2 jaar geleden

De profeet Daniël (02)

Daniël 2 vers 1-13

Hoofdstuk 1 was een soort inleiding tot dit boek, het eigenlijke begin van de profetische boodschap is hoofdstuk 2. Hoofdstuk 1 was als het ware de voorbereiding op de show die nu volgt. Het toonde ons het toneel van de gebeurtenissen, de betrokkenen en het resultaat van God. Een jongeman en zijn drie vrienden eerden God door trouw en vertrouwen in gevangenschap in een vreemde en goddeloze omgeving. Zij willen zich niet verontreinigen, en God reageert daarop door hun als beloning meer wijsheid te geven dan alle anderen. Hoofdstuk 3 laat vervolgens zien dat een getrouw overblijfsel – op welk tijdstip dan ook – vervolgingen zal moeten doorstaan. Dus het toont ons:

  • Hoofdstuk 1: de trouw van het gelovige overblijfsel;
  • Hoofdstuk 2: de wijsheid en het inzicht van het gelovige overblijfsel, en
  • Hoofdstuk 3: de vervolgingen van het trouwe overblijfsel vanwege hun trouw.

Dit lange hoofdstuk 2 zou nu ongeveer in de volgende delen kunnen worden verdeeld:

  • Vers 1–11: de ontoereikendheid van de menselijke wijsheid om de gedachten van God te onderscheiden; de wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God (1 Kor. 3:19);
  • Vers 12–30: De edele gezindheid van Daniël, enerzijds uitgedrukt in nederigheid en bescheidenheid, anderzijds in vrijmoedigheid van geloof;
  • Vers 31–36: de beschrijving van de droom die Nebukadnezar had;
  • Vers 37–45: de uitleg van de droom;
  • Vers 46–49: De reactie van Nebukadnezar op de droom en de uitleg ervan.

In het tweede regeringsjaar van Nebukadnezar had Nebukadnezar dromen. Daardoor werd zijn geest verontrust en was het met zijn slaap gedaan. Toen zei de koning dat men de magiërs, de bezweerders, de tovenaars en de Chaldeeën moest roepen om de koning zijn dromen bekend te maken. Zij nu kwamen en gingen vóór de koning staan” (vs. 1-2).

“De vergeten droom” zou de passende titel voor dit hoofdstuk kunnen zijn. Nebukadnezar had een droom die hij daarna weer vergat. We leren hieruit een eerste belangrijke les: God heeft de touwtjes volledig in handen! Hij regeert hier niet meer rechtstreeks, maar Hij heeft de teugels in Zijn hand. Of het nu gaat om grote ontwikkelingen of om kleine onopvallende dingen – God heeft te allen tijde de touwtjes in handen, ook vandaag! Het was God Die de droom gaf, en het was God Die Nebukadnezar de droom deed vergeten. Beide samen leiden ertoe, dat deze godvruchtige jongeman volgens zijn raad voor de grootste koning van de aarde wordt gebracht die ooit heeft bestaan. God staat aan het roer, ook vandaag!

Het kan een zekere moeilijkheid opleveren dat Daniël en zijn vrienden drie jaar lang moesten worden heropgevoed (Dan. 1:5), en dat hij deze droom hier al in het tweede jaar van de regering van Nebukadnezar moest uitleggen. De reden daarvoor ligt in de verschillende manieren om de jaren van het koningschap te tellen. Alles hier is Babylonisch, inclusief de manier van het tellen van de regeringsjaren. Als Daniël 1 vers 1 spreekt over het derde jaar van de regering van Jojakim, dan was het volgens Jeremia 25 vers 1 eigenlijk al zijn vierde jaar. In de Babylonische telling werd het eerste jaar van de regering niet geteld als het jaar van de troonsbestijging. Daarom werd het tweede jaar dat volgde gerekend als het eerste jaar van de regering, en dus is het hier genoemde tweede jaar van de regering van Nebukadnezar eigenlijk al zijn derde jaar.

Dromen is hier meervoud; Nebukadnezar had bij één enkele droom kunnen zeggen, dat het kwam door zijn grote bezigheid (Pred. 5:2). Kennelijk had God meerdere malen via dromen tot hem gesproken, waardoor hij besefte dat er meer aan de hand moest zijn dan alleen een droom. Uit vers 29 blijkt, dat Nebukadnezar zelf had nagedacht over de toekomst van zijn koninkrijk. Hij was een zeer intelligente man die niet gedachteloos bij de dag leefde. En toen kwamen deze dromen die elkaar aanvulden en door God via Daniël werden uitgelegd in dit eenduidige beeld. Nebukadnezar moest leren, dat God Zelf iets met hem ging doen en dat Hij door middel van Nebukadnezar iets wilde bewerken. Hij moest leren, dat God hem deze macht had gegeven en dat hij anderen nodig had om deze dingen te begrijpen. God had inderdaad de macht aan de volkeren gegeven, maar het begrip ervan lag alleen bij de trouwe gelovigen uit het overblijfsel van Zijn volk.

In het Oude Testament openbaarde God Zich ook via dromen. Vandaag is dit niet langer de regel, de Heilige Geest woont in ons en wij hebben het voltooide Woord van God in onze handen, en daarin leren wij de gedachten van God vandaag. Daarom moeten we dromen geen gewicht toekennen, die ze vandaag de dag niet meer hebben.

De koning riep zijn hele wetenschappelijke en religieuze elite bijeen als reactie op deze dromen. Zij beoefenden dingen die God zijn volk uitdrukkelijk had verboden, maar die aan het einde van hun aardse geschiedenis onder Manasse toch werden beoefend (Deut. 18:9-12; 2 Kron. 33:5,6). Daarom moest God het aangekondigde oordeel over Zijn volk brengen.

Nebukadnezar had, vanuit zijn gezichtspunt, alles gedaan wat nodig was om wijsheid aan zijn hof te hebben, maar toen deze wijsheid tot het uiterste werd beproefd, dacht hij niet aan Daniël. Vreemd, want hijzelf had hen toch tien maal beter gevonden dan al zijn volk (Dan 1:20). Hij moet hem vergeten of zelfs veracht hebben. Deze raadgevers hadden enige invloed op de regeringszaken en -beslissingen van de koning (Jes. 47:12,13). Toen zij opdracht kregen Nebukadnezar zijn dromen te vertellen, omvatte dit zowel het noemen van de dromen als het aangeven van de betekenis ervan.

“De koning zei tegen hen: Ik heb een droom gehad, en mijn geest is zo verontrust dat ik die droom wil weten. Toen spraken de Chaldeeën tot de koning, in het Aramees: O koning, leef in eeuwigheid! Vertel uw dienaren de droom, dan zullen wij de uitleg ervan te kennen geven. De koning antwoordde en zei tegen de Chaldeeën: De zaak staat wat mij betreft vast. Als u mij de droom en de uitleg ervan niet laat weten, zult u in stukken worden gehouwen, en zullen uw huizen tot een mesthoop worden gemaakt. Maar als u de droom en de uitleg ervan wel te kennen geeft, zult u geschenken, een beloning en bijzondere eer van mij ontvangen. Daarom, geef mij de droom en de uitleg ervan te kennen” (vs. 3–6).

In de eerste verzen van dit hoofdstuk maken verschillende omstandigheden absoluut duidelijk, dat hier de tijden van de volken zijn aangebroken:

  • Allereerst moet worden opgemerkt, dat de heidense koning deze dromen had ontvangen van God, niet van de profeet uit Israël. Pas in hoofdstuk 7 is het Daniël die het tweede visioen over deze tijd van de volken in een droom ontvangt, maar eerst is het hier in hoofdstuk 2 de koning Nebukadnezar, de wereldlijke heerser. God maakt door deze omstandigheid ook duidelijk, dat Israël niet meer op de eerste plaats staat;
  • ook worden vanaf hoofdstuk 2 de tijden niet meer geteld naar de jaren van de koningen van Israël, maar naar de regeerperiode van de wereldlijke heersers (zie vs. 1);
  • vanaf vers 4, het antwoord van de Chaldeeën aan de koning, schrijft God Zijn Woord niet meer in het Hebreeuws tot het einde van hoofdstuk 7, maar in de taal van het volk, dat nu de heerschappij had. Vooral het gedeelte over Babylonië en Medo-Perzië is in het Aramees geschreven. Vanaf hoofdstuk 8, wanneer het weer meer over het Joodse volk gaat, laat God het weer in het Hebreeuws schrijven.

Dat de koning zijn eigen droom niet meer kende en nu niet alleen de uitleg van de droom van zijn wijzen eiste, maar ook de hele droom zelf, wordt duidelijker uit de Engelse vertaling van JND. Wat hier is vertaald als “de zaak staat wat mij betreft vast,” vertaalt Darby als “de opdracht [woord, zaak, ding] is van mij uitgegaan,” wat zoveel betekent als “de zaak is verdwenen of van mij gevlucht.” Het Hebreeuws is dusdanig schaars in zijn woordvoorraad, het heeft veel minder vormen dan het Duits, dat het in sommige gevallen niet eenvoudig is de betekenis duidelijk te begrijpen. Maar het idee hier lijkt te zijn, dat Nebukadnezar slechts een indruk had van deze geweldige droom, maar dat hij de openbaring van God eigenlijk niet meer voor zich had en niet meer onder woorden kon brengen.

Nebukadnezar had zijn macht van God gekregen, maar dat betekende nog niet dat hij in overeenstemming met God leefde en naar God vroeg. In hoofdstuk 3 krijgen we de morele kenmerken van zijn koninkrijk te zien, maar ook hier vinden we twee trekken in zijn machtsuitoefening: hij was een goddeloos man, en hij was een wreed en gewelddadig man, zoals ook de profeet Habakkuk hem beschrijft (Hab. 1:5-13). Het was niet alleen een test voor de Chaldeeën die Nebukadnezar hen op de proef wilde stellen, maar het was voor hen een zaak van leven en dood. Er was slechts één wreed en verschrikkelijk vooruitzicht voor hen: of ze hielpen de koning en interpreteerden zijn droom, of ze zouden op de wreedste manier hun leven verliezen. Nebukadnezar had last van zijn dromen en was wanhopig om er duidelijkheid over te krijgen. Aan de ene kant toont het zijn alles overtreffende macht, maar aan de andere kant toont het ook zijn totale onwetendheid over God. Dit is trouwens het beeld van de wereld tot op heden; en zelfs alle wetenschap in de wereld kan dit niet veranderen – zonder God en zonder hoop (Ef. 2:12).

“Zij antwoordden voor de tweede keer en zeiden: Laat de koning aan zijn dienaren de droom vertellen, dan geven wij de uitleg ervan te kennen. De koning antwoordde en zei: Ik weet zeker dat u tijd probeert te winnen, omdat u ziet dat de zaak wat mij betreft vaststaat. Als u mij de droom niet laat weten, dan is er voor u maar één vonnis! U hebt met elkaar afgesproken om een leugenachtig en bedrieglijk woord tegen mij te zeggen, totdat de tijd zou veranderen. Daarom, vertel mij de droom, dan weet ik dat u mij ook de uitleg ervan te kennen kunt geven. De Chaldeeën antwoordden in de tegenwoordigheid van de koning en zeiden: Er is geen mens op de aardbodem die de zaak van de koning te kennen zou kunnen geven. Daarom is er ook geen koning, hoe groot of machtig ook, die een zaak als deze gevraagd heeft van welke magiër, bezweerder of Chaldeeër dan ook. Want de zaak waar de koning om vraagt, is te moeilijk. Er is niemand anders die het in de tegenwoordigheid van de koning te kennen kan geven dan de goden, die hun verblijf niet bij de schepselen hebben” (vs. 7–11).

De wijzen van Babylon konden de droom van Nebukadnezar niet voorspellen noch verklaren, hoewel zij beweerden te kunnen doordringen in geheime goddelijke dingen. Het ging dus om twee verschillende eisen van de koning. Daarom vertelt Daniël later de droom zelf voordat hij de uitleg geeft.

Waar nu de wijzen van Babylon op de proef worden gesteld, moeten zij hun totale onvermogen belijden. Het is de totale ineenstorting van alle wereldse wijsheid. Maar de verlegenheden van de mens zijn de gelegenheden van God. God liet het zover komen, dat ze noch de weg naar binnen, noch de weg naar buiten wisten. Zijn hand leidde het zo, dat Zijn trouwe getuige voor de hoogste autoriteit werd gebracht.

Daniël wist, net als Jozef, dat de uitleg van dromen van God is (Gen. 40:8). Wanneer God door dromen spreekt, staat Hij niet toe, dat de uitleg uit Zijn handen wordt genomen. De Chaldeeën hadden een zeer hoge mate van zekerheid, dat zij de droom konden uitleggen als zij die kenden (vs. 4). Maar deze zelfverzekerdheid werd gevoed door occult vertrouwen, en het bleek een illusie te zijn. Deze Chaldeeën drukken nog twee dingen uit, waarvan het ene waar en het andere niet waar is. Het is waar, dat geen mens op aarde deze droom aan de koning kon uitleggen, en het is niet waar dat zij toen hun toevlucht namen tot hun goden. Beide worden zichtbaar door het optreden van God. Maar het was toen voor Daniël toch mogelijk door openbaring van God (Ps. 25:14).

“Hierdoor werd de koning woedend en zeer verbolgen, en hij beval dat men al de wijzen in Babel om moest brengen. De wet ging dan uit dat de wijzen ter dood gebracht moesten worden. En men zocht ook Daniël en zijn vrienden om ter dood gebracht te worden” (vs. 12–13).

Nebukadnezar was onrechtvaardig en wreed in zijn optreden, en ook Daniël en zijn vrienden zouden aan de dood worden overgeleverd. Het is niet helemaal duidelijk in hoeverre dit bevel al was uitgevoerd toen Daniël en zijn vrienden werden binnengebracht. Maar hier wordt ook een profetisch beeld duidelijk. Het trouwe overblijfsel zal voor deze dood worden gespaard, Daniël en zijn vrienden werden ontzien. Een verwijzing naar de komende dagen waarin God het trouwe overblijfsel van Israël zal beschermen en hen in de zegeningen van het koninkrijk zal brengen.

Daniël en zijn vrienden moesten waarschijnlijk gezocht worden, omdat hun drie jaar training al voorbij waren en zij zich niet meer in het hof van de koning bevonden (verg. met vs. 1).

 

Achim Zöfelt; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 30.01.2014.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW