3 weken geleden

De waarde van gelovige vrouwen (17) – De dochter van Filippus

Filippus, de evangelist, had vier dochters en alle vier profeteerden ze. Dat is heel bijzonder: alleen Filippus wordt in het Nieuwe Testament een evangelist genoemd en van deze vier zussen in het geloof weten we alleen dat zij (vrouwen) geprofeteerd hebben …

8 januari 2025

Het moet een bijzonder mooi en ook bemoedigend moment zijn geweest toen de apostel Paulus, die de oudsten van Efeze in Miléte had ontmoet en daarna op weg ging naar Jeruzalem, in Caesaréa kon onderbreken en het huis van Filippus, de evangelist, kon binnengaan, zoals in Handelingen 21 vers 8 staat, die één van de zeven was. Eén van de zeven, dit verwijst naar Handelingen 6, waar we vinden, dat de Grieks sprekende Joden mopperden tegen de Hebreeën, omdat ze vonden dat hun weduwen over het hoofd werden gezien in de dagelijkse dienst. En dan vinden we, dat Petrus en de twaalf in wijsheid handelden en zeven mannen lieten kiezen door de gemeente daar in Jeruzalem, die aan de ene kant een goed getuigenis hadden, vol van de Heilige Geest en wijsheid, en die vervolgens de taak kregen om de tafel te bedienen, dat wil zeggen, uiterlijk, we zouden kunnen zeggen diaconaal werk.

En dan staat er, dat Stéfanus, een man vol geloof en de Heilige Geest, en Filippus en anderen onder hen werden gekozen – dezelfde Filippus waar we het hier in ons hoofdstuk over hebben, die toen ook in staat was om deze wonderbaarlijke bediening te doen in Handelingen 8, ten eerste met betrekking tot Samaria en ten tweede met betrekking tot de kamerling. En het is bij hem, dat Paulus zich nu weer bevindt.

In Handelingen 21 vers 8 en 9 staat: “En de volgende dag gingen wij weg en kwamen in Caesaréa; en wij gingen het huis van de evangelist Filippus binnen, die [één] van de zeven was, en bleven bij hem. Deze nu had vier maagdelijke dochters die profeteerden.” Er wordt niets meer gezegd over deze vrouwen, deze trouwe zusters. Maar het is op de een of andere manier ontroerend, dat de Heer zo’n trouwe man eert, zo’n trouwe evangelist, de enige die als persoon in Gods Woord een evangelist werd genoemd, hoewel er natuurlijk meer waren. Paulus was een evangelist, Timotheüs was duidelijk een evangelist, want hij moest het werk van de evangelist doen en dat maakt duidelijk, dat hij een evangelist was, want het werk van een evangelist kan gedaan worden door degene die een evangelist is, die daarvoor de genadegave heeft ontvangen. En dit wordt uitdrukkelijk gezegd van deze Filippus, en God gaf hem vier dochters, die nog maagden waren op het moment dat Paulus tot hen kwam, en zij waren degenen die profeteerden.

Het is interessant, dat hier niet wordt gezegd, dat ze profeten waren, maar dat ze profeteerden. Wanneer het volgende vers spreekt over Agabus die vanuit Judéa naar Filippi komt, wordt hij uitdrukkelijk een profeet genoemd. In hun geval wordt de activiteit als eerste of in het middelpunt geplaatst, omdat Agabus in dit opzicht duidelijk een gave voor de gemeente was, wat niet over deze dochters wordt gezegd. Zij staan dus op de grond van wat we in 1 Korinthe 11 nog zullen bekijken, namelijk dat zusters, hoewel ze geen publieke bediening hebben, maar wel de mogelijkheid, ook het vermogen hebben om te profeteren.

In 1 Korinthe 11 vers 5 staat duidelijk, dat elke vrouw die met onbedekt hoofd bidt of profeteert haar hoofd onteert, enzovoort. Maar daarmee wordt duidelijk, dat een vrouw, een zuster, zowel kan bidden als profeteren. Wat is profeteren? De hoogste vorm van profetie is dat wat we geïnspireerd vinden in Gods Woord. Want de apostel Paulus zegt, dat het Woord van God volgens Efeze 2 gebouwd is op dit fundament van de apostelen en profeten. In Efeze 2 vers 19 en 20 staat: “Dus bent u geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar u bent medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf de Hoeksteen is.” Dit gaat dus over de gemeente van God. En op dezelfde manier in 1 Korinthe 3, waar de apostel Paulus zegt, dat er geen ander fundament kan worden gelegd dan het fundament dat er is, dat is Jezus Christus, en dat is gelegd in Gods Woord voor de ontvangers door de profeten en apostelen die het hebben opgeschreven. We zien dus geïnspireerde profetieën. Dan vinden we profetieën die dingen voorspellen, net zoals in het Oude Testament werd voorspeld wat Christus zou doen en dat Christus zou komen, allemaal dingen die te maken hebben met de Persoon van de Heer Jezus, met Zijn eerste komst en met Zijn tweede komst. Dan vinden wij dat ook, dat wil zeggen, dat zijn dingen die van fundamentele aard zijn. Dan vinden we wat Agabus hier doet, die iets voorspelt met betrekking tot de apostel Paulus, namelijk in Handelingen 21 vers 11: “… de man van wie deze gordel is, zullen de Joden zó binden in Jeruzalem en overleveren in handen van [de] volken”.

En dan, ten vierde, vinden we dat profetie volgens 1 Korinthe 14 iets is dat gesproken wordt vanuit de tegenwoordigheid van God, vanuit persoonlijke gemeenschap met de Heer, en gesproken wordt in de concrete levensomstandigheden van de toehoorders. Dat wat dient tot opbouw van de gemeente. 1 Korinthe 14 vers 4: “Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op; maar wie profeteert, bouwt de gemeente op.” En dit wordt al uitvoerig genoemd in vers 3: “Maar wie profeteert, spreekt voor mensen [tot] opbouwing, vermaning en vertroosting.”

Profetie heeft dus een brede reikwijdte en in deze tijd is er niets meer, dat voorspeld hoeft te worden, laat staan geïnspireerd, het staat allemaal in het Woord van God. Maar vandaag de dag hebben we nog steeds deze bediening van profetie, dat wil zeggen, voor opbouw, voor vermaning, voor vertroosting, die ook door zusters gedaan kan worden. Wat de specifieke inhoud van de bediening van deze dochters van Filippus hier was, wordt niet in detail gezegd. Maar er wordt gezegd, dat ze profeteerden. Dat wil zeggen, dat ze zeker opbouw, troost, vermaning en bemoediging hebben aangereikt en mogelijk ook de opdracht van de Heer hebben gekregen om in bepaalde gevallen persoonlijke dingen te profeteren als ze de zusters dienden. Dit wordt hier niet verder uitgewerkt. We vinden niet, dat ze een rol speelden in verband met inspiratie, zoals we bij Paulus vinden, zoals we bij Judas vinden in zijn brief en anderen die een profetische, geïnspireerde bediening hebben gedaan in het Woord van God, of anderen volgens 1 Korinthe 14 ook in de gemeente van God in de samenkomsten, waar uitdrukkelijk wordt gezegd, dat vrouwen moeten zwijgen. Vrouwen mogen profeteren, vrouwen hebben dit voorrecht en dat vinden we hier bij de dochters van Filippus.

Dat deze dienst beperkt is, wordt duidelijk in 1 Timotheüs 2, waar expliciet staat dat de vrouw net zo vermaand wordt als de man, maar niet om overal te bidden, maar om in haar uiterlijk bescheiden te zijn. In vers 9 staat dat. Vervolgens in vers 10 wat gepast is voor de vrouw om de vrees van God te belijden, namelijk door goede werken. En in vers 11, dat haar omgeving bij haar is in stilheid, in onderdanigheid. In vers 12, dat het uitdrukkelijk niet is toegestaan dat de vrouw leert, noch dat zij over haar man heerst, maar dat zij moet stil zijn. Met andere woorden, precies wat hier in Handelingen 21 als kader wordt weergegeven, vinden we als leerstellige basis in 1 Timotheüs 2. De Heer Jezus gaf gelovige zusters niet de taak om zo’n profetische bediening te doen, om te profeteren ten opzichte van mannen. Ze moeten stil zijn, het wordt hen duidelijk gemaakt, dat het niet hun plaats is om over de man te heersen, om de man te onderwijzen, ze moeten stil zijn.

Daarom ook hier, en dat is opvallend, hoewel er vier dochters waren en de Heer een boodschap had voor de apostel Paulus, neemt Hij niet één van de vier dochters, als de eerste niets had dan de tweede kunnen nemen, of anders de derde of de vierde, maar uitdrukkelijk Agabus, omdat het ging om een dienst aan een man, in dit geval aan Paulus.

Maar dat neemt helemaal niets weg van deze waardevolle bediening van profetie die zusters kunnen doen met betrekking tot zusters. Als ze een zuster willen bemoedigen, als ze het op hun hart hebben om naar iemand toe te gaan die in gemeenschap met de Heer is om te bemoedigen of te vermanen of te troosten, dan is dit een waardevolle dienst die zusters kunnen doen met betrekking tot zusters, juist in de persoonlijke sfeer.

Nogmaals, 1 Timotheüs 2 maakt het duidelijk, het gaat natuurlijk niet, laten we zeggen, over conferenties, het gaat niet over zo’n dienst op een publieke of semi-publieke plaats, maar het gaat erom dat deze dienst in het persoonlijke wordt gedaan. En als een zuster deze beperkingen in acht neemt die Gods Woord ons laat zien, dan zal het een bediening zijn die tot zegen is. Dan zal het een bediening zijn die goed is voor de ontvangers. En we kunnen zusters alleen maar aanmoedigen om de taak van bidden en profeteren juist binnen dit kader te zien en een zieke zuster te bezoeken, een oude zuster te bezoeken, jongere zusters niet alleen praktische instructies te geven zoals ons in Titus 2 wordt voorgehouden, maar ook om op het hart en geweten van zo’n zuster, misschien een jongere zuster, te leggen wat naar de gedachten van God is. Dit is een bediening van profeteren, aansporen, bemoedigen, troosten.

Hoeveel troost is nodig in een tijd waarin, zoals dat wel eens gezegd wordt, men met de stroom meegaat en waarin zoveel achteruitgang te zien is, waar ook zoveel ontbreekt in de persoonlijke godsvrucht, in de persoonlijke toewijding aan de Heer zoveel gebrek vast te stellen is, we als zuster een andere zuster echt helpen om de Heer te eren, om een geestelijke hulp te zijn, om de juiste prioriteiten te stellen in het leven. Maar het is ook essentieel om de taken in het gezin te zien volgens Titus 2. Misschien is dit een belangrijke taak die vandaag de dag over het hoofd wordt gezien, waar veel wordt gedacht en gehandeld naar aardse maatstaven, naar aardse criteria, om de Bijbelse criteria weer voor ogen te hebben om te handelen naar Gods gedachten en ook om uw leven te oriënteren. Of het nu als vrijgezelle zuster is of als getrouwde zuster of als zuster die als moeder, echtgenote en moeder ook kinderen heeft en voor kinderen moet zorgen op de manier zoals Gods Woord dat bedoelt. Een zeer waardevolle dienst en wat geweldig als deze dienst wordt uitgevoerd omdat het gebieden betreft die moeilijk zijn voor broeders om uit te voeren en te vervullen.

Net zoals God vrouwen niet de taak heeft gegeven om broeders, mannen te dienen, is het opvallend dat Paulus bijvoorbeeld Titus en Timotheüs niet opdraagt om naar allerlei zusters te gaan, maar dat Titus tegen de oudere zusters moet zeggen, dat ze naar jongere zusters moeten gaan. Dit laat zien hoe voorzichtig wij als mannelijke dienaren moeten zijn in de omvang en toepassing van onze bediening; en omgekeerd, hoe waardevol zo’n dienst voor jullie zusters is als deze in de juiste geest en binnen het juiste kader plaatsvindt. Wat een zegen zou het zijn als deze dienst meer door jullie zusters zou worden uitgevoerd.

 

Manuel Seibel; © www.bibelpraxis.de

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW