20 jaar geleden

Ruth (18)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.

Genade en troost van Boaz

En Ruth sprak: “Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, daar gij mij getroost hebt, en daar gij naar het hart van uw dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een van uw dienstmaagden” (Ruth 2:13).

Het is iets wonderbaarlijks genade te ervaren. “Laat mij genade vinden …”, zo zegt Ruth. Had zij al niet genade gevonden? Was Boaz haar niet in genade tegemoet gekomen? Alles wat zij op het veld van Boaz ondervond, was genade. Maar zij zou nog grotere genade ondervinden.

Zo is het met ieder mens die de ware Boaz leert kennen. Allereerst ervaart hij de “reddende genade”. Op de weg van navolging leert hij de “bewarende genade” kennen. Bij bijzondere gebeurtenissen komt de “voorkomende (preventieve) genade” te hulp. In het voorbeeld van Petrus bij de verloochening van de Heer Jezus laat zich deze soorten van genade op een zeer mooie manier zien. Voordat deze discipel in de diepe val werd verstrikt, had de Heer hem alles voorzegd, maar ook deze kostbare woorden gesproken: “Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou ophouden” (Lukas 22:32). En later was het de”herstellende genade” die de discipel weer herstelde.

Ruth heeft niet alleen genade gevonden maar Boaz heeft ook tot haar hart gesproken. Zo richt de Heer Jezus Zich niet alleen tot ons verstand, veel meer wil Hij graag het hart bereiken. Het is het summum van liefde en gevoel. Juist de liefde tot Hem probeert Hij aan te wakkeren. Helaas is dit vaak zo zwak. In de zendbrief aan Efeze zegt de Heer: “Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verlaten hebt” (Openbaring 2:4). Is dit ook van toepassing op ons? Ruth ondervond de “weldoende” taal van Boaz als troost, in het bijzonder daarom, omdat zij een “vreemdeling” was. Ook de Heer Jezus moedigt in Zijn liefde juist versaagde, moedeloze en treurige harten aan. Ten allen tijde en in elke omstandigheid weet Hij te troosten en op te richten.

“… daar gij mij getroost hebt, en daar gij naar het hart van uw dienstmaagd gesproken hebt”. Hebben wij ook niet vaak Zijn Goddelijke troost ervaren? Een gelovig echtpaar verloor in de oorlog vier zonen en een schoonzoon kort achter elkaar. De vader zei tegen een vriend: “Wij waren bijna wanhopig, in het bijzonder mijn lieve vrouw. Maar wij hebben de Goddelijke troost van onze Heer ervaren en Zijn kracht heeft ons opgericht”. Ook van de zijde van mensen is werkelijke troost “weldoend”, alleen wat jammer dat zoveel mensen zich – net zoals de vrienden van Job – als “ellendige troosters” tonen. Wanneer zij niet zelf in leedvolle beproevingen door God getroost zijn, zullen zij nauwelijks ware troost kunnen geven (vergelijk ook 2 Korinthe 1:4). De woorden van Boaz waren balsem voor het hart van Ruth. Juist als vreemdeling die haar Moabitische afkomst niet had vergeten, kon zij de gezegende positie van de maagden op het veld van Boaz zeer goed van die van haar geslachtsgenoten in het vroegere vaderland onderscheiden. Het ging om”afleggen” en “aantrekken” om de zedelijke eigenschappen te verkrijgen, die beantwoordden aan een dienst op het veld van Boaz.

De topverkoopster van een cosmetica-firma kwam tot levend geloof in de Heer Jezus. Toen zij voor de eerste keer de samenkomst bezocht, ontdekte zij het grote verschil tussen de aanwezige zusters en haar. Aan haar was veel te zien wat aan”Moab” herinnerde. Maar de Heer sprak tot haar hart en gaf haar de kracht om “af te leggen” wat Hem niet welgevallig was. Zij was nu ook bereid om op die “maagden” te lijken, “die zich tooien in stemmige kleding met schaamte en ingetogenheid, niet met haarvlechten en goud of parels en kostbare kleding; maar – zoals het vrouwen betaamt die belijden Godvrezend te zijn – door goede werken” (1 Timotheüs 2:9-10).

Het is een groot voorrecht om met de ware Boaz, de Heer Jezus, verbonden te zijn. Het gaat erom Hem niet alleen als Heiland en Redder te erkennen, maar Hem ook als Heer onderworpen te zijn. Hij is helemaal de Heer en Gebieder van elke verloste persoonlijk. Hij is ook het hoofd van het lichaam, de gemeente, als het geheel van alle verlosten (Kolosse 1:18). Afzonderlijk en gemeenschappelijk zijn wij Hem dus gehoorzaamheid verschuldigd. Onderworpenheid aan Zijn heilig Woord en de leiding van de Heilige Geest leidt naar het “veld van Boaz”. Daar ervaren Zijn geliefden de bijzondere gemeenschap en zorg van hun Heer. In hoeverre ieder afzonderlijk dit voorrecht kent en waardeert is zijn eigen verantwoordelijkheid. De Heer Jezus zei tegen de joden van de toenmalige tijd als het ware: “Het middelpunt van het samenkomen is van nu af aan niet meer de tempel, maar daar, waar twee of drie vergaderd zijn tot Mijn Naam, daar ben Ik in het midden”. Daar neemt Hij de plaats in zoals Boaz het voor zijn veld deed. Daarom is het een bijzondere genade tot het “veld van Boaz” geleid te zijn.

God is een “Heiland-God, die wil dat alle mensen behouden worden en tot de kennis van de waarheid komen” (1 Timotheüs 2:4). Daartoe behoort ook de kennis van dat deel van de waarheid dat Christus en Zijn vergadering (gemeente) een zijn. Alle verlosten tezamen vormen het ene (geestelijke) lichaam van Christus (1 Korinthe 12:13). Zoals de leden van ons lichaam nauw met elkaar verbonden zijn, zo ook alle kinderen van God als leden van het lichaam van Christus. Is dat niet een wonderbare waarheid? Zo is ook elke verloste een levende steen in het huis van God, in het “geestelijke huis” (1 Petrus 2:4-5). God voegt aan dit gebouw nog altijd levende stenen toe. Zo groeit het op volgens Efeze 2:21 tot een heilige tempel in de Heer. Er ontbreken slechts nog enkele stenen, dat betekent: Nog enkele mensen slechts moeten zich bekeren en dan zal het huis kompleet zijn. Op dat ogenblik zal de Heer Jezus terugkomen om alle verlosten (Zijn vergadering, gemeente, kerk, ecclesia, het onzichtbare huis) van dit toneel van de zonde en de dood te ontrukken, Zichzelf tegemoet naar de heerlijkheid van het hemelse Vaderhuis (1 Thessalonika 4:16-18).

Voor alle onbekeerde mensen die hier op aarde achter blijven, ook voor de onbekeerde kinderen van gelovige ouders, zal er dan geen mogelijkheid meer zijn tot bekering; eeuwig verloren, eeuwige nacht en afgrijzing bij de duivel en zijn engelen, dat zal hun verschrikkelijk lot voor eeuwig zijn. Wilt u niet vandaag eens ernstig over het heil van uw onsterfelijke ziel nadenken? U weet niet of u morgen nog tijd of gelegenheid hebt. Laat u waarschuwen en kom vandaag met berouw en geloof tot de Heer Jezus opdat u Hem niet eens ontmoeten moet als uw rechter want dan zou het beter zijn geweest nooit te zijn geboren.

Liever arm dan zonder Jezus rijk aan pracht en heerlijkheid;
liever ziek dan ver van de Heiland voor
de ganse levenstijd;
Ja, veel liever nooit geboren dan van
deze Heer gescheiden.
Een wereld om Hem verloren, is winst,
wanneer men Hem kent.

Wordt D.V. vervolgd.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW