“Voorwaar, Ik zeg u1: alles wat u zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in [de] hemel; en alles wat u zult ontbinden op de aarde, zal in [de] hemel ontbonden zijn” (Matth. 18:18) – een korte overdenking.
Ik kom hier terug op de vraag of de hemel zich bindt aan een vals, onbijbels binden en ontbinden op aarde. Om deze vraag juist te kunnen beantwoorden, moet men onderscheid maken tussen onfeilbaarheid en erkenning van gezag. Geen gemeente (en zeker geen broeder) kan beweren onfeilbaar te zijn. Dat zou een vreselijke veronderstelling zijn, die we kennen van de rooms-katholieke kerk en die geen enkele basis heeft in de Bijbel. Mensen, ook al zijn zij gelovig geworden, zijn niet zondeloos in de praktijk van hun leven, dat wil zeggen in hun leringen en beslissingen. We vinden maar één zondeloos persoon in de Bijbel: Jezus Christus. Alle anderen, ook wij gelovigen, hebben het vlees in ons en een zondige natuur, zodat wij zondigen en steeds weer falen. Dit laatste geldt ook voor elke plaatselijke gemeente. Want aangezien zij slechts zo “geestelijk” kan zijn als de gelovigen die er deel van uitmaken “geestelijk” zijn, zullen er helaas verkeerde beoordelingen zijn. Dit is keer op keer gebeurd in de kerkgeschiedenis.
Laten we allereerst heel praktisch begrijpen dat een plaatselijke gemeente zich niet eenvoudigweg formeel op de verzen 18 en 20 kan beroepen, als zij niet bereid is het Woord van God in zijn volle omvang en in alle duidelijkheid op zichzelf en op het specifieke geval toe te passen. Als men bijvoorbeeld een bepaalde mening wil verdedigen of broeders en zusters wil verwijderen die men met wantrouwen bekijkt, kan men zich niet beroepen op dit Woord van de Heer. De Heer draagt ons niet op toe te laten of uit te sluiten naar onze gedachten, maar laat ons door het onderwijs van de apostelen zien, dat er daarvoor bijbelse criteria zijn om dat te doen. Hij draagt ons bijvoorbeeld op, volgens 1 Korinthe 5, om iemand die in zedelijke zonde leeft, uit te sluiten van de praktische gemeenschap. En Hij instrueert ons door het onderwijs in 1 Korinthe om in principe de kinderen van God te ontvangen als ze met een rein hart komen (verg. 2 Tim. 2:22).
Maar wat moet er in beginsel worden gedaan in geval van een verkeerde beoordeling? Moet het wereldwijd erkend worden? Zal het in de hemel erkend worden?
Wij lezen hier of elders niets specifieks hierover. Wij lezen niet, dat een oordeel alleen wordt erkend, als het bijbels is. Ook lezen we niet, dat het erkend wordt omdat het bijbels is – hoewel de Bijbel altijd veronderstelt, dat we bijbels handelen. Maar een oordeel wordt erkend, omdat de gemeente dit gezag heeft gekregen.
De hemel (alzo God) erkent het gezag, dat aan een plaatselijke gemeente is gegeven. Daarom, wat op aarde gebonden is, is in de hemel gebonden. Dit betekent niet, dat de hemel zich bindt aan een verkeerd oordeel – dat zal zij nooit doen! -, maar dat zij het aan de plaatselijke gemeente toegekende gezag laat voortbestaan, zolang deze nog het getuigenis-karakter draagt, dat de Heer Jezus in de brieven van Openbaring 2 en 3 verbindt met het symbool van de kandelaar (verg. b.v. Openb. 2:5).
De Heer heeft gezag aan de gemeente gegeven. Dat is het punt! Als we ons niet aan dit principe houden, zal er chaos op aarde zijn. Dit betekent niet, dat de plaatselijke gemeente kan doen wat zij wil. Zij is gebonden aan het Woord van God. En zij heeft alleen gezag, zolang zij in beginsel verwerkelijkt, wat geschreven staat in Mattheüs 18 vers 19 en 20.
Wat moet er nu gebeuren in het geval van een “verkeerd oordeel”? Allereerst is het nodig om bij de verantwoordelijke broeders ter plaatse na te vragen, hoe zij tot dit oordeel zijn gekomen. Want veel achtergronden en tussenstappen zijn niet bekend bij degenen, die een verkeerd oordeel vermoeden. Daarom willen we ook oppassen, dat we niet meteen spreken van zo’n verkeerd oordeel. Een oordeel is voorlopig geldig en wordt dus erkend.
Op dit punt kan ik niet in meer detail uitleggen, maar dan zullen verdere stappen noodzakelijk zijn. Men zal zoveel mogelijk gedetailleerd met de (verantwoordelijke) broeders ter plaatse spreken. Men zal hen wijzen op een mogelijke vergissing in hun oordeel. Men zal daarbij geduld moeten hebben, maar men zal hen duidelijk moeten toespreken. Men zal ook niet alleen tot de conclusie komen, dat een oordeel onbijbels is. Anderen die in de buurt van zo’n plaats wonen, moeten het ook opmerken. En dan zal men, zoals in andere artikelen beschreven, in liefde en vastberadenheid trachten de broeders en zusters ter plaatse ervan te overtuigen, dat dit oordeel geen stand kan houden.
Als men op die plaats bij een verkeerd oordeel blijft, zelfs na vele pogingen, zal zo’n samenkomst ophouden samen te komen in de naam van de Heer. Want – zoals ik al zei – de hemel bindt zich niet aan een oordeel dat niet bijbels is. Dit kan niet gemaakt zijn in de naam van de Heer.
Manuel Seibel; © www.bibelpraxis.de
18.05.2019.
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW