U hebt mij een heerlijk lot beschoren …
Voordat u verder leest, verzoek ik u om rekening te houden met de stijl van de geciteerde liederen. Stoort u er niet aan maar kijkt naar de inhoud. Dan zult u ongetwijfeld veel kunnen vinden, wat ook uw hart bezighoudt en wat u ook vertroosten kan.
1.
Tot U, Heer Jezus voert mijn baan;
ik ga getroost; het uur zal slaan,
dat ik aan ’t eind ben van mijn reize.
Hier heb ik niets dan U, o Heer.
Gij waakt als herder trouw en teer;
och dat mijn hart Uw liefde prijze.
Eens vloot Uw bloed, het vlood voor mij;
Heer Jezus, wie heeft lief als Gij.
2.
Door U, Heer Jezus, is mijn heil;
Gij had voor mij Uw leven veil,
en hebt m’ een heerlijk lot beschoren.
Niets dat mij ooit voldoening gaf,
als Gij niet waart mijn steun en staf;
niets kan mij buiten U bekoren.
Door U is al mijn troost in smart,
door U rust ik aan ’t Vaderhart.
3.
Met U zet ik, door niets gestoord,
in deez’ woestijn mijn wandel voort,
waarin ook Gij geen rust kon vinden.
Wacht mij dan soms een harde strijd,
‘k weet, dat G’ een trouwe helper zijt
uit alle nood, voor al Uw vrinden.
O Heer, geef toch dit ene mij,
dat ik steeds wandel aan Uw zij!
4.
Voor U mag slechts mijn harte slaan,
want Gij hebt aan het kruis voldaan;
Gij hebt het leven mij verworven.
Van zond’ en dood ben ik bevrijd,
en tot Uw zaal’ge dienst gewijd;
ik leef omdat Gij zijt gestorven.
O, welk een heil, wat zaligheid,
‘k ben dra bij U in heerlijkheid.
5.
Bij U is mij een plaats bereid,
waar mij een eeuwige rust verbeid;
bij U is alle strijd volstreden.
Dáár zal ‘k Uw heerlijk aanschijn zien,
dáár eeuwig U mijn hulde biên,
volmaakter dan ooit hier beneden.
‘k Zal dan verheerlijkt zijn als Gij,
en juichen in der heil’gen rei.
* * *
Welk lot en voor wie?
LOT
We hebben het hier niet over een geluksspel, over een loterij, maar over een ‘lot’ waaraan je alleen deel krijgt door het geloof in de Heer Jezus Christus. De bijbel zegt: “Door genade bent u behouden, door het geloof” (Ef. 2:8). God draait niet aan een groot rad met alle namen erop van de mensen. Als dan het rad stopt bij de naam van iemand, dan mag deze rekenen op de liefde en genade van God en is voor eeuwig gered en zal eenmaal in de hemel komen. Zo werkt het dus niet. Nee, de zojuist aanhaalde tekst spreekt geheel anders: Alleen door het geloof. Een bekende tekst luidt: “Geloof in de Heer Jezus Christus en u zult behouden worden, u en uw huis” (Hand. 16:31). Dat betekent wel dat iedereen zijn of haar vertrouwen moet stellen op de Heer Jezus, ook de kinderen in ons huis. Dat is geen erfenis die je zomaar toebedeeld wordt. Het is een bewuste keus die ieder persoonlijk moet maken. Hoe dankbaar mag/moet je zijn, als ook je kinderen met hun zonden en schuld tot de Heer Jezus gegaan zijn en nu behouden zijn. Denken we daar wel eens aan? En … als je het wel gedaan hebt en je kijkt terug, dan moet je zeggen: Ook het geloof heeft Hij mij geschonken, want dat is een gave van God (lees maar na: Ef. 2:8). Alles komt, kwam, en zal komen van Hem.
EEN HEERLIJK LOT
Dit betekent in ieder geval: Bij Hem te zijn en bij Hem te horen Die voor mij Zijn leven “veil” had (overgegeven heeft). Hij ging in de dood!!!
Zij die gestorven zijn en in Christus geloofd hebben als hun Heer en Heiland, zijn ons in zekere zin al een stap voor: “Zij is nu met Christus” en dát is immers verreweg “het beste”. Daar kunnen wij de Heer oneindig dankbaar voor zijn!!!
ER IS OOK EEN VRESELIJK LOT
Dit lot gunnen we niemand. Maar wat geweldig: God Die liefde is, gunt dat heel zeker weten niemand. Hij wil niet dat er één mens verloren gaat en het vreselijke lot moet delen (zie 1 Tim. 2:3-6).
Dit lot heet: de poel van vuur. Vuur spreekt in de bijbel van oordeel. De mens die niet de ’toevlucht’ tot de Heer Jezus genomen heeft, zal dat eeuwig lot ondergaan. Wanneer je niet erkent en belijdt dat je in de ogen van God een zondaar of zondares bent (om dat oude, maar o zo waar en duidelijk woord te gebruiken) en je toevlucht nog niet genomen hebt tot Jezus Christus, Die ook jouw zonden wilde dragen op het kruis van Golgotha, zul je dat eeuwig vreselijke lot ondergaan.
Wat dat voor lot is: Het eeuwig verwijderd zijn van God en terechtkomen in de poel van vuur, beter bekend als de hel, het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn engelen. Maar als je je niet bekeert, kom je daar ook. Daarom: Bekeer je tot de levende God en geloof in de Heer Jezus Christus, Die het oordeel over jouw zonden dragen wilde. Hij wilde jouw “plaatsvervanger” zijn. Ook van mij is Hij dat. Hij heeft al mijn zonden gedragen in Zijn lichaam op het hout (1 Petr. 2:23-24). Hij – Die ook de Heer en Heiland is – gaf Zich vrijwillig over aan Hem Die rechtvaardig oordeelt, en … als je Hem gelooft, mag je het weten en zeggen: “Die Zelf mijn zonden in Zijn lichaam op het hout gedragen heeft“. Wacht toch niet langer meer, maar kom tot Hem met heel je leven.
EEN HEERLIJK EEUWIG LOT
Dit wacht dus hen, die het “eeuwig eigendom” van God de Vader en van de Heer Jezus Christus zijn. Dat geldt ook voor een ieder die reeds in Christus gestorven is. Een eeuwig hemels geluk is er voor de kinderen van God. Openbaring 21 vers 4 spreekt daar ook over.
“En Hij zal elke traan van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, noch pijn zal er meer zijn …”.
Wie/wat vinden we hier?
- God Zelf is bij hen;
- God zal elke traan van hun ogen afwissen;
- geen dood, geen graf;
- geen rouw;
- geen geschrei;
- geen moeite.
Dit alles is gegrond op de dood van de Heer Jezus Christus, Die de dood van haar kracht beroofd heeft. Daarom is de dood geen eindpunt – zoiets als “Game is over man” – maar de poort naar het heerlijke onsterfelijke leven, waarover we in bovenstaand vers ook iets zagen. De dood bestaat nog wel, maar een christen (dit is iemand die het eeuwig eigendom is van de Heer Jezus Christus en van God de Vader) kan door de dood niet vastgehouden worden. Nee, het is de poort naar die heerlijke, onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis (verg. 1 Petr. 1:4), het eeuwige leven met Christus in de hemel.
HET BOEK VAN HET LEVEN
We weten dat zij die in Christus Jezus geloven, geschreven staan in een BOEK: Het boek van het leven. We lezen over dit boek in Openbaring.
Je kunt ook weten of je er ook in geschreven bent. Hoe? U raadt het al: ja, inderdaad door het geloof in de Heer Jezus Christus. Maar ook de apostel Paulus sprak over gelovigen die in het boek des levens geschreven staan (zie Fil. 4:3). Er worden zelfs bepaalde personen aangeduid, waaronder één bij zijn naam, namelijk Clemens. Deze heeft een getuigenis gegeven door én in zijn leven, hij was om zo te zeggen een leesbare brief van Christus (zie 2 Kor. 3:3). Van de Thessalonicenzen kon de apostel schrijven: “Want van u uit is het woord van de Heer ruchtbaar geworden, niet alleen in Macedonië en in Achaje, maar in elke plaats is uw geloof in God verbreid …” (1 Thess. 1:8-10).
Zij die in Christus ontslapen zijn, staan in dit boek. Daarvan zijn we overtuigd. Er zijn gelukkig broeders en zusters die in hun leven op verschillende wijze getuigenis afgelegd hebben van hun Heer en Heiland.
We hebben het ondertussen nog steeds over dat heerlijke lot. Wat zal het zijn dáár bij Hem. Hebt u soms/vaak dat verlangen ook om bij Hem te zijn (Fil. 1:23). Maar daar komen we aan het eind nog op terug! Zij die ontslapen zijn, bevinden zich nu in de hemel en genieten nu van Zijn onmiddellijke nabijheid en zullen zich nooit meer alleen of eenzaam voelen. Ook geen dorst, waar sommigen in hun laatste uren zo mee moesten worstelen. Dat mag voor hen, voor de directe nabestaanden alsmede voor de kring van de gelovigen een troost zijn.
TROOST
Daarover spreekt ook 1 Thessalonika 4 vers 13-18. We kunnen heel veel vinden over troost in het Woord van God. Hoe hebben we dit ook nodig!!! We kunnen elkaar ook troosten, zo leert ons vers 18 uit dit gedeelte. En … bij God zijn we bij het enige juiste adres, want Hij is de God van alle vertroosting (2 Kor. 1:3,4). Zo kun je Hem ook leren kennen, wanneer je tot Hem de toevlucht neemt als er moeiten en verdriet in je leven zijn.
JOB
Herinneren we ons de geschiedenis van Job. Laten we hier ook even bij stilstaan. De bijbel zegt in Job 1 het volgende van hem: “Aan vee bezat hij zevenduizend schapen, drieduizend kamelen, vijfhonderd juk runderen en vijfhonderd ezelinnen. Verder had hij een zeer groot aantal slaven, zodat deze man aanzienlijker was dan alle mensen van het oosten” (Job 1:3). Hij was dus een aanzienlijk man. Wat gebeurt er echter? Satan verschijnt op het toneel. Hij krijgt van God op zijn verzoek toestemming om Job aan te tasten. Satan mocht met Job doen wat hij wilde, als hij maar niet aan zijn leven, zijn gezondheid kwam. Toen tastte satan Job aan, hij raakte hem diep in zijn ziel. Alles werd hem afgenomen. Zijn tien kinderen en al zijn bezit raakte hij kwijt. Wat een ellende!!!
Hoe reageert Job daarop? Lees Job 1 vers 20-22.
Hier kunnen we zien dat Job God niets ongerijmds toeschreef. Hij had geen kritiek op God! Hoe anders reageren wij vaak bij tegenslagen. Wanneer we Job als voorbeeld nemen in onze rampspoeden, kan dit ons bewaren voor bitterheid en boosheid jegens de Heer. “De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam van de HEERE zij geloofd! In dit alles zondigde Job niet en schreef God niets ongerijmds toe”. Wat een rust en vrede daalt dan – ondanks het verdriet – neer in het hart van de beproefden. Kennen wij dat ook?!
In hoofdstuk 2 mocht satan van God vervolgens de gezondheid van Job aantasten. Geeft Job het dan nog niet op? Zegt hij God dan vaarwel, waartoe zijn vrouw hem aanspoort? Job zei toen tegen haar: “Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt. Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet” (Job 2:9-10).
Maar nu wat onze aandacht zeker verdient in verband met troost. De drie vrienden van Job verschijnen eveneens op het toneel, nadat zij horen van deze dramatische en verschrikkelijke toestand bij Job. Zij willen hem hun medeleven betonen en hem vertroosten. Een goed voornemen, zou je zeggen. Maar toen zij Job zagen – die helemaal onder de zweren zat van top tot teen -, herkenden ze hem niet eens. Hun reactie: “Zij begonnen luid te huilen; daarbij scheurde ieder zijn bovenkleed en ze strooiden stof naar de hemel over hun hoofden” (Job 3:12). Maar nu komt het: Niemand sprak een woord.
En als je dan verder in dit boek leest, ontdek je ook dat deze vrienden heel slechte vertroosters waren. Uiteindelijk maakt God het toch alles goed (zie het eind van het boek) en zien we de geweldige genade van God.
Nee, werkelijke en echte troost vinden we eigenlijk alleen maar bij God, die de God van alle vertroosting is. We mogen daar troost vinden voor elke omstandigheid. Laten we het daarom ook zoeken bij Hem en bij de Heer Jezus.
* Treedt de paleizen van Zijn troost binnen d.m.v. gebed en Hij, geliefden in Christus, zal u vertroosten.
Als je bijvoorbeeld je liefhebbende moeder moet missen, doet dat toch pijn. Natuurlijk!!! Maar we mogen Hem kennen van Wie geschreven staat: “Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ík u troosten; ja, in Jeruzalem zult u getroost worden!” (Jes. 66:13).
Ik herinner u ook aan de woorden uit ons 2e couplet in het begin van dit artikel: “Door U is al mijn troost in smart”. Onze ontslapen moeders, schoonmoeders of oma’s, onze geliefde kinderen, zij allen genieten nu van hun Heer en Heiland, die ook hen zo lief had. De verschillende moeitevolle dingen die zij hier op aarde meemaakten, zijn nu definitief ten einde. Afscheid nemen tijdens het laatste deel van hen leven van oude broeders en zusters na een bezoek vonden zij misschien vaak wel moeilijk, want je moest toch langer blijven en ze vroegen dan ook vaak: “wanneer kom je weer terug?” Dit zullen ze nooit meer vragen. Ook zullen zij nooit meer dorst hebben, waar velen van hen in hun laatste levensdagen zo aan leden. Zij laven zich nu al aan Hem, de BRON van licht en leven. Aan Hem Die het aan het kruis van Golgotha zei: “Mij dorst”. Hoeveel heeft Hij geleden, de Heer der heerlijkheden.
En … binnenkort zullen wij die de Heer Jezus toebehoren en nog op reis zijn door deze wereld óók bij Hem zijn. Dan zijn wij – die Hem mogen toebehoren – voor eeuwig verenigd en staan met alle verlosten rondom onze Heer en Heiland en bewonderen Zijn heerlijkheid, die Hij met ons wilde delen, volgens Zijn eigen woorden in Johannes 17 vers 24.
Dan mogen we ook nog even kijken wat in couplet 5 staat:
Bij U is mij een plaats bereid,
waar mij een eeuwige rust verbeidt.
Wij zullen voor eeuwig bij Hem wonen in onze hemelse woningen, want in het huis van de Vader zijn vele woningen. Er is plaats voor allen. De Heer Jezus heeft ons daar plaats bereid (zie Joh. 14:1-5). De weg erheen heeft Hij ons gewezen en wijst Hij nu nog telkens, namelijk, zoals Hij Zelf zei: “Ik ben de weg …”. Wat een genade en liefde dat wij voor eeuwig aan Hem verbonden zijn en nu mogen verlangen naar Hem zoals ook het volgende lied weergeeft. Wat een troost en wat een vooruitzicht!
O, daar te zijn,
waar nimmer tranen vloeien,
waar ’t hart geen angst, geen zorgen kent noch pijn,
waar doorn noch distel groeien.
O, daar te zijn! O, daar te zijn!
O, daar is ’t schoon,
in ’t Vaderhuis der vromen,
daar is geen kruis, dan is de doornenkroon
van ’t buigend hoofd genomen.
O, daar is ’t schoon! O, daar is ’t schoon!
O, daar, daarheen,
waar ziekten zijn noch graven.
Dorst hier het hart naar Gods gerechtigheên,
’t kan daar zich eeuwig laven.
O, daar, daarheen! O, daar, daarheen!
O, daar zijt Gij,
de bron en Heer des levens.
Daar ben ik thuis, daar van de zonde vrij,
en eeuwig zalig tevens.
O, daar zijt Gij! O, daar zijt Gij!
Lied 127 Geestelijke Liederen
Geplaatst in: Christendom, Toekomst
© Frisse Wateren, FW