reinigend vuur. Het is de plaats van lijden waar de zielen van gelovigen tijdelijk boeten voor nog aanklevende schulden. Er werd (en wordt) op deze wijze geheel voorbijgegaan aan het volbrachte werk van Christus Die alle schuld van hen die in Hem geloven heeft weggedaan door Zijn offer op Golgotha. Een grove dwaling van deze ook in onze tijd zo machtige kerk!
De aflaten
Het hoofdpunt van de leer van de aflaten ligt in de uitvinding van het aanwezig zijn in de kerk van zekere opgelegde hoeveelheid verdienstelijke werken, waarvan gebruik kan worden gemaakt tot kwijtschelding van zonden aan anderen. Er wordt beweerd, dat er een oneindige schat van verdienstelijke werken was in Christus, de maagd Maria en de andere heiligen, die meer dan voldoende was voor henzelf. Door hun werken van boete en hun onverdiend lijden in deze wereld hadden zij meer gedaan dan voor hun personen nodig was; en door deze “oververdiende” goede werken werd een schat gevormd, waarover de paus te beschikken had, en die hij kon aanwenden ten behoeve van overtreders, zowel in dit leven als in het vagevuur. De “sleutelmacht” werd dus in de plaats gesteld van de kracht van het sacrament.
De geschiedenis stelt de eerste formele aflaat, door de Rooms-Katholieke Kerk verleend, in het begin van de elfde eeuw; doch het stelsel kwam in volle werking tijdens de kruistochten. Paus Urbanus Il kondigde in 1095 te Clermont volle aflaat en vergeving van zonden af voor allen, die aan de heilige oorlog deelnamen. Daarna werd het gewoonte aflaten te verlenen van geringere omvang. Absolutie van enige honderden jaren vagevuur kon gekocht worden van een bisschop door het herstellen of vergroten van een kerkgebouw, het leggen van een brug, het omheinen van zijn bos; alsmede door extra godsdienstige verrichtingen, als het opzeggen van een zeker aantal gebeden voor enig altaar, bedevaarten en dergelijke. De paus is volgens de theorie van het Vaticaan de opperste beschikker over de schat van de kerk; en deze macht draagt hij op de bisschoppen binnen hun rechtsgebied over. De paus kan aflaten verlenen over de gehele Christenheid; de bisschop alleen in zijn diocees1.
Van de vroegste tijden af was het de gewoonte in de Rooms-Katholieke Kerk aan overtreders moeilijke werken of kastijdingen op te leggen. Werden deze ootmoedig verricht of ondergaan, dan noemde men ze een genoegdoening; werd de straf verkort of geheel kwijtgescholden uit aanmerking van andere goede werken of geld, dan heette zij een aflaat. De prijs was geregeld volgens de aard van de overtreding en de omstandigheden van de schuldige.
De volgende geschiedenis, aan Burnet ontleend, en die plaats vond, terwijl de aflaathandel tengevolge van de hervorming reeds zeer was verminderd, kan de lezer enig denkbeeld van de zaak geven. Burnet zegt, dat ook toen de aflaathandel geenszins zo volkomen had opgehouden in Roomse landen, als gewoonlijk gedacht wordt. Hij verklaart, dat in Spanje en Portugal overal een commissaris is, die de handel onder de schandelijkste omstandigheden voortzet. In Spanje geniet de koning, door een overeenkomst met de paus, de voordelen; in Portugal delen de koning en de paus ze onderling.
“In het jaar 1709 namen de kapers van Bristol een groot schip, waarin zij vijf honderd balen vonden, inhoudende pauselijke bullen – gedrukte kwijtscheldingen van zonden in naam van de paus – om als aflaten te dienen. In elke baal waren zestien riem, zodat het gehele getal aflaatbrieven beliep 3.840.000. Deze brieven waren verkrijgbaar, de minste tegen drie realen (iets meer dan 50 eurocent), maar andere tegen niet minder dan ongeveer 60 euro. Men was verplicht ze te kopen tegen de vastentijd. Behalve de mededeling van dit voorval in het journaal,” zegt Burnet, “heb ik een afzonderlijk verslag daaromtrent door kapitein Dampier”.
Doch de lezer zal beter voorbereid wezen op deze bijna ongelofelijke verklaring, indien wij genaderd zijn tot het tijdvak van de geschiedenis, waarin de aflaathandel in zwang was. Het sacrament van het huwelijk zal zo ten volle voor onze aandacht treden in zijn uitwerking, dat wij er nu geen afzonderlijke afdeling aan behoeven te wijden. Wij keren dus terug tot onze algemene geschiedenis.
Daarmee hopen we dan D.V. de volgende keer te vervolgen.
A. Miller, Algemene Geschiedenis van de Christelijke Kerk
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW