Het kan zijn dat de term “Vader” de meest gebruikte naam is in gebed. Maar het kan ook zijn, dat velen die het gebruiken niet echt in de familie van God zijn, en daarom God niet echt kennen als hun Vader.
Velen denken dat God de Vader van ons allemaal is, van gelovigen en ongelovigen, omdat Hij onze Schepper is. Ze zouden zelfs Maleachi 2 vers 10 kunnen citeren: “Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?” En Paulus zei: “Want in Hem leven, bewegen wij ons en zijn wij, zoals ook sommige van uw eigen dichters hebben gezegd: ‘Want wij zijn ook Zijn geslacht’” (Hand. 17:28). Maar de Schrift maakt heel duidelijk, dat God alleen in de schepping de Vader van ongelovigen is. Er is geen geestelijke relatie tussen een ongelovige en God als hun Vader. Het is zelfs duidelijk, dat ongelovigen een andere vader hebben. De Heer Jezus zei tegen de Joodse leiders: “U bent uit uw vader, de duivel” (Joh. 8:44). 1 Johannes 3 spreekt over twee families, de kinderen van God en de kinderen van de duivel. De apostel Paulus maakte in Efeze 5 vers 8 een duidelijk onderscheid tussen de kinderen van het licht en de kinderen van de duisternis.
Velen hebben het idee, dat er één geestelijke familie van mensen is onder één universeel Vaderschap van God. Maar dit is niet wat de Bijbel leert. De Bijbel leert duidelijk, dat zij die in het volbrachte werk van Christus geloven in de familie van God zijn opgenomen en de Goddelijke natuur deelachtig zijn gemaakt (2 Petr. 1:4). Alleen zij die in de Heer Jezus geloven hebben het recht, de macht of de autoriteit om kinderen van God te worden (Joh. 1:12).
De Heer Jezus leerde duidelijk: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6). Het was na Zijn dood, begrafenis en opstanding dat de Heer Jezus tegen Maria Magdalena kon zeggen: “Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader; maar ga heen naar Mijn broeders en zeg hun: ‘Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en [naar] Mijn God en uw God’” (Joh. 20:17). Het volbrachte werk van Christus brengt ons nu in een nieuwe relatie met God als onze Vader wanneer we Hem aannemen als onze Heer en Heiland. Op het moment dat dit gebeurt, zendt God Zijn Geest in onze harten om uit te roepen: “Abba, Vader” (Gal. 4:6). Nu heeft elke gelovige de Geest van zoonschap ontvangen waardoor we uitroepen: “Abba, Vader.” De Geest Zelf getuigt met onze geest, dat we kinderen van God zijn (Rom. 8:15-16). Hierdoor is onze gemeenschap nu met de Vader en de Zoon (1 Joh. 3:3).
Tim Hadley Sr.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW