10 maanden geleden

Een reis door de kleine profeten (7) – Nahum

Bijbelgedeelte: Nahum 1 vers 1 – 3 vers 19

Nahum kondigt het oordeel over Ninevé aan. Deze goddeloze stad zou veroverd en vernietigd worden. Ongeveer 150 jaar eerder was de stad Gods oordeel bespaard gebleven omdat ze zich had bekeerd in reactie op de prediking van Jona. Maar de verandering van hart duurde niet lang. Nu dreigde haar ondergang.

De boodschapper

De profeet Nahum kwam uit Elkos. De locatie van deze stad is vandaag de dag niet meer bekend; sommigen spreken van een Galilése stad, anderen van een Judese stad. Het is mogelijk om de datering van de profetie van Nahum te beperken: Aan de ene kant moet het zijn geweest na de verovering van No-Amon (Thebe) door de Assyriërs (663 v.Chr.), omdat deze gebeurtenis als een historisch feit wordt genoemd in Nahum 3 vers 8-10, en aan de andere kant vóór de verwoesting van Ninevé door de Meden en Babyloniërs (612 v.Chr.), want dit is wat de profeet aankondigt. Nahum gebruikt indrukwekkende en krachtige taal.

De boodschap

De Joden waren bang voor de Assyriërs, die militair zeer succesvol waren en veel machtiger dan zijzelf. Nahum maakt echter duidelijk dat de val van Ninevé – de hoofdstad van het Assyrische rijk – een Goddelijke beslissing was. Nahum spreekt bijna uitsluitend over de val van Ninevé. In hoofdstuk 1 wordt het oordeel over Ninevé aangekondigd, in hoofdstuk 2 wordt de uitvoering getoond en in hoofdstuk 3 wordt de oorzaak voorgesteld.

De vergelijking met de profeet Jona is interessant. Jona benadrukt de goedertierenheid van God (Jona 4:2b) en sluit zijn boek dan ook af met een verslag van Gods barmhartigheid jegens Ninevé (Jona 4:11). Nahum daarentegen vermeldt dat God de schuldigen geenszins als onschuldig beschouwt (Nah. 1:3) en eindigt zijn profetie met een verwijzing naar het oordeel over Ninevé (Nah. 3:19). Dit laat zien dat God niet toestaat, dat Zijn genade misbruikt wordt. Omdat de stad Ninevé is teruggekeerd naar haar zonden, moet zij ook het oordeel ondergaan.

Een blik op de profetie van Nahum

“Dan zal het gebeuren dat allen die u zien, bij u vandaan zullen vluchten en zeggen: Ninevé is verwoest! Wie zal haar zijn medeleven betuigen? Waar zal ik troosters voor u zoeken? … ook u zult een vesting zoeken vanwege de vijand” (Nahum 3:7,11).

Laten we eerst een korte blik werpen op de ontwikkeling van het Assyrische Rijk en zijn hoofdstad Ninevé:

  • Rond 800 vóór Christus: Jona predikt bekering in Ninevé.
  • 734 vóór Christus: Onder Tiglath-Pileser leiden de Assyriërs Ruben, Gad en de halve stam Manasse in gevangenschap.
  • 722 vóór Christus: Het hele noordelijke koninkrijk wordt weggevoerd onder Salmaneser en Sargon.
  • 701 vóór Christus: Sanherib valt Juda aan, maar wordt gedwongen zich terug te trekken zonder iets bereikt te hebben.
  • 663 vóór Chr.: Assurbanipal verslaat een Egyptische opstand en vernietigt de Egyptische stad No-Amon.
  • 627 vóór Christus: Assurpanibal sterft. De macht van het Assyrische rijk valt snel uiteen.
  • 612 vóór Christus: Ninevé wordt veroverd en verwoest door de Babyloniër Nabopolassar en de Meder Cyaxares.

In 614 vóór Christus werd Ninevé aangevallen door de Babyloniërs en de Meden. Dit werd gevolgd door een twee jaar durend beleg (vgl. 3:14). Aanvankelijk weerstond Ninevé de druk. De Tigris en zijn zijrivieren, die rond en door de stad stroomden, droegen hier zeker aan bij: ze vormden een natuurlijke hindernis voor vijandelijke troepen en brachten voldoende drinkwater naar de omsingelde stad. De Assyriërs zelf hadden echter een paar jaar eerder bewezen, dat rivieren geen betrouwbare bescherming bieden door de “rivierstad” No-Amon te veroveren (3:8 e.v.). Bij de stad Ninevé, die als een watervijver was (2:8), werden de rivieren zelfs een ramp: het jaar 612 vóór Christus bracht een verwoestende overstroming (vgl. 1:8). De watermassa’s spoelden de vestingwerken weg (vgl. 3:12) en drongen de stad binnen door de vloedpoorten die de vijand had geopend – tot aan het koninklijk paleis (vgl. 3:7). Uiteindelijk slaagden de vijandelijke troepen erin deze grote, rijke en roofzuchtige “bloedstad” binnen te dringen (1:12; 2:10; 3:1) en er een bloedbad aan te richten (3:3). Ninevé werd in brand gestoken (3:13,15) en zo volledig verwoest, dat deze trotse stad een kamp voor wilde dieren werd (Zef. 2:13-15).

In deze dagen van nood was er geen troost voor de ongelovige Ninevieten (3:7). Ze moesten hun toevlucht zoeken vanwege de vijand (3:11) – maar konden geen echte schuilplaats vinden. Voor Gods volk was en is het heel anders. Nahum betekent “trooster,” en hij troost het volk door God voor te stellen als hun toevluchtsoord: “De HEERE is goed, Hij is tot een vesting op de dag van de benauwdheid” (1:7).

Het verschil tussen de gelovige en de ongelovige wordt vooral duidelijk in crisissituaties. De ongelovige zinkt weg in zijn ellende zonder troost of steun: “Maar de ogen van de goddelozen zullen bezwijken, voor hen is de mogelijkheid tot ontvluchten verloren. Het uitblazen van de ziel is hun enige hoop” (Job 11:20). De gelovige echter wordt door God getroost in beproeving en heeft een onneembare vesting en toevlucht in Hem. “Ik zeg tegen de HEERE: Mijn toevlucht en mijn burcht, mijn God, op Wie ik vertrouw!” (Ps. 91:2).

Wij kinderen van God hebben een Toevlucht. Maar gebruiken we die? Gaan we naar God in onze nood? Als we ons door dit vers laten motiveren om meer onze toevlucht bij Hem te zoeken, dan hebben we een belangrijke les geleerd. Dan zou deze “onbekende” kleine profeet ons een nuttige impuls hebben gegeven voor ons geloofsleven.

 

Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 08.07.2006.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW