3 maanden geleden

Jezus Christus – onze grote Hogepriester (4)

Hebreeën 10 vers 23-39; Hebreeën 13 vers 1-13

4. bemoediging en vermaning

Het laatste gedeelte van de brief aan de Hebreeën bevat veel bemoedigingen voor de geloofsreis door de wereld, die voor ons als een woestijn is. In deze brief komt herhaaldelijk een combinatie van woorden voor die het volk Israël nooit eerder had gehoord. In de wet sprak God hen aan met de woorden: “U zult” of “U zult niet.” Maar in de brief aan de Hebreeën staat: “Laat ons!”. Dit is typisch christelijk, omdat genade ons aanmoedigt om een leven te leiden dat God welgevallig is. Een uitspraak van de bruid in het Hooglied benadrukt dit idee: “Trek mij mee, wij zullen achter u aan snellen” (Hoogl. 1:4). De Heer trekt ons door Zijn genade, zodat we Hem kunnen volgen. Hij spreekt iedereen persoonlijk aan. Als we deze oproep volgen, is dat een voorbeeld voor anderen en volgen we Hem samen. Het hangt van u en mij persoonlijk af in het gezin en in de plaatselijke gemeente. Maar we willen het christelijk geloof samen beleven.

De laatste hoofdstukken bevatten ook woorden van vermaning aan gelovigen. Aan het einde van de brief roept de schrijver de Hebreeën en ons toe: “Maar ik vermaan u, broeders, verdraagt het woord van de vermaning” (hfdst. 13:22).

In dit inhoudelijke en praktische deel willen we vijf belangrijke punten benadrukken:

  • De rechtvaardigen zullen door geloof leven (hfdst. 12:1-3).
  • Wie de Heer liefheeft, tuchtigt Hij (hfdst. 12:4-11).
  • Denken aan het hemelse doel (hfdst. 12:22-24).
  • Laten we naar Hem uitgaan (hfdst. 13:13-15).
  • De God van de vrede volmake u (hfdst. 13:20,21).

4.1. De rechtvaardigen zullen door geloof leven

Hebreeën 12 vers 1-3:
1. Daarom dan ook, daar wij zo’n grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij alle last en de zonde die ons licht omstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die vóór ligt,
2. terwijl wij zien [1] op Jezus, de overste leidsman [2] en voleinder van het geloof, die om de vreugde die vóór Hemlag, [het] kruis heeft verdragen, terwijl Hij [de] schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan [de] rechterzijde van de troon van God.
3. Want let op Hem, die zo’n tegenspraak door de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt.

De grote wolk van getuigen (vs. 1)

De rechtvaardige zal door geloof leven (hfst. 10:38). Dit is een leven van dagelijks vertrouwen in God. In hoofdstuk 11 herinnert de schrijver van de brief aan de Hebreeën ons eraan, dat wij niet de eersten zijn die God dat toeroept. Zelfs in de tijd van het Oude Testament waren er al veel mannen en vrouwen die leefden door geloof. De beschrijving van deze geloofshelden laat ons verschillende gevolgen van een geloofsleven zien.

Wanneer we zo door de geschiedenis van het Oude Testament worden geleid, realiseren we ons, dat er eigenlijk altijd maar weinigen waren die een leven van geloof leidden. In de tijd van Noach waren er acht mensen die allemaal familie van elkaar waren.

Het was dus altijd maar een kleine groep die volledig op God vertrouwde. Maar als we ze allemaal samenbrengen, zeggen we: “We hebben een grote wolk van getuigen rondom ons!” Het is heel gezegend om van jongs af aan de Heilige Schrift te kennen en onderwezen te worden over deze mannen en vrouwen van het geloof. Deze grote wolk van getuigen moedigt ons aan om elke dag in geloof en in gemeenschap met de Heer te leven, ook in onze moderne tijd.

Met volharding de wedloop lopen (vs. 1)

“Laten ook wij alle last en de zonde die ons licht omstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die vóór ligt”. Het leven van een christen is geen wandeltocht of vakantie, maar een wedloop. We moeten ons inspannen en met volharding naar het einddoel rennen. Het is geen race van 100 meter, maar een lange afstandsloop. Het gevaar bestaat, dat we een goede start maken met veel energie, maar dan steeds langzamer gaan. Is dit misschien het geval in ons leven? Lopen we de wedloop die voor ons ligt nog met doorzettingsvermogen?

Om dit te doen, is het nodig om elke last en elke licht omstrikkende zonde af te leggen. Lasten zijn geen zonden, maar onnodige dingen die we in ons leven meedragen. Ze belemmeren ons in onze geloofswandel. Een vroom christen woonde tientallen jaren met zijn vrouw en twee zonen in een klein huis. De zonen groeiden op en verhuisden. Op een dag zei hij tegen me: “Ik heb mijn huis verkocht. Het is een last voor me geworden. Ik ga in een flat wonen.” Hij wilde al zijn kracht aan de Heer geven en zijn geloofsreis voortzetten zonder deze last. Laten we onszelf persoonlijk onderzoeken! Zijn er onnodige hobby’s in ons leven die ons geloofsleven belemmeren? Een broeder heeft geschreven: “Als ik met volharding een wedloop loop, is zelfs een zak met goud ballast die ik gemakkelijk van me af kan gooien als ik naar de Heer kijk.”

Wat is een licht omstrikkende zonde in ons leven? Als het woord “zonde” in de brief aan de Hebreeën wordt gebruikt, gaat het meestal niet over de zonde die in ons woont, maar over de zonde die ons van buitenaf benadert. Dat is hier ook het geval. Religieuze mensen in die tijd probeerden gelovigen terug te brengen naar het jodendom. Dit zou hen, als mededeelgenoten van de hemelse roeping gehinderd hebben om met volharding te lopen. We denken hierbij ook aan Mozes in Egypte. De wereld bood hem veel genoegens. Zo kwam de zonde tot hem. Maar hij legde het naast zich neer, omdat hij “er de voorkeur aan gaf met het volk van God slecht behandeld te worden, boven een tijdelijke genieting van [de] zonde” (hfdst. 11:25). Natuurlijk kunnen we de zonde die in ons woont niet helemaal uitsluiten, want het is een bondgenoot voor verleidingen om te zondigen van buitenaf.

Vers 4 zegt: “U hebt nog niet ten bloede weerstand geboden in de strijd tegen de zonde.” Ook hier hebben we het niet over de zonde die in ons woont, want we hoeven en kunnen niet strijden tegen dit kwade principe. Dat is voor ons onmogelijk. Dit vers gaat erover, dat we “nee” zeggen tegen al het uiterlijke kwaad, zodat we niet gehinderd worden in onze geloofswandel. “Ten bloede weerstand bieden” betekent sterven voor de Heer in plaats van toegeven aan de zonde.

De overste leidsman en voleinder van het geloof (vs. 2,3)

Terwijl we wandelen, zijn onze ogen gericht op Jezus Christus. “… terwijl wij zien op Jezus” betekent wegkijken van al het andere en kijken naar de Heer. Dat is heel gezegend. Mogen wij, in de verschillende omstandigheden van het leven, altijd van alles de blik afwenden en op Jezus richten.

Hij is de “overste leidsman en voleinder van het geloof.” Als overste leidsman [2] leidde Hij een leven van geloof hier op aarde. Hij was hierin een voorbeeld voor ons. Als voleinder is Hij al in de hemel. Zijn geloofsreis is voltooid omdat Hij het doel heeft bereikt. Hem zien aan het hemelse doel geeft ons moed omdat we weten, dat Hij hier in moeilijke omstandigheden leefde op een wijze die God welgevallig was.

Wat was de “vreugde die vóór Hem lag”? Het was het binnengaan in de stralende heerlijkheid van Gods tegenwoordigheid nadat Hij Zijn weg over deze aarde, over het kruis, de dood en de opstanding had volbracht. Terwijl Hij hier door lijden en nood ging, keek Hij daar over heen en verheugde Hij Zich om de heerlijkheid van de hemel binnen te gaan na een leven, dat Hij als Mens tot eer van God had geleefd.

Daarom was Hij bereid om “de schande te verachten” en “het kruis te verdragen.” De offerdood van Christus wordt ons hier niet getoond als de grondslag van onze verlossing. De schrijver wil ons duidelijk maken, dat de Heer een enorm zware levensweg heeft moeten afleggen. Aan het kruis doorstond Hij het diepste lijden en onderging Hij de grootste beproeving van Zijn leven. Als wij het moeilijk hebben, laten we dan bedenken, dat het leven van de Heer onvergelijkbaar veel moeilijker was.

“De schande heeft veracht.” We moeten deze zin niet verkeerd begrijpen. De Heer Jezus voelde de schande zéér diep. In de Psalmen zegt Hij profetisch: “Smaad heeft mijn hart gebroken” (Ps. 69:21). Hoe diep hebben mensen Hem gekwetst met hun spottende woorden! Eens zeiden ze tegen Hem: “Wij zijn niet geboren uit hoererij” (Joh. 8:41). Daarmee bespotten ze Zijn wonderbaarlijke verwekking door de Heilige Geest. Hun uitspraak: “Zeggen wij niet terecht … en door een demon bezeten bent?” (Joh. 8:48) trof ook Zijn hart. Het deed Hem ook pijn toen de Joden Hem met zwaarden en stokken te lijf gingen om Hem als een misdadiger te arresteren. Hij liet zich door deze oneer niet tegenhouden op de weg van gehoorzaamheid. Onaangedaan ging Hij naar Jeruzalem, liet Zich naar Golgotha leiden en stierf aan het kruis.

Ook wij worden bespot als we de Heer belijden en Hem willen gehoorzamen. Deze bespotting en verachting doet ons pijn. We lopen soms het gevaar, dat we deze schande ontwijken door de gehoorzaamheid niet meer zo nauw te nemen. Dat deed onze Heiland niet. Hij negeerde de schande en verdroeg het kruis voor de vreugde die vóór Hem lag.

“Let op Hem die zo’n tegenspraak door de zondaars tegen Zich heeft verdragen.” ‘Letten op’ is intenser dan kijken. Het betekent onze Heer rustig en van alle kanten beschouwen.

“Opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt.” Deze vermoeidheid heeft te maken met onze voeten, moeheid in onze ziel. Vermoeidheid op de weg van het geloof en geestelijk verval beginnen altijd in onszelf. Dit is het geval als we bezig zijn met veel onnodige dingen of met onszelf in plaats van met de Heer. Daarom moeten we ons hart behoeden. “Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het levens” (Spr. 4:23).

4.2 Wie de Heer liefheeft, tuchtigt Hij

Hebreeën 12 vers 4-11:
4. U hebt nog niet ten bloede toe tegenstand geboden in de strijd tegen de zonde,
5. en u hebt de vermaning vergeten die tot u als tot zonen spreekt: ‘Mijn zoon, acht [de] tuchtiging van [de] Heer niet gering en bezwijk niet als u door Hem bestraft wordt;
6. want wie [de] Heer liefheeft, tuchtigt Hij en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt.
7. U verdraagt het tot tuchtiging; God behandelt u als zonen; want welke zoon is er die een vader niet tuchtigt?
8. Maar als u zonder tuchtiging bent, waaraan allen deel hebben, dan bent u bastaarden en geen zonen.
9. Bovendien, wij hadden de vaders van ons vlees om ons te tuchtigen en wij hadden ontzag voor hen; zullen wij <dan> niet veel meer aan aan de Vader van de geesten onderworpen zijn en leven?
10. Zij tuchtigden [ons] wel voor weinige dagen, naar het hun goeddacht, maar Hij tot ons nut, opdat wij aan Zijn heiligheid deel zouden krijgen.
11. Nu schijnt alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf geen reden voor vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht van gerechtigheid.

“… wie [de] Heer liefheeft, tuchtigt Hij.” De Heer heeft allen, die Hem toebehoren, op dezelfde Goddelijke wijze lief. Hier blijkt echter, dat Hij soms een speciale bedoeling heeft met individuele gelovigen die door hun gedrag Zijn liefde naar hen toe trekken. Hij voedt hen op. We vinden deze gedachte ook terug in de brief aan Laodicéa in Openbaring 3, waar de geestelijke toestand van onze tijd wordt beschreven en de Heer er een ernstig oordeel over moet uitspreken. Maar Hij voegt er in vers 19 aan toe: “Ik bestraf en kastijd zovelen als Ik liefheb.” De Heer kijkt vandaag vanuit de hemel neer op de aarde en ziet ieder van de Zijnen die Hem oprecht willen behagen. Hij heeft hen lief en onderwijst hen. Het is heel ernstig als de Heer ons niet meer in de weg treedt, maar ons laat gaan.

Ons gedrag in de tuchtiging (vs. 5,11)

Hoe moeten we ons gedragen als we iets moeilijks meemaken? We hebben drie mogelijkheden:

a. We kunnen “tuchtiging gering achten” (vs. 5). We zijn dan van mening: iedereen wordt ouder, iedereen komt wel eens iets onaangenaams tegen. We nemen het licht op en gaan er met humor aan voorbij. In dit geval is de vermaning tot ons gericht: “acht de tuchtiging van de Heer niet gering.”
b. We kunnen “uitgeput” raken of wanhopen bij moeilijkheden. In zo’n situatie roepen we uit: “Nu kan ik niet meer, nu wil ik niet meer!” We horen soms de uitspraak: “Goede dagen zijn gevaarlijk voor ons. Moeilijke dagen brengen ons bij de Heer.” Dat is op zich waar, zoals voorbeelden uit de Bijbel ons ook laten zien. Maar laten we niet vergeten: zware, aanhoudende problemen kunnen ons ook van de Heer verwijderen. De vijand kan ons influisteren: “Als God je zo zwaar straft, dan hoef je je geloofsleven niet meer zo nauw te nemen.” Daarom roept de Heer ons toe: bezwijk niet als u door Hem bestraft wordt!”
c. Wat is de juiste innerlijke houding? De Heer wil dat we “geoefend” worden door tuchtiging (vs. 11). Geoefende harten vragen de Heer: “Wat wilt U mij hiermee laten zien? Wat is Uw bedoeling?” Hij geeft niet altijd antwoord. Maar Hij wenst, dat we voor Hem verblijven als we getuchtigd worden. Job werd ook geoefend door tuchtiging. God bereikte Zijn doel met hem. Toch legde Hij hem nooit uit waarom Hij hem alle moeilijkheden liet doormaken. Hij toonde hem eenvoudig Zijn grootheid; dat bracht Job op de juiste plaats.

Het gevolg van de tuchtiging (vs. 10,11)

Deze passage toont ons twee gevolgen van Gods opvoeding. Het eerste wordt genoemd in vers 10: “Opdat wij aan Zijn heiligheid deel zouden krijgen.” Door de moeilijkheden die de Heer ons oplegt, maakt Hij ons los van het kwaad. Er zijn soms verkeerde dingen in ons leven die we ons pas realiseren als de tuchtigende hand van God op ons is.

Het tweede gevolg vinden we in vers 11: kastijding brengt “de vreedzame vrucht van gerechtigheid” voort. Een vrucht voor God groeit in een beproefd leven. Het wordt de vrucht van gerechtigheid genoemd omdat het in overeenstemming is met God. Het is ook vreedzaam. In de opvoeding van de Heer verdwijnt de opstandigheid in het hart en maakt plaats voor vrede. Dan heeft de Heer Zijn doel met ons bereikt.

4.3 Denken aan het hemelse doel

Hebreeën 12 vers 22-24:
22. … maar u bent genaderd tot [de] berg Sion; en tot [de] stad van [de] levende God, [het] hemelse Jeruzalem; en tot tienduizenden van engelen, [de] algemene vergadering;
23. en tot [de] gemeente van [de] eerstgeborenen, die in [de] hemelen staan opgeschreven; en tot God, [de] Rechter van allen; en tot [de] geesten van [de] tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen;
24. en tot Jezus, [de] middelaar van een nieuw verbond; en tot [het] bloed van [de] besprenkeling, dat beter spreekt dan Abel.

Nu worden onze gedachten naar de hemelse toekomst geleid om ons in de moeilijkheden van het leven moed te geven. Als mensen die nog op aarde leven, mogen we ons bezighouden met de hemel en wat ons daar te wachten staat. Het begint met de fundamentele uitspraak: “U bent genaderd tot de berg Sion.” Sion is de berg van de genade. Als deelgenoten van de hemelse roeping zijn we gekomen tot de onmetelijke genade. Genade kenmerkt onze verhouding met God. Telkens weer staan we versteld van de omvang van de genade die we al ontvangen hebben, nu ontvangen en nog zullen ontvangen. Het is een berg van genade! Alle andere uitdrukkingen in dit gedeelte beschrijven onze hemelse voorrechten met het oog op het Duizendjarig Rijk.

  • “De stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem.” In het Duizendjarig Rijk zullen er twee niveaus zijn: een aards en een hemels. Het aardse niveau is het koninkrijk van de Mensenzoon en het hemelse niveau is het koninkrijk van de Vader. De Heer leert ons hierover in de Evangeliën. Het aardse Jeruzalem is de hoofdstad van het koninkrijk op aarde en het hemelse Jeruzalem is de hoofdstad in de hemel. De gelovige Hebreeën moeten hun verwachting richten op het hemelse Jeruzalem. Zij en ook wij zullen deelnemen aan het koninkrijk vanuit de hemel. Hier staat: “U bent genaderd.” Nog niemand is het hemelse Jeruzalem binnengegaan. Toch wordt het in de voltooide tijd uitgedrukt omdat het heel zeker is, dat we het zullen bereiken.
  • “De tienduizenden van engelen, de algemene vergadering.” Slechts een paar mensen hebben engelen op aarde gezien. Wanneer we het hemelse Jeruzalem binnengaan, zullen we niet slechts één, maar duizenden engelen zien. Zij zijn de feitelijke bewoners van de hemel. Daarom worden zij de “algemene vergadering” genoemd. Als we de duizenden van deze machtige schepselen van God zien, krijgen we een diepe indruk van de almacht van God.
  • “De gemeente van de eerstgeborenen die in de hemelen staan opgeschreven.” Dit zijn de gelovigen van de genadetijd. Zij nemen een bijzondere positie in in Gods heilsplan voor de mensheid, en daarom worden zij de gemeente van de eerstgeborenen genoemd. Het is de tweede verwijzing naar de gemeente in de brief aan de Hebreeën na de vermelding in hoofdstuk 3 vers 6: “Wiens huis wij zijn.” We zullen onze geliefden terugzien die ons zijn voorgegaan. Wat zal dat prachtig zijn!
  • “God, de Rechter van allen.” God staat op de hoogste plaats. Hij is de Rechter Die in alle zaken het laatste woord heeft. Abraham erkende dit al toen hij over Hem zei in Genesis 18 vers 25: “Zou de Rechter van de hele aarde geen recht doen?.” God beheert ook alles. Nu regeert Hij in voorzienigheid, in het Duizendjarig Rijk zal Hij door Christus direct en onmiddellijk ingrijpen in de omstandigheden. Toch zullen we niet voor God komen, maar tot God, de Rechter van allen, omdat onze zaak al geregeld is. We staan aan Zijn kant. Wat een vreugde!
  • “De geesten van de tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen.” Wie zijn dat? Dat zijn de gelovigen uit het Oude Testament. We zullen hen ook ontmoeten in het hemelse Jeruzalem. We kijken ernaar uit om deze gelovigen daar te ontmoeten, die we kennen uit het Woord van God. We zullen onder andere de aartsvader Jakob zien, deze vreemde man. Vanaf zijn jeugd klopte zijn hart voor God. Maar zijn leven werd gekenmerkt door vleselijk gedrag en hij moest bitter oogsten wat hij had gezaaid. Maar aan het einde van zijn leven heeft God met hem het doel bereikt. Hij buigt zich over zijn staf en overziet zijn hele leven. Hij ziet zijn eigen wil en alle bitterheid van de oogst van zijn egoïsme. Maar hij herkent ook de Goddelijke genade die hem nooit heeft opgegeven. En daarvoor buigt hij zich neer en aanbidt. Ook Mozes, de zachtmoedigste van alle mensen, en David, de man naar Gods hart, zullen daar gevonden worden.
  • “Jezus, de middelaar van een nieuw verbond.” Zijn Persoon zal het centrum vormen van de hemelse stad. Deze gedachte wordt uitgedrukt in een bekend lied:Dort vor dem Throne im himmlischen Land
    treff ich die Freunde, die hier ich gekannt.
    Dennoch wird Jesus, und Jesus allein,
    Grund meiner Freude und Anbetung sein.Dáár voor de troon in het hemelse land
    ontmoet ik de vrienden, die ik hier heb gekend.
    Toch zal Jezus, en Jezus alleen,
    de reden voor mijn vreugde en aanbidding zijn.
  • “Het bloed van de besprenkeling dat beter spreekt dan Abel.” Dit spreekt over het verlossingswerk van de Heer Jezus en de waarde van Zijn offer. Zijn offerdood zal ook in de toekomst centraal staan. Het bloed van Abel riep op tot wraak. Het bloed van de Heer Jezus daarentegen roept ons genade toe. We zullen eeuwig met deze genade bezig zijn en ons in aanbidding neerbuigen voor de Heer Jezus Die eens aan het kruis gestorven is.

4.4 Laten wij daarom tot Hem uitgaan

Hebreeën 13 vers 13-15:
13. Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, terwijl wij zijn smaad dragen. Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. Laten wij <dan> door Hem voortdurend een lofoffer brengen [3] aan God, dat is [de] vrucht van [de] lippen [4] die zijn naam belijden.

In dit gedeelte wordt de gemeenschappelijke weg van de verlosten in duidelijke stappen aan ons voorgesteld:

  • Afgezonderd
  • Vreemdelingen
  • Pelgrims
  • Priesters
  • Aanbidders

Tot Hem uitgaan (vs. 13,14)

“Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, terwijl wij zijn smaad dragen.” Dit is een aansporing om ons samen voor Hem af te zonderen. We bewandelen dit pad niet uit hoogmoed, omdat we onszelf tot de gelovigen rekenen, of uit traditie, omdat onze voorouders het al bewandeld hebben. Nee, het belangrijkste van de afzondering is, dat we tot Hem uitgaan. Het gaat erom, dat we buiten alle menselijke religieuze organisaties alleen bij de Heer te zijn. Maar dit is met smaad verbonden.

In de brief aan de Hebreeën wordt smaad twee keer genoemd. De eerste maal is bij Mozes op zijn persoonlijke geloofsweg. Omdat hij God had beleden, ervoer hij de smaad van de wereld. Maar hij “achtte de smaad van Christus groter rijkdom dan de schatten van Egypte” (zie hfst. 11:26). Dit is de smaad die wij ervaren als we persoonlijk de Heer Jezus belijden. De tweede maal wordt hier de smaad genoemd in verband met de gezamenlijke wandel van gelovigen. Deze smaad van de religieuze wereld treft ons collectief. Er zijn gelovigen die de persoonlijke smaad tot op grote hoogte op zich nemen, maar niet bereid zijn om de collectieve vernedering te dragen. Helaas kan het omgekeerde ook het geval zijn. Er zijn christenen die bereid zijn om de gemeenschappelijke smaad op zich te nemen, maar in hun persoonlijke leven, op het werk of op school rommelen ze zo elegant door, dat niemand doorheeft dat ze bij de Heer Jezus horen. Wie zich zo gedraagt, vermijdt persoonlijke smaad. Maar wij willen beide voor onze Heiland op ons nemen.

“Wij hebben hier geen blijvende stad,” omdat we vreemdelingen zijn. Gedragen we ons als degenen die hier slechts tijdelijk zijn? Dan komt de volgende stap: “wij zoeken de toekomstige stad.” We hebben een hemelse bestemming. Daarom reizen we als pelgrims onderweg naar de hemel.

God loven en aanbidden (vs. 15)

Laten wij <dan> door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God.” Dit is praktisch priesterschap, waarin wij als christenen God loven en aanbidden. We brengen nu “lofoffers.” In de Israëlitische eredienst waren er dierenoffers. Ze wezen allemaal naar het eens-en-voor-altijd-offer van onze Heer Jezus Christus. Hij heeft alles volbracht. Ons blijven alleen de “lofoffers” over, dat is onze aanbidding. Wat wordt bedoeld met het woord “voortdurend”? Het betekent niet 24 uur per dag God loven, maar in alle omstandigheden. In heldere en donkere dagen mag onze lof tot God opstijgen.

“Dit is de vrucht van de lippen die zijn naam belijden.” Wat is dat voor een naam? Het is de Naam van de Heer Jezus. Als heilige priesters belijden we Hem voor God door Hem aanbiddend te vertellen Wie de Heer Jezus is. Als we ons voor God bezighouden met het leven en de dood van onze Heer, spreken we eigenlijk over de karaktertrekken van God Zelf, want Jezus Christus is de volledige openbaring van de onzichtbare God. “In Hem woont de hele volheid van de Godheid [5] lichamelijk” (Kol. 2:9). Zo vereren wij God, door Jezus Christus, Zijn Zoon, in onze harten bewonderen. Dit is christelijke aanbidding.

Aanbidding is wat uit de harten van broeders en zusters opstijgt naar God als we samenkomen om het brood te breken. Niet alleen de broeder die hardop een gebed uitspreekt is een priester. Aanbidding omvat alles wat opstijgt naar God vanuit de harten van degenen die bijeen zijn tijdens het gebed of tijdens het zingen van liederen of het lezen van een passage uit de Bijbel. Passende Bijbelverzen kunnen leiden tot aanbidding, net als een gebed of een lied.

4.5 Moge de God van vrede u volmaken

Hebreeën 13 vers 20,21:

20. De God nu van de vrede, die uit [de] doden heeft teruggebracht de grote herder van de schapen, onze Heer Jezus, door [het] bloed van [het] eeuwig verbond, moge u volmaken in al [het] goede tot het doen van zijn wil, terwijl Hij in ons doet wat voor Hem welbehaaglijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid tot in <alle> eeuwigheid. Amen.

De genade van God (vs. 20)

“De God van de vrede” – dit is een geweldige titel van onze God. Het laat ons zien dat God in Zichzelf volledig rust. Niets brengt Zijn troon aan het wankelen. De God van de vrede staat boven alles.

“Die uit de doden heeft terugterugbracht.” Er staat hier een voetnoot in de Duitse Elberfelder vertaling. Daar wordt God “de Terugbrenger uit de doden” genoemd. Dat is ook een prachtige titel voor Hem. Hij is een God die leven kan brengen uit de dood.

God verheerlijkte Zijn naam door “onze Heer Jezus” uit de dood terug te brengen. Daarmee liet Hij zien, dat Hij een Terugbrenger uit de doden is. Dit is van het grootste belang voor de praktijk van ons leven. God kan alleen een verschil maken in ons leven als we beseffen en toegeven, dat we uit onszelf niets kunnen doen. Dit wordt geïllustreerd door het verhaal van Abraham en Sara in hoofdstuk 11 vers 12: Toen Abrahams lichaam was gestorven, dat wil zeggen niet langer in staat was om een nakomeling voort te brengen, bracht God leven voort uit de dood door hun toch een kind te geven. God zal ook in staat zijn om bij ons daar, waar we aan het einde met onszelf gekomen zijn, vrucht voort te brengen.

De Heer Jezus is als de opgestane en verheerlijkte Mens in de hemel de “grote Herder.” Daar zet Hij Zich in voor Zijn schapen die nog op aarde zijn.

“Door het bloed van het eeuwige verbond.” Dit verwijst naar Zijn volbrachte verlossingswerk, op grond waarvan we eeuwig met God verbonden zijn. Dat lijkt de betekenis te zijn van het woord “verbond” hier. Het spreekt van onze eeuwige, onbreekbare verbinding met God, die gebaseerd is op de dood van de Heer Jezus. We kunnen deze twee geweldige feiten elke dag voor ogen houden: onze grote Herder in de hemel en zijn volmaakte verlossingswerk. Dit sterkt ons in ons praktische geloofsleven.

Onze verantwoordelijkheid (vs. 21)

“… moge u volmaken  in al [het] goede.” Dit is een oproep tot een werkzaam christelijk leven in de kracht van de Heer tot eer van God. Twee eigenschappen leren ons hoe onze werkzaamheid zich kan ontvouwen. Ten eerste moeten we ” Zijn wil doen”. Dit is gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord. Ten tweede moeten goede werken in ons tot stand brengen “wat voor Hem welbehaaglijk is.” Dit is afhankelijkheid van en overeenstemming met God. Het gaat er niet om gewoon actief te zijn, maar om Gods wil te zoeken in onze activiteiten en die te vervullen tot Zijn welbehagen.

We doen het “door Jezus Christus,” dat wil zeggen door ons hart te vullen met de Persoon van de Heer Jezus. Al onze activiteiten moeten voortkomen uit een levende geloofsrelatie met onze Heiland, anders hebben ze voor Hem geen waarde. In 2 Timotheüs 1 vers 13 draagt de apostel zijn medewerker Timotheüs op: “Houd tot voorbeeld de gezonde woorden die je van mij gehoord hebt.” Daarmee spoort hij hem aan om vast te houden aan de christelijke geloofswaarheid. Maar hij voegt eraan toe: “in geloof en liefde.” Dit moet gebeuren in gemeenschap met de Heer en uit liefde tot Hem. Als dit ontbreekt, is vasthouden aan de Bijbelse waarheid pure orthodoxie of dogmatisme.

“Hem zij de heerlijkheid tot in <alle> eeuwigheid. Amen.” Het doel van alle christelijke activiteiten is de verheerlijking van God.

We vatten deze praktische passage uit de brief aan de Hebreeën samen:

  • Laten we door geloof leven.
  • Laten we geoefend zijn in tuchtiging.
  • Laten we veel bezig zijn met het hemelse Jeruzalem.
  • Laten we samen uitgaan naar de Heer Jezus.

Is dit niet een gepast antwoord op God die spreekt in de Zoon, op de onmetelijke genade, dat we vrije toegang tot Hem hebben? Moge de God van de vrede ons te hulp komen!

 

NOTEN:
1. Letterlijk ‘wegzien,’ dit is van alle andere dingen afzien en het oog uitsluitend op één voorwerp gericht houden.
2. Dit is de aanvoerder, die de anderen vóórgaat in de loop.
3. Letterlijk ‘een slachtoffer van lof opofferen.’
4. Of ‘prijzen.’
5. Dit is hier Godheid in absolute zin, en niet zoals in Rom. 1:20 Goddelijkheid, in de zin van Goddelijk karakter.

 

Max Billeter; © www.haltefest.ch

Jaargang: 2011 – Bladzijde: 5.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW