Leestijd: 5 minuten
Waar staan wij? In de eerste aflevering hebben we gekeken waar Judas Iskariot en andere vijanden stonden. Zij stonden aan de kant van de vijanden van God, de vijanden van Jezus. Johannes gebruikt dit woord verschillende keren – staan. En wij moeten ons afvragen waar wij staan.
Maria Magdalena
“Maria nu stond buiten bij het graf te wenen” (Joh. 20:11).
Maria Magdalena, die door de Heer van zeven demonen was verlost, was haar Heiland naar het kruis gevolgd. Ze zag hoe de mensen Hem daar beschimpt, bespot en mishandeld hadden. Toen was Hij gestorven en in een graf gelegd. Haar hoop was tot een abrupt einde gekomen. Degene die ze liefhad, was aan het kruis gestorven. Vanwege het aanbreken van de sabbat was ze niet in staat om Hem haar laatste liefde te tonen en Hem te zalven voor de begrafenis. Daarom wilde ze dat samen met andere vrouwen direct na de sabbat doen, heel vroeg op de eerste dag van de week. Maar tot haar ontzetting was het graf leeg. Hem, die ze liefhad was er niet meer. Naast haar diepe verdriet was ze nu ook onzeker over de verblijfplaats van het lichaam van haar Heiland. Bedroefd en hulpeloos stond ze bij Zijn graf en weende.
Door haar gedrag liet Maria duidelijk zien aan wie haar hart gehecht was. Haar hart was met één Persoon vervuld: de Heer Jezus Christus. Alles in haar leven draaide om Hem. Waar haar geliefde Heer was, wilde zij ook zijn. Niet te weten waar Hij was, scheen voor haar bijna ondraaglijk.
Aan wie of wat zijn jouw en mijn hart gehecht? Zijn het aardse dingen of zelfs de dingen van deze wereld die ons hart vullen? Of is het Christus en Zijn heerlijkheid? Is het ons verlangen om te zijn waar Hij is (verg. Ruth 1:16; 2 Sam. 15:21; Hoogl. 1:7; Joh. 12:26)?
Maria kende de Schrift nog niet en wist niet, dat haar Heiland uit de doden moest opstaan (vs. 9). Wij daarentegen weten uit Gods Woord, dat de Heer Jezus uit de dood is opgestaan. Hij is niet in het graf gebleven. God wekte Hem op uit de doden en gaf daarmee het bewijs, dat Hij Zijn werk aan het kruis volledig had aangenomen. God werd oneindig verheerlijkt. Zijn heilige aanspraken werden vervuld.
Baseren wij ons geloof op het volbrachte werk van de Heiland? Rekenen wij op een levende Heer en Heiland, ook in ons dagelijks leven?
De Heer Jezus
“Toen het dan avond was op die eerste dag van [de] week, en de deuren waar de discipelen waren, wegens hun vrees voor de Joden, waren gesloten, kwam Jezus, ging in het midden staan …” (Joh. 20:19).
“En na acht dagen … Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, ging in het midden staan …” (Joh. 20:26).
Zowel op de dag van Zijn opstanding als ook acht dagen later stond de Heer in het midden van Zijn discipelen. We kunnen aannemen, dat de discipelen tijdens deze twee gebeurtenissen zaten. Maar de Heer stond in het midden. Hij was het, die het gezag en de zeggenschap over hen had.
De gedachten van de samengekomen discipelen draaiden om Hem. Hun harten waren met Hem bezig. Harten die zo met Hem vervuld zijn, zal onze Heiland niet teleurstellen. Hij kwam naar hen toe en nam de plaats in die de Zijne was en die de Zijnen Hem met vreugde wilden geven: de plaats in het midden. De Heer Jezus wil niet alleen in het middelpunt van ons leven staan, maar ook in het middelpunt van onze samenkomsten (Matth. 18:20). Zijn wij bereid om Hem deze plaats van autoriteit te geven?
“En toen het al vroeg in de morgen was, stond Jezus op het strand” (Joh. 21:4).
De discipelen hadden het voorstel van Petrus bij het meer van Tiberias opgevolgd en waren gaan vissen. De context maakt duidelijk, dat de discipelen een eigenzinnige weg insloegen. Het resultaat van hun inspanningen was dienovereenkomstig: ze keerden met lege handen terug.
Terwijl de discipelen zwoegden op het meer, stond hun Heer aan de oever. Van daaruit zag Hij hoe ze de hele nacht tevergeefs hadden gewerkt. Hij zag ook, dat hun netten leeg waren en dat ze zelf moe en teleurgesteld waren. Toen zegende Hij hen met een machtige visvangst en openbaarde Zich aan hen, zodat Johannes tegen Petrus zei: “Het is de Heer.”
De Heer Jezus is teruggekeerd naar de hemel na het voltooien van Zijn verlossingswerk. Van daaruit ziet en neemt Hij alles waar, wat wij hier op aarde doen. Hij kent de omstandigheden waarin we ons bevinden. Hij ziet onze zorgen en noden en is vertrouwd met al onze problemen. Ook onze eigenzinnige wegen blijven niet voor Hem verborgen. Wat een troost om dat te weten: De Heer laat ons niet aan onszelf over. Op Zijn tijd komt Hij tussenbeide om ons te helpen en ons weer op het rechte pad te brengen.
Samenvatting
Tegen het einde van het evangelie van Johannes noemt de Heilige Geest verschillende mensen die opstaan. Ze bevonden zich in verschillende situaties en namen uiterlijk een standpunt in, dat iets over hun innerlijke toestand onthulde:
- Judas was een valse discipel en stond aan de kant van de vijanden van de Heer. Hij had nooit een levende relatie met zijn Heer gehad en verraadde Hem uiteindelijk.
- De slaven en dienaars stonden daar en deden hun “dienst”. Ze waren onverschillig. Wat ging deze Jezus hen aan? Onverschilligheid tegenover de Heer Jezus betekent: wie niet vóór Hem is, is tegen Hem!
- Petrus stond bij de vijanden van de Heer en warmde zich. Hij bevond zich in verkeerd gezelschap en had geen kracht om zich los te rukken. Waar warmen wij onze harten in deze koude wereld?
- Enkele vrouwen en Johannes stonden bij het kruis van Jezus. Hun liefde voor de Heer gaf hen de kracht om te volharden bij het kruis. Kennen wij de plaats bij het kruis van onze Heiland?
- Maria stond bij het graf van de Heer en weende. Haar hart was met Hem verbonden. Waar Hij was, wilde zij ook zijn. Aan Wie klampt ons hart zich vast? Rekenen wij ermee, dat Jezus Christus is opgestaan en leeft?
- Jezus stond in het midden van Zijn discipelen. Ook vandaag wil Hij het middelpunt zijn van het leven van Gods kinderen, zowel persoonlijk als gemeenschappelijk. Wie heeft de leiding in ons leven? Hij of wijzelf?
- Jezus stond aan de oever. Van daaruit zag en sloeg Hij alles gade, wat Zijn discipelen op hun zelfgekozen weg deden. De Heer is nu in de hemel. Van daaruit verliest Hij ons niet uit het oog. Hij kent al onze wegen. Zijn wij ons ervan bewust, dat de ogen van de Heer altijd op ons gericht zijn en dat niets Hem ontgaat?
Daniel Melui; © www.bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom, Evangelie
© Frisse Wateren, FW