“… doe ik terwille van de liefde een beroep op u …” (Filem. 9)
Soms hebben we nauwkeurige aanwijzingen om iets te doen. Soms is gewoon een verzoek of een aanwijzing voldoende om “ons op gang te krijgen”. Een reden hiervoor kan onze houding ten opzichte van de opdracht zijn, of van degene die ons de opdracht heeft gegeven.
Filemon was een gelovige uit Kolosse, de gemeente daar was in zijn huis. Paulus had een brief aan de gemeente geadresseerd en een andere aan Filemon. En de beide brieven hebben niet alleen zeer verschillende onderwerpen, maar zijn ook zeer verschillend van aard in de formuleringen.
In de brief aan de Kolossenzen formuleert Paulus herhaaldelijk aanwijzingen of opdrachten om iets te doen. Bij de Kolossenzen waren in het geloofsleven verkeerde ontwikkelingen. Ze liepen aan de ene kant het gevaar om zich aan wettelijke voorschriften te onderwerpen; aan de andere kant zochten ze antwoorden in de filosofie. Ze hadden Christus als het Hoofd voor een deel uit het oog verloren (Kol. 2:19). Paulus moest hen namens de Heer daarom duidelijke instructies geven. Er waren correcties nodig. Ze moesten hun inzicht veranderen: “Zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is” (Kol. 3:1).
Dat hebben wij soms ook nodig. De dagelijkse gemeenschap met de Heer is niet meer zo aanwezig, we hebben verkeerde prioriteiten in ons leven gesteld, lopen misschien het gevaar om verkeerde beslissingen te nemen, of hebben dat al gedaan. Zoals we het uit het beroepsleven of het opvoeden van kinderen kennen, zijn dan wel eens duidelijke woorden nodig. Dan raakt ons een passage uit het Woord van God in ons hart, en merken we dat de Heer duidelijk tot ons spreekt. Zijn doel is het, dat we weer “in het juiste spoor” lopen en de vreugde van de gemeenschap terugkeert.
Hoe anders schreef Paulus aan Filémon. Als apostel had hij het recht om te bevelen, maar hij gebruikt dit recht niet. Hij formuleert hartelijke vragen, geeft aanwijzingen van hart tot hart. Hij doet een beroep op de bij Filémon bestaande liefde voor de Heer Jezus en de medegelovigen. Meer was niet nodig. Filémon kwam ook uit Kolosse, maar zijn inzichten, de gevoelens van zijn hart waren in orde. Dat was zichtbaar in zijn leven. Nadat Paulus zijn verzoeken geformuleerd heeft, laat hij het verder aan Filémon over om te doen. Hij vertrouwt erop dat Filémon vanuit de levende gemeenschap met de Heer het juiste zal doen. Dit is meer dan alleen gehoorzaamheid. Niet alleen dat te doen, wat uitdrukkelijk verlangd wordt, maar wat de Heer Jezus welgevallig is. “… opdat u beproeft wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is” (Rom 12:2).
Filémon is een voorbeeld voor ons om na te volgen. Hij keek niet naar wat anderen aan het doen waren. Hij keek naar de Heer Jezus. Hij wilde uit liefde dat doen, wat zijn Meester beviel.
Dirk Mütze, © www.bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW