Schriftplaatsen: Genesis 22:13-14
Een ram in het struikgewas
“Toen sloeg Abraham zijn ogen op en keek om, en zie, achter hem zat een ram met zijn hoorns verstrikt in het struikgewas” (Gen. 22:13).
God is nooit zonder uitweg. Juist de menselijke verlegenheden zijn Zijn gelegenheden. Ook op het moment dat een plaatsvervangend offer voor Izak nodig was, had Hij een weg om Zich te verheerlijken: een ram dat met zijn hoorns verstrikt zat in het struikgewas, stond er klaar voor.
De ram wijst op de Heer Jezus, de hoorns op Zijn goddelijke kracht (Deut. 33:17; Amos 6:13). Onze Heiland heeft Zijn goddelijke kracht niet gebruikt om Zichzelf te redden, maar anderen (verg. Matth. 27:42). Hij had gemakkelijk van het kruis af kunnen komen, maar hij werd – om in de beeldspraak te blijven – “met zijn hoorns verstrikt”. Ja, het was de goddelijke macht van Zijn liefde die Hem vasthield aan het kruis en die de nagels de kracht gaf om Hem aan het kruis vast te houden. Vanwege Zijn volmaaktheid had Hij ten allen tijde naar God terug kunnen keren. Echter zoals de Hebreeuwse slaaf die zijn dienst voltooid had, wilde Hij uit liefde tot God, voor Zijn gemeente en Zijn kinderen niet vrijuit gaan (Ex. 21:5). Zijn liefde was zo groot dat Hij bereid was het oordeel van een levende God over onze zonden dragen. Salomo was onder de indruk van de grootheid van deze liefde, toen hij schreef: “Want de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf; haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de HEERE. Vele wateren kunnen de liefde niet uitblussen en rivieren spoelen haar niet weg” (Hoogl. 8:6,7).
Plaatsvervanging
“Abraham ging erheen, nam die ram en offerde hem als brandoffer in de plaats van zijn zoon” (Gen. 22:13).
Hoewel het begrip zelf niet in dit vers wordt genoemd, zo hebben we hier toch de grondslag van plaatsvervanging. De ram stierf in plaats van Izak. Het nam zijn plaats in en stierf plaatsvervangend voor hem. Door het offer van de ram werd Izak bevrijd van de dood.
Zoals de ram voor Izak, zo stierf Christus voor ons. Hij nam aan het kruis van Golgotha onze plaats. De macht van Zijn liefde bracht Hem op het altaar, waar Hij stierf als onze plaatsvervanger. “Want ook Christus heeft eenmaal voor [de] zonden geleden, [de] Rechtvaardige voor [de] onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen” (1 Petr. 3:18). De Heer Jezus stierf onze dood, opdat wij Zijn leven zouden kunnen leven.
We hebben gezien dat Izak op veel plaatsen in dit gedeelte een voorafschaduwing van Christus is. Echter, zoals bij alle voorafschaduwingen in het Oude Testament, zo blijft ook hier het beeld ver achter bij de werkelijkheid, die alleen in Christus te vinden is. Voor Izak was er een plaatsvervanger, een ram die in het struikgewas met zijn hoorns verstrikt was, maar voor onze Heer was er niemand. Nee, niemand kon Hem dit grote en zware werk afnemen. Onze Heiland moest Zelf het offerlam zijn. Hij moest Zelf onze zonden in Zijn lichaam aan het hout dragen (1 Petr. 2:24). God heeft Hem, Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hij heeft Hem voor ons allen overgegeven (Rom. 8:32).
“Jaweh-Jireh”, of “de Heer zal voorzien”
“En Abraham gaf die plaats de naam: De HEERE zal erin voorzien. Daarom wordt heden ten dage gezegd: Op de berg van de HEERE zal erin voorzien worden” (Gen. 22:14).
De Heer had in de beproeving een wonderbare uitgang gecreëerd, zodat Izak kon worden gespaard. Daarbij had Abraham zijn God van een geheel nieuwe kant leren kennen. Hij heeft Hem als een God ervaren, Die ook in uitzichtloze situaties een uitweg geven kan. Daarom noemde hij die plaats “Jahweh-Jireh”, of “de Heer zal voorzien”. Eeuwen later getuigde deze plaats van de wonderbare ervaring die Abraham ooit met God had opgedaan.
Hoe vaak hebben gelovigen in, menselijk gesproken, hopeloze situaties ervaren dat God nooit zonder uitweg is. “Waar de hulp van mensen ten einde is, bleven machtig Zijn handen!” Vooral in situaties waarin geen oplossing te zien was, beleefden zij de trouw van hun God, Die niet toeliet dat zij boven vermogen verzocht werden, maar met de verzoeking ook de uitkomst gaf, zodat zij ze verdragen konden (1 Kor. 10:13;. verg. 2 Kor. 4:8). De Heer wil, dat we ook zulke ervaringen hebben! Ook ons wil Hij Zich als de “Jehovah-Jireh”, voorstellen, als Degene die voorzien zal, die met de verzoeking ook de uitkomst geven zal!
Wordt DV vervolgd.
Daniel Melui, © www.Bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW