Handelingen 2 vers 14-23
Vers 14-21
We hebben hier het begin van de bediening van de apostel Petrus. Hij was hersteld van zijn val en was voorbereid op de bediening die de Heer hem had toevertrouwd. Hij staat op met de elf discipelen, in overeenstemming met de woorden van de Heer. Jezus sprak over de Heilige Geest als de Getuige en zei toen tegen de discipelen: “En u zult ook getuigen, omdat u van [het] begin af bij Mij bent” (Joh. 15:27).
Overigens moet worden opgemerkt dat de dienst van Petrus verschillende taken omvatte. Volgens Mattheüs 16 vers 19 gaf de Heer hem de sleutels van het koninkrijk der hemelen. Daarom introduceerde hij Joden en mensen uit de volkeren in het koninkrijk, zoals blijkt uit de Handelingen van de apostelen. Verder, verwijzend naar zijn geval, zei de Heer tegen hem: “… en jij, als je eens bekeerd bent, versterk je broeders” (Luk.22:32). Daarom kon Petrus de Joden toeroepen: “U echter hebt de Heilige en Rechtvaardigen verloochend”, maar ook: “… ik weet dat u het uit onwetendheid hebt gedaan” en: “… bekeert u!” (Hand. 3:14,17,19). Hij wees op hun schuld en kon hen een genade verkondigen, die hem zelf ten deel gevallen is. Na het herstel van Petrus vertrouwde de Heer hem de zorg voor Zijn Joodse schapen toe. Net als de Goddelijke Herder, die Zijn eigen schapen uit de Joodse stal voerde en vervolgens leidde en voor hen zorgde, verkondigde ook Petrus bekering en vergeving van zonden en zorgde voor de schapen van de Heer in overeenstemming met de ontvangen opdracht: “Hoed Mijn schapen … Weid Mijn schapen” (zie Joh. 21:17).
Zodra Petrus hoorde, dat de discipelen ervan werden beschuldigd vol zoete wijn te zijn, stond hij op met de elf discipelen. Hij richtte zich tot de Joden van verre, evenals tot allen die in Jeruzalem woonden, en in hun hardheid van hart de werkingen van de kracht van de Heilige Geest gelijkstelden aan de uitwerkingen van dronkenschap, een ernstige oproep. Hebben ze de Zoon des mensen in hun midden niet ook een gulzigaard en wijndrinker genoemd? (Luk. 7:34).
Petrus wees met het oog op het vroege ochtenduur hun belachelijke bewering af. Het was het derde uur van de dag (negen uur volgens onze dagindeling), een tijd die herinnert aan het uur van de kruisiging (Mark. 15:25). In zijn toespraak beantwoordt Petrus ook de spot van de Joden van Jeruzalem en de vragen van de Joden die uit verre gebieden kwamen. Zijn toespraak omvat:
- Het citaat van de profetie Joël (vs. 17-21) en
- de verwijzing naar de persoon van de Heer, die in hun midden was, gekruisigd werd en aan de rechterhand van God verheven is, vanwaar Hij de beloofde Heilige Geest heeft gezonden.
Met begrip van de Schriften die de Heer aan de discipelen gegeven had, en onder de werkzaamheid van de Heilige Geest, vond Petrus in de Schriften de waarheden die bevestigden wat hij de mensen moest voorleggen. Hij legde uit dat het wonder van talen de vervulling is van een profetie van Joël (Joël 2:28-32). Deze profetie gaat over de gebeurtenissen die zullen plaatsvinden in de laatste dagen – vóór de grote dag van de Heer wanneer de Assyriër, de laatste vijand van het volk, zal worden vernietigd. In die laatste dagen zal in de harten van het Joodse overblijfsel een werk van bekering plaatsvinden. En de Heer zal zijn Geest uitstorten over alle vlees, zowel over Israël als over de volken om de zegeningen van het duizendjarige rijk te genieten.
Deze profetie kon slechts gedeeltelijk worden vervuld op de Pinksterdag. Want in plaats van zich te bekeren, heeft het volk het getuigenis van de Heilige Geest verworpen en het gelovige overblijfsel waarop de Heilige Geest gekomen was, vormde de “gemeente”. De grote dag van de HEER werd uitgesteld tot een later punt in de tijd.
Daarmee is de bedeling van de genade ingevoerd, dat het evangelie verkondigt aan zowel Israël als de volken, en alle gelovigen aan de gemeente toegevoegd werden. Zo werd vervuld wat er in vers 21 staat: “En het zal gebeuren dat ieder die [de] naam van de Heer aanroept, behouden zal worden”. Maar ook aan het eind wordt deze naam dan aangeroepen.
De profetie van Joël heeft aldus zijn voorlopige vervulling gevonden door de uitstorting van de Heilige Geest op bekeerde Joden en mensen uit de volken. Dat was de vroege regen. De late regen zal aan het einde komen en de profetie van Joël zal dan volledig vervuld zijn, de zegen van het duizendjarige rijk. De verzen 18 en 21 verwijzen naar de periode van de “gemeente”, maar de verzen 19 en 20 zullen pas aan het einde vervuld worden.
De aanhaling van het citaat uit Joël volgt bijna letterlijk de Septuaginta. Tussen de tekst van het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament zijn er echter verschillen die de Geest van God gebruikt om de profetie op het heden toe te passen. De oorspronkelijke tekst van de profeet Joël en de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, luidden: “En daarna zal het geschieden” … . De uitdrukking “in de laatste dagen” (Hand. 2:17) is de versie van het Nieuwe Testament. Het is algemener en kan van toepassing zijn op zowel de dagen van de apostelen als ook op toekomstige dagen. Bedoeld wordt de laatste dagen van de lankmoedigheid van God jegens Israël, waarin de beproeving van de mens ten einde is. Ze komen overeen met wat Paulus “het einde van de eeuwen” noemt in 1 Korinthe 10 vers 11: het einde van de verschillende bedelingen die voorafgingen aan de komst van Christus. Het “daarna” in Joël wijst er nauwkeuriger op, dat na de bekering van Israël de Heilige Geest op alle vlees zal worden uitgestort.
Handelingen 2 vers 18 zegt: “Ja, op mijn slaven en op mijn slavinnen …”. Dit verwijst naar de dienaren en dienaressen van de Heer van de huidige dag van genade, die toen de Heilige Geest ontvingen. “De dienaren en de dienaressen” in Joël daarentegen zijn vooral die van het Joodse volk.
Het Nieuwe Testament voegt er verder een karakteristieke toevoeging aan toe. In de aanhaling van Petrus, van hetzelfde vers, staat: “en … zullen profeteren”. Deze woorden worden niet in het Oude Testament gevonden, maar zij maken de profetie die op de gemeente wordt toegepast volledig, en zij omschrijven alles wat in de huidige bedeling wordt geprofeteerd. Dit verwijst niet alleen naar de profetieën van de apostelen en profeten van het Nieuwe Testament, maar ook naar de profetie volgens 1 Korinthe 14 vers 3, dat wil zeggen, de verkondiging van het Woord op een zodanige manier, dat het hart en het geweten van de luisteraar worden bereikt en in het licht van God openbaar worden.
Vers 22 en 23
Vanaf vers tweeëntwintig spreekt Petrus het geweten van de Joden aan door hen uit te leggen hoe datgene, wat ze nu zagen, gebeuren kon. Hij zegt: “Mannen van Israël, hoort deze woorden”. Dan spreekt hij over de aanbiddelijke Persoon van de Heer, over de dagen dat Hij in hun midden Zijn dienst vervulde. Hij noemt Hem “Jezus, de Nazoreeër”, die door hen werd veracht maar “door God” aan hen “bevestigd” werd door krachten, wonderen en tekenen die God door Hem in hun midden deed. Maar ze hebben Hem laten vermoorden. Dit is het werk van de mens en kenmerkt zijn positie voor God in tegenstelling tot Gods waardering voor Christus. Van Gods kant werd Jezus in overeenstemming met Zijn raad en naar Zijn voorkennis in de handen van de zondaars overgeleverd. Niettemin dragen mensen hun volledige verantwoordelijkheid voor Zijn dood. Toen God met het oog op de dood van Zijn Zoon de goddeloosheid van de mens gebruikte, heeft Hij Hem anderzijds opgewekt, Hem verhoogd aan Zijn rechterhand en maakte Hem tot Heer en Christus, waarmee Hij aan Zijn volmaakte voldoening voor het werk aan het kruis uitdrukking gaf. Daar, waar de haat van de mens voor God zijn hoogtepunt heeft bereikt, is Gods liefde voor zulke zondaars volledig onthuld: door dit werk heeft het de mens de mogelijkheid gegeven om de heilige tegenwoordigheid van God binnen te gaan. De “bepaalde raad” is synoniem met de “het eeuwige raadsbesluit” van God. De “voorkennis” daarentegen is de kennis van God van de omstandigheden, die de vervulling van Zijn raadsbesluiten begeleiden zouden. Alles met betrekking tot Christus werd ‘vooruit gezien’ en is door de profeten verkondigd, en alles werd vervuld.
Wordt D.V. vervolgd.
Jaargang: 1958 – Pagina: 152
Auteur: gemeenschappelijke bijbelstudie
© www.haltefest.ch
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW