5 jaar geleden

Heer, hoe moet ik het dan zeggen?

Schriftgedeelten: Exodus 4 vers 10,11; Handelingen 4 vers 29 ; 2 Korinthe 4 vers 7; 12 vers 9,10.

Exodus 4:10: “Toen zei Mozes tegen de HEERE: Och Heere, ik ben geen man van veel woorden. Dat ben ik sinds jaar en dag al niet, zelfs niet vanaf het ogenblik dat U tot Uw dienaar gesproken hebt, want ik spreek onduidelijk en moeizaam”.

Als we deze passage in zijn verband zien, dan is de reactie van Mozes hier zeker niet juist. We moeten dat vasthouden, zonder met een vinger naar hem te wijzen, omdat we dezelfde gevallen natuur hebben als hij. En hoe vaak hebben wij God weerstaan, hoewel Hij ons duidelijk een opdracht gaf en Hij ons verzekerde van Zijn hulp?

Toch is wat Mozes zegt, naar mijn mening niet verkeerd. Bekwaamheid om te spreken had hij eigenlijk niet. Hij voelde dat niet alleen, dat was een feit. De fout van Mozes ligt daarin, dat hij zijn zwakheid en onvermogen als excuus gebruikt om Gods opdracht niet uit te voeren. Komt dit ons bekend voor?

Juist in het verkondigen van het evangelie worden we altijd weer geconfronteerd met de grote vraag: ‘Hoe moet ik het dan zeggen? Wat moet ik dan zeggen? Wordt het begrepen? Wordt het opgenomen?’ We hebben de indruk dat het verkondigen van het evangelie nog nooit moeilijker is geweest dan in onze postmoderne consumenten- en pleziermaatschappij van de 21e eeuw in West-Europa. Er kunnen veel vraagtekens zijn. En met de vraagtekens de gelatenheid.

Wat ons betreft, zo mogen en moeten we ons de woorden van Mozes eigen maken. Maar we doen dit door ons voor hulp te wenden tot Hem die de mond gegeven heeft (Ex. 4:11). Als we aan de ene kant met de woorden van Mozes ons onvermogen hebben erkend voor de Heer, kunnen we in dezelfde ademtocht de Heer vragen: “En nu, Heer, […] geef uw slaven met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken …” (Hand. 4:29).

Voelen we ons niet in staat voor een taak, een dienst? Wij zijn het! Maar laat ons Hem vertrouwen die met de opdracht ook de bekwaamheid geeft. De vraag is daarom niet zozeer: “Kan ik dat doen?”, maar “Moet ik dat doen?”. En wanneer we dit in gebed voor Hem overwogen hebben en tot een “ja” gekomen zijn, dan doen we de opdracht die Hij ons heeft gegeven in het bewustzijn: “de kracht wordt in zwakheid volbracht!” (2 Kor. 12:9). Dat is misschien verootmoedigend voor ons, maar leidt tot Zijn verheerlijking, “opdat de uitnemendheid van de kracht van God is, en niet uit ons …” (2 Kor. 4:7).

Friedemann Werkshage; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 27.12.2018.

 

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW