3 jaar geleden

De representatie van de eenheid

24.02.2006

Sommige gelovigen beschouwen het samenkomen alleen maar van de kant van de mens. Zij zien als doel van het samenkomen het ontvangen van een zegen door het Woord van God. Het verlangen door Gods Woord opgebouwd, verkwikt en onderwezen te worden, werkt de Geest van God in het hart van iedere christen. Moet hij dit door Hem zelf bewerkte verlangen uitdoven? Absoluut niet!

Tussenkopjes zijn van het Bijbel Forum

Veel gelovigen zullen het met deze gelegenheid moeten doen, namelijk de samenkomsten van de christenen bezoeken, en zij zullen zeker een zegen ontvangen. Bekijkt men de vraag van het samenkomen alleen vanuit deze zijde – wat men echter nooit zou moeten doen -, dan zou het van secundair belang zijn waar men onder de klanken van het Woord komt, als het maar in waarheid en zuiverheid wordt verkondigd.

Uitdrukking van het behoren tot de ene gemeente

Alleen, er is nog iets anders wat erg belangrijk is in verband met het samenkomen: men geeft uitdrukking aan het lidmaatschap van een of ander genootschap van christenen, want de betreffende christenen komen op een bepaalde grondslag samen, op een vastgelegde grondslag. Daarbij heeft het de christenen aan de nodige zorg en gehoorzaamheid aan Gods Woord ontbroken, zodat een groot aantal gemeenten en kerken is ontstaan.

Nu is het een onbetwistbaar feit dat de heilige Schrift slechts één lidmaatschap op christelijke bodem kent, namelijk de vergadering of gemeente, die door de Heilige Geest op de pinksterdag in het leven geroepen is: “Eén lichaam en één Geest” (Ef. 4:4), “Immers wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden hetzij Grieken, hetzij slaven hetzij vrijen, en ons allen is van één Geest te drinken gegeven” (1 Kor. 12:13).

Deze uiterst belangrijke waarheid van de eenheid van het lichaam, de eenheid van alle kinderen van God, is zeer duidelijk. Waarom zouden degenen, die door dezelfde Verlosser van het eeuwig verderf gered werden, die dezelfde Heilige Geest ontvangen hebben en de ene God als hun Vader aanroepen, die op hetzelfde Woord steunen en zich naar hetzelfde doel, de hemelse heerlijkheid spoeden, niet één zijn? Het zou onnatuurlijk en onbegrijpelijk zijn, als het anders was.

De gemeente – het lichaam van Christus

De eerste keer wordt de gemeente in het Nieuwe Testament in Mattheüs 16 genoemd. De Heer Jezus Zelf zegt: “… op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen” (vs. 18); ze was toen ook nog toekomstig, maar de Heer deelt Zijn bedoeling aan de discipelen mee. Dat de vergadering of gemeente – hoe men haar noemt, is niet zo belangrijk, maar het is belangrijk dat men met het woord de juiste gedachten verbindt – dit met Hem zo nauw verbonden lichaam, het lichaam van Christus is, blijkt duidelijk uit Kolosse 1 vers 18: “En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente”, of ook uit Efeze 1 vers 22-23: “… en Hem als hoofd over alles gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is, de volheid van Hem Die alles in allen vervult“.

De gemeente is dus het lichaam van Christus, en Hij is het hoofd van dit lichaam, Hij regeert het. Uit laatst genoemde tekstplaats komt nog de overweldigende gedachte naar voren, dat dit lichaam de volheid, dat betekent de voltooiing, van het Hoofd is.

Verschillende “gemeenschappen” zijn onverenigbaar met de eenheid van het lichaam

Het is duidelijk dat het met betrekking tot de bovenstaande waarheid niet alleen belangrijk is, dat het Woord van God zuiver verkondigd en met een gewillig hart ontvangen wordt, maar dat door de wijze van samenkomen ook de waarheid van de ene gemeente, van het ene lichaam en zijn hemels Hoofd, niet ontkend wordt. Omdat de kinderen van God op aarde één zijn, is het hiermee onverenigbaar, wanneer zij zichzelf bijzondere en verschillende namen geven. De eenheid van het lichaam wordt door het opstellen van inzettingen of statuten of door onderscheidende namen praktisch geloochend. Hierdoor scheiden zulken zich praktisch af van de overige christenen, die de betreffende namen of de desbetreffende gemeente-ordening niet erkennen kunnen. Daarbij is het een contradictio in terminis1, als men de eenheid van de kinderen van God als zodanig erkent en toch in bepaalde christelijke denominaties en systemen volhardt. Immers, niet wat je zegt, maar wat je doet is maatgevend. Niemand beoordeelt een mens naar zijn misschien mooie woorden, maar alleen naar zijn daden, en dat is ook helemaal in orde. De Heer Zelf zegt: “Aan hun vruchten zult u hen herkennen” (Matth. 7:16,20). Het is dan ook volkomen zonder waarde met de mond de eenheid van alle gelovigen te erkennen, terwijl men zich met anderen op de bodem van een christelijke vereniging met een bepaalde naam vergadert. Wie op deze wijze handelt, weerspreekt zijn eigen belijdenis.

Verbondenheid van de afzonderlijke leden van het lichaam

De waarheid van het ene lichaam toont ons ook, dat al zijn leden nauw met elkaar verbonden zijn, en wel zodanig dat deze verbinding niet intiemer kan zijn, dan ze daadwerkelijk is. Wilt men daartoe nog andere verbindingen invoeren, dan geeft men daarmee te kennen, dat de door de Geest van God bewerkte eenheid niet genoeg is. Welk doel kan het hebben, dat Gods kinderen met elkaar bondgenootschappen sluiten? Wanneer men de verschillende leden van een menselijk lichaam nog door andere banden met elkaar verbindt, dan wordt de samenhang van de leden onderling in geen geval inniger, maar zal alleen maar in hun bewegingsvrijheid beperkt worden. Deze banden zijn dus niet alleen onnodig, maar zelfs schadelijk, en zo is het ook met het geestelijk lichaam.

Oecumene is niet de eenheid van het lichaam

Wat hebben we nu met het oog op de verdeeldheid van het volk van God in onze tijd te doen? Moeten we de kinderen van God zo veel als mogelijk is proberen samen te voegen, met andere woorden, moeten we proberen de “eenheid” te bewerken? Zodra we dat doen, verklaren we de eenheid van de Geest, dat is de eenheid die de Heilige Geest heeft aangebracht, als niet bestaand.

Maar we zien in de Schrift dat God nooit Zijn gedachten opgeeft noch Zijn voornemens loslaat. Als vandaag een ziel wedergeboren wordt door het geloof in het verlossende werk van Christus in een of andere christelijke gemeenschap, aan welk lichaam voegt de Geest van God hem toe? Tot het lidmaatschap van de desbetreffende gemeenschap? In geen geval, want anders zou Hij deze gemeenschap als terecht bestaand in tegenstelling tot andere erkennen. Integendeel, de Geest van God voegt deze ziel aan een lichaam toe, dat Hijzelf op de pinksterdag geformeerd heeft, namelijk aan de gemeente van de levende God. Een ander lichaam kent Hij niet, en wij moeten ook geen andere kennen, dat wil zeggen, erkennen. De eenheid kunnen we niet veroorzaken, maar moeten haar bewaren, zoals er geschreven staat: “… en u beijvert de eenheid van Geest te bewaren in de band2 van de vrede” (Ef. 4:3).

Bewaren van de eenheid van de Heilige Geest

De ware christenen zijn dus gehouden om de reeds bestaande eenheid van de Heilige Geest te bewaren en niet haar plaats te vervangen door een menselijk bouwwerk. “Bewaren” betekent, zich zo vergaderen en te gedragen dat men zich verre houdt wat de eenheid van de Geest praktisch loochent of opheft; en dat veronderstelt dat men – en daartoe behoort ook het bewaren van de leer van deze eenheid – deze alleen erkent en vasthoudt. Ondanks het verval in het christendom, de vele richtingen en partijen, ziet de Heilige Geest alle wedergeborenen in één lichaam, het lichaam van Christus, verenigd en door de band van de liefde met elkaar verbonden. Ja, het is allen gegeven om te drinken van één Geest. Het geloof staat op dezelfde grondslag, en doet een christen dat niet, dan gaat hij een eigenwillige weg, wat betreft het getuigenis van God in de dagen van verval.

Ieder afzonderlijk kan ook in deze donkere dagen met anderen, die op dezelfde grondslag staan, die zich alleen vergaderen tot de Naam van de Heer Jezus, de representatie van het ene lichaam, de gemeente van God, verwerkelijken. Hij kan getrouw het hele Woord van God vasthouden, zowel met betrekking tot de leer over de gemeente en haar getuigenis op aarde, alsmede de leiding en de werking van de Geest in het midden van de heiligen en het gebruik van de door Hem geschonken gaven. Ieder afzonderlijk kan voor het evangelie bidden en meehelpen, voor zover God hem daartoe de mogelijkheid geeft; hij/zij kan zijn plaats in het gezin en beroepsleven naar de gedachten van God innemen, en zo zal hij/zij een licht zijn tot lof en tot verheerlijking van zijn/haar Heer. Het is heel belangrijk en gezegend, de gemeente, die het voorwerp van Zijn innigste genegenheid en hoogste zegening is, in dagen van verwarring en neergang met Zijn ogen te beschouwen en met gelijkgezinden te verwerkelijken.

Het is voor ons zeer bemoedigend te zien, dat ook de gelovigen van het Oude Testament zich vasthielden aan de gedachte van de eenheid van het volk van Israël, hoewel zij geen vermaning zoals wij hadden “om de eenheid te bewaren”. Het twaalfstammige Israël vormde onder David en Salomo een koninkrijk, maar werd na de dood van Salomo in een tienstammenrijk (Israël) onder leiding van Jerobeam, en in een tweestammig koninkrijk (Juda) tijdens de regering van Rehabeam verdeeld. De profeet Elia bouwde een altaar van twaalf stenen, hij dacht in geloof aan alle twaalf stammen, hoewel slechts tien stammen aanwezig waren. Er staat in 1 Koningen 18 vers 31: “Elia  nam twaalf stenen, overeenkomstig het getal van de stammen van de zonen van Jakob”. Hetzelfde geloof zien we ook bij Hizkia, de koning van Juda van het tweestammenrijk. Ook hij dacht aan geheel Israël, van Berseba tot Dan, want hij liet een oproep uitgaan “dat zij moesten komen om in Jeruzalem het Pascha te houden voor de HEERE, de God van Israël”. De ijlboden gingen door heel Israël en Juda op weg met de brieven van de hand van de koning en zijn leiders, …” (2 Kron. 30:5,6).

In latere dagen zien we bij het uit gevangenschap teruggekeerde overblijfsel hetzelfde principe. Hoewel er slechts twee stammen in het land waren, staat er van hen in Ezra 6 vers 17: “Zij offerden ter inwijding van dit huis God honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en als zondoffer voor heel Israël, twaalf geitenbokken, naar het aantal stammen van Israël”; spoedig daarna offerden zij die uit de ballingschap waren teruggekomen “brandoffers voor de God van Israël: twaalf jonge stieren voor heel Israel …” (Ezra 8:35).

Als we onder deze omstandigheden zien dat de gelovige Israëlieten aan het hele twaalfstammige volk dachten, hoewel slechts een deel aanwezig was, en we de christenheid, of beter gezegd, de wedergeboren christenen met hen vergelijken, dan hebben ze allen reden om zich te schamen. Hoe velen of hoe weinigen denken in werkelijkheid aan het gehele volk van God en niet alleen aan het deel, waar zij, onder een speciale benaming misschien, deel van uit maken! En hebben degenen die afgezonderd van menselijke systemen zich alleen vergaderen tot de naam van de Heer, ook niet redenen bij de aanbidding meer dan ooit de eenheid van het volk van God, voorgesteld in het ene brood, te gedenken? Mogen zij allen met vreugde eraan denken, dat zij aan de verheven viering van het avondmaal van de Heer op de grondslag van de eenheid van de Geest, mogen deelnemen! Het is die zijde van de tafel van de Heer, die nooit dáár tot uitdrukking komen kan, waar men zich tot een geloofsgemeenschap met een bepaalde naam verenigd heeft.

De representatie van de eenheid aan een plaats

Het zullen in dagen van verval slechts weinigen zijn, die de eenheid van de Geest bewaren willen; de meesten van de overigen zijn onverschillig tegenover deze belangrijke waarheid. Aangezien er meestal nog andere christenen op dezelfde plaats zijn, zullen het slechts weinigen zijn die samenkomen tot de Naam van de Heer Jezus. De Heer Jezus noemt het kleinste aantal van gemeenschap, twee of drie, waar Hij het niet te min vindt om in hun midden te zijn. Deze weinigen alleen om de Heer Jezus vergaderd vormen weliswaar niet de gemeente van God in hun woonplaats – want daartoe behoren alle gelovigen die daar zijn -, maar zij representeren de gemeente daar. Het is ook een verheven (sublieme) plaats die de telbare enkelen innemen: De Heer Jezus is in hun midden. Hun samenkomen ontvangt gezag door Zijn aanwezigheid, maar daaruit resulteert ook hun verantwoordelijkheid, namelijk alleen dat te doen, wat met Zijn wil overeenkomt.

Welk een betekenis heeft toch zelfs een kleine gemeente, wanneer zij iemand tot gemeenschap aan de tafel van de Heer toelaat of iemand daarvan uitsluit, want hun handelen geldt voor alle gemeenten van de hele aarde! Daarom moeten de broeders geestelijk zijn, zodat ze voorkomende aangelegenheden ook geestelijk, dat wil zeggen in overeenstemming met de gedachten van de Heer, kunnen beoordelen. Wat een ernstige waarschuwing voor alle broeders, die het hoge voorrecht hebben om aan genoemde dienst deel te mogen nemen! Mogen zij allen in een waarachtig geestelijke gezindheid voorgaan, terwijl zij hun beoordeling ten eerste bij zichzelf en daarna bij hun huis en dan pas verder daar bovenuit werken laten!

Moge het ons allemaal ernst zijn met het oog op de eenheid van de kinderen van God, het als kostbaar in het hart te bewaren en in de praktijk van het leven te verwerkelijken!

 

* * *

NOTEN VERTALER:
1. Van een contradictio in terminis (Latijn voor “tegenspraak in termen”) spreekt men als uit een bepaalde verbinding tussen woorden al kan worden afgeleid dat zoiets onmogelijk is. {Wikipedia}
2. Eigenlijk sterker: ‘samenbinding’.

 

Walter Briem, © Bibelpraxis.de

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW