Psalm 131
1. Een pelgrimslied, van David.
HEERE, mijn hart is niet hoogmoedig, mijn ogen zijn niet trots, ook wandel ik niet in dingen die te groot en te wonderlijk voor mij zijn.
2. Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust en tot stilte gebracht, als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder, mijn ziel is in mij als een kind dat de borst ontwend is.
3. Israël, hoop op de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid.
Drie accenten
Deze psalm heeft drie accenten:
- Nederigheid;
- onderwerping aan de wil van de Heer;
- vrede in het hart.
We lopen gevaar meer over nederigheid te spreken in plaats van nederig te zijn. Met hoogmoed hebben we allemaal te maken: dit is bijzonder snel merkbaar wanneer het om onszelf of om onze persoonlijke omgeving gaat. Nederigheid kunnen we van de jonge Gideon leren die gezegd heeft: “Zie, mijn geslacht is het armste in Manasse en ik ben de jongste in mijn familie” (Richt. 6:15).
Een noodzakelijke vereiste voor het ware dienen van God is echte nederigheid. Omdat wij deze van nature niet bezitten, moeten we nederigheid leren. Nederigheid toont zich niet in woorden maar in onze levenshouding. Een negatief voorbeeld vinden we in Mattheüs 20 vers 20: Daar komt de moeder van Jakobus en Johannes bij de Heer Jezus en knielt voor Hem neer. Dat is een uiterlijke uitdrukking van nederigheid. Maar gelijktijdig vraagt zij om de hoogste plaats voor haar beide zonen. Dat is pure hoogmoed. In tegenstelling daarmee is de Heer Jezus op de weg naar het kruis om daar de laatste plaats in te nemen. Met het oog op de volkomen nederigheid van onze Heer is deze vraag bijzonder grof. Handelen wij niet soms net zo? Wij behoren tot Hem die de onderste plaats ingenomen heeft, en begeren als Zijn discipelen een ereplaats!
Het is indrukwekkend hoe de Heer met deze vraag omgaat. Hij zegt niet: Nu neem Ik Mij andere discipelen. Nee, in zachtmoedigheid verdraagt Hij haar, echter gaat op haar vleselijke wens niet in. Dat is een belangrijke les voor ons. Vaak kleden wij onze egoïstische wensen in een vrome mantel. Maar de Heer onderkent ze en vervult ze niet. Ondanks dat geeft Hij ons niet op. Zo moeten ook wij nooit aan het streven van de oude natuur van de gelovigen toegeven, deze echter ondanks hun vleselijk gedrag verdragen.
a) Nederigheid van het hart
“HEERE, mijn hart is niet hoogmoedig”. Nederigheid begint in het hart. Vaak moeten wij nederigheid door eigen falen leren. Maar de Heer heeft eigenlijk een andere weg voor ons voorzien. Hij wil dat we nederigheid begrijpen onder het kruis. Daar beseffen wij hoe diep onze Heiland Zich voor ons vernederd heeft. Dat maakt ons hart nederig. Een oude term voor nederigheid is “nederige gezindheid”. Het toont ons dat het in de eerste plaats om een innerlijke instelling gaat. De Heer Jezus is het volmaakte voorbeeld: “… leert van Mij want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Matth. 11:29).
b) Nederigheid in het leven
“Ook wandel ik niet in dingen die te groot en te wonderlijk voor mij zijn”. Als we in ons hart niet zo veel van onszelf verwachten, dan zijn we in ons persoonlijk leven, in onze familie, in de plaatselijke gemeente bescheiden. Of iemand werkelijk nederig is, onderkent men, zodra het moeilijk wordt. Wanneer we door onrecht aangegrepen worden, openbaart zich onze instelling. Dan ziet men of bij ons werkelijke nederigheid aanwezig is.
Een positief voorbeeld daarvan is David, toen hij voor zijn zoon Absalom vluchten moest en door Simeï vervloekt werd. Abisaï wilde de lasteraar daarvoor onthoofden. Maar David antwoordde: “Wat heb ik met u te maken, zonen van Zeruja? Ja, laat hem vervloeken, want de HEERE heeft tegen hem gezegd: Vervloek David, en wie zou dan zeggen: Waarom hebt u dat gedaan?” (2 Sam. 16:10). In de diepste vernedering door zijn zoon Absalom toonde David de hoogte van zijn geloof en nam ook deze belediging nederig van God aan. Het gevolg van ware nederigheid is, dat wij ons niet overschatten. Helaas komt het altijd weer voor, dat jonge christenen een beroep willen uitoefenen, die te veeleisend voor hen is. Ze grijpen te hoog, in plaats van nederig bij dat te blijven, wat de Heer voor hen wil. Ook in het werk van de Heer voert zelfoverschatting van de dienaar tot moeilijkheden onder de gelovigen en vaak tot tragische gevolgen voor de betrokkenen. Vele broeders zouden door de Heer zeker beter gebruikt kunnen worden, wanneer zij de maat erkennen en die niet overschrijden zouden.
Onderwerping aan de wil van God
“Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust en tot stilte gebracht, als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder, mijn ziel is in mij als een kind dat de borst ontwend is”. Toentertijd werden de kleine kinderen enkele jaren lang met moedermelk gevoed. Daarom was de verandering van melk naar vaste voeding een smartelijk proces. Het kind verzette zich daartegen en huilde soms urenlang. Maar de moeder mocht niet toegeven, anders zou ze het doel niet bereiken. Zodra het kind zich echter in de nieuwe situatie schikte, was het gespeend1.
Kennen we dat ook in het geestelijke leven? Er is iets wat ons moeite geeft, wij verzetten ons ertegen en roepen tot God. Maar Hij reageert er niet op. Waarom? Omdat Hij wil dat wij onze tegenstand opgeven en het wat de situatie betreft eens worden met Hem.
Daarom staat er niet “als een kind dat de borst ontwend is, van maar bij zijn moeder”. De Heer wacht ook, totdat wij rustig bij Hem worden. Hij wil graag dat wij ons onder Zijn wil stellen en bij Hem blijven. Dan krijgen we een ‘geestelijke gelatenheid’ en gaan in rust aan Zijn hand verder. We zien dat wij niets veranderen kunnen, maar we blijven bij de Heer als een ontwend kind bij zijn moeder.
Vrede in het hart
“Israël, hoop op de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid”. Hier gaat het om de vrede van ons hart, die wij nu en eeuwig in verbinding met Jezus Christus genieten mogen.
De eeuwige rust verwachten wij in het Vaderhuis. Daar zullen wij de Heer Jezus zien en de eeuwige liefde van de Vader tot de Zoon aanbiddend beschouwen. Dan zullen wij – geheel vrij van egoïsme – onszelf vergeten en alleen in deze wonderbare Goddelijke liefde rusten.
Deze vrede van een hart, dat niet aan zichzelf maar aan Jezus Christus denkt, wil de Heer nu al bewerken.
Er is een grote tegenstelling in het leven van de gelovige: egoïsme of Christus. In Filippi 2 vers 21 klaagt de apostel: “Allen zoeken hun eigen [belang], niet dat van Jezus Christus”. Het egoïsme maakt ons ongelukkig en verwoest alles. Jezus Christus daarentegen maakt ons werkelijk gelukkig en vervult alles. Wanneer wij nederig ons hart en ons leven met de heerlijke Persoon van onze Verlosser vullen, komen wij bij Hem op aarde al tot rust. We kunnen dan met Paulus zeggen: “Te leven is voor mij Christus” (Fil. 1:21).
In nederigheid en geestelijke gelatenheid – die niet met onverschilligheid te verwisselen is – blijven we bij de Heer en wachten op Hem. In deze houding kan God in ons ware aanbidding bewerken
Max Billeter, © Beröa Verlag
Oorspronkelijke plaatsing in het Nederlands 7 oktober 2016.
Herplaatsing: 11 oktober 2021.
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW