8 jaar geleden

Het geloof van Amram en Jochebed

Bijbelplaatsen: Hebreeën 11:23; Exodus 2; Handelingen 7

De tijd dat Amram en Jochebed1 Mozes kregen, kon niet ongunstiger zijn. Eens kwam Jakob met zijn familie naar Egypte en woonde in het land Gosen. In die tijd stonden ze in de gunst bij Farao. Maar nu was het blad omgedraaid. Jozef was gestorven, en het volk was toegenomen en talrijk geworden en de nieuwe Farao, die Jozef niet kende, zag in hun een gevaar voor zijn volk (Ex. 1:6-10). Met list en hardheid maakte hij het leven van de Israëlieten bitter en dwong hen tot zware arbeid. Maar alle hardheid hielp niet – het volk vermeerderde zich nog meer (Gen. 1:12,13). Toen begon de farao zich naar de kinderen uit te strekken: als een vrouw een dochter kreeg, mocht ze leven. Maar als het een zoon was, moest hij sterven.

“In deze tijd”, zo begint Stéfanus zijn bericht, “werd Mozes geboren” (Hand. 7:20). Er kunnen zeker veel rationele redenen zijn geweest om juist in deze tijd geen kind “in de wereld te zetten”2. Hoewel deze gevaren niet altijd in dezelfde mate en op dezelfde manier bestaan, zo is het toch altijd hetzelfde geloof in dezelfde God wat deze gevaren overwinnen kan, en in God moed en kracht geven kan. De ouders van Mozes zagen dat het kind mooi was (Hebr. 11:23), “mooi voor God” (Hand. 7:20). Daarom vreesden zij het bevel van de koning niet. Al in Amram en Jochebed zien we het wonderbare geloof, dat later ook in het leven van Mozes zou worden getoond. Het geloof dat ervoor zorgt dat iemand over wat zichtbaar is, laat heenzien en iemand in onzichtbare, geestelijke realiteiten vertrouwen laat.

Amram en Jochebed zagen dat het kind mooi was en verborgen het voor drie maanden (Ex. 2:2). Stéfanus zegt over deze tijd, dat Mozes in het huis van zijn vader opgevoed werd (Hand. 7:20). Als dit tenslotte niet meer mogelijk is, gaat het geloof van de ouders een stap verder en legt Mozes in een rieten mand aan de oever van de Nijl. Hun geloof wordt beloond, en God leidt in Zijn goedheid alles zo, dat de ouders opnieuw hun kind voor een tijd terugkrijgen. Maar toen kwam de tijd dat Mozes uit huis moest worden geplaatst om in het paleis van de dochter van de Farao te komen (Ex. 2:10) en om in alle wijsheid van de Egyptenaren onderwezen te worden (Hand. 7:22).

We leren hieruit dat er een ’tijd van verbergen’ en een tijd in het huis is. In deze tijd mogen wij de kinderen die door God aan ons geschonken zijn, opvoeden. Maar er is ook een ’tijd van loslaten’, een tijd waarin we geen of weinig invloed op de ontwikkeling van onze kinderen hebben, maar ze niettemin aan God toevertrouwen mogen.

De eerste jaren van Mozes werden voor Amram en Jochebed door twee activiteiten bepaald: verbergen en opvoeden. In principe beschrijft het treffend de activiteiten die God in onze verantwoordelijkheid als ouders heeft gelegd. Wij ouders zijn ‘herders van de harten’ van onze kinderen. Wij voeden geen dressuurpaarden noch Pavlov honden op, maar kinderen met een hart. Hoe onze kinderen zich eenmaal zullen gedragen, welke keuzes zij in het leven maken, zal van hun harten afhangen (Openb. 4:23; Mark. 7:21). Amram en Jochebed verborgen Mozes voor de Farao, die de dood van hun zoon wilde. Evenzo wil satan, de overste van deze wereld, de geestelijke en morele dood van onze kinderen. Onze kinderen hebben hiervoor geestelijke en godvrezende ouders nodig, die hun kinderen voor de wereldse invloeden verbergen.

Voorts werd Mozes in het huis van zijn vader opgevoed. “Verbergen” en “opvoeden” behoren noodzakelijkerwijs bij elkaar. Eens beschermen we het hart van onze kinderen, en dan mogen we het ook vullen. We kunnen niet precies zeggen hoeveel tijd Mozes in het huis van zijn ouders heeft doorgebracht. Na drie maanden moest Jochebed het kind te vondeling leggen (Ex. 2:3). In opdracht van de dochter van de farao om het kind de borstvoeding te geven, kon Mozes door de goedheid van God in het huis van zijn ouders blijven, totdat hij “groot werd” en zijn moeder hem naar de dochter van de farao bracht (Ex. 2:10). Omdat kinderen toen langer dan vandaag de borstvoeding kregen, moeten we ervan uitgaan dat Mozes geen zuigeling meer was, maar eerder een peuter.

We weten niet precies hoe de ouders deze tijd benut hebben. Maar als we kijken naar het leven van Mozes, dan kunnen we er toch niet omheen, dat het zaad daarvoor precies in de tijd in het huis van zijn ouders gezaaid is.

Mozes kwam dus naar het paleis, waar hij de dochter van de Farao “tot zoon” werd. Daarmee veranderde zijn leven radicaal. Behoorde hij eens tot dit gehate volk, nu behoorde hij tot de meest bevoorrechte van het land. Een prachtige en glorieuze toekomst lag voor hem. In alle wijsheid van de Egyptenaren werd Mozes spoedig machtig in woorden en werken (Hand. 7:22). Ondanks alle luxe, alle verstrooiing en alle bezigheden ontstond echter iets in zijn hart, dat hem tot geloofsdaden bracht.

Aan de ene kant was er de bevoorrechte positie als de zoon van Farao’s dochter en al de schatten van Egypte, en anderzijds een veracht en vijandig volk Israël. Aan de ene kant roem, eer en luxe, anderzijds minachting, ontbering en vijandschap. Zo kan het oog van ongeloof dingen gezien en beoordeeld hebben. Maar het geloof van Mozes brengt hem ertoe de dingen in hun ware licht te zien en dienovereenkomstig te handelen. Het geloof van Mozes overwint het tijdelijke, het zichtbare en het vergankelijke, en laat hem op het eeuwige, het onzichtbare en blijvende zien. Door het geloof begreep Mozes dat dit volk Gods volk was, aan wie de beloften van God werden beloofd. Niet Egypte, maar Israël behoorde de toekomst. Mozes wilde liever een tijd met dit volk van God slecht behandeld worden, dan tijdelijk van de zonde te genieten (Hebr. 11:25-26).

Als kind verborgen de ouders van Mozes hem voor het vijandige systeem van Egypte, zo lang ze dat konden. Maar nu wendt de volwassen Mozes zich van dit systeem af met alle gevolgen van dien. En mogen we met betrekking tot de keus van Mozes voor het volk van God ook niet het zaad in de opvoeding van het huis van de ouders zien?

Wanneer God ons kinderen heeft toevertrouwd, dan hebben we de verantwoordelijkheid om onze kinderen te verbergen en op te voeden. Wij willen hen enerzijds beschermen en anderzijds hen Christus bekend maken. Er is een ’tijd van verbergen’. Het is opmerkelijk dat Mozes alleen toen werd blootgesteld, toen er geen andere weg meer was (zie Ex. 2:3). Aangezien in Duitsland de algemene schoolplicht geldt, ligt dit punt op uiterlijk 6 jaar oud. Ook wanneer het vandaag heel normaal en redelijk schijnt te zijn, om kinderen al vroeger aan vreemd toezicht toe te vertrouwen, behoren we als Godvrezende ouders de verantwoordelijkheid die God ons gegeven heeft, waar te nemen en niet over te dragen. Wat onze verantwoordelijkheid als ouders aangaat zullen we al het mogelijke doen om in de harten van onze kinderen zaad te planten, dat er op gericht is om eenmaal op te komen, zodat onze kinderen – ondanks alle voorzieningen die deze wereld te bieden heeft – weigeren om met haar op een of andere wijze verbonden te zijn. Mogen zij eenmaal in geloof ervoor kiezen om de smaad van Christus in deze wereld te dragen, om uiteindelijk eenmaal met Hem verheerlijkt te verschijnen. Van God hebben we onze kinderen ontvangen – voor Hem willen we hen opvoeden.

NOTEN VERTALER:
1. Zie Exodus 6:19; Numeri 26:59.
2. Een uitdrukking die in onze tijd het ongeloof in scheppen door God duidelijk laat zien.

Online in het Duits sinds 13.10.2017.

Friedemann Werkshage, © www.bibelstudium.de

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW