Romeinen 6:1-4:
1. Wat zullen wij dan zeggen? Zouden wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt?
2. Volstrekt niet! Hoe zouden wij, die ten opzichte van de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?
3. Of weet u niet, dat wij allen die tot Christus Jezus gedoopt zijn, tot zijn dood gedoopt zijn?
4. Wij zijn dan met Hem begraven door de doop tot de dood, opdat, zoals Christus uit [de] doden is opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen.
Het ligt op mijn hart om ons op een praktische manier te herinneren aan de positie waarin we door onze doop zijn gebracht. Sinds de tijd van de apostelen is er geen gebrek aan discussie geweest over de bijbelse instructies met betrekking tot de doop, en weinig andere onderwerpen hebben de gedachten van de voorstanders van de verschillende visies zo in vuur en vlam gezet als dit onderwerp. Te midden van alle waas van omstreden opvattingen kan de betekenis van deze gewoonte gemakkelijk worden verdoezeld, met ernstige gevolgen voor ons allemaal. Want niets is ernstiger in zijn toepassing en bevorderlijker voor de diepste oefening van het hart voor het hele praktische leven dan de christelijke doop, mits zij juist wordt begrepen.
Het is interessant om de innerlijke verbinding tussen de doop en het avondmaal op te merken. Beide zijn aanwijzingen van de Heer voor Zijn volk; de doop werd door Hem ingesteld na Zijn opstanding, de gedachtenismaaltijd vlak voor Zijn lijden. Het was Zijn bedoeling, dat beide in acht genomen zouden worden tot aan Zijn wederkomst. Zowel de doop als het avondmaal wijzen op Zijn dood. Het is van het grootste belang, dat we dit altijd voor ogen houden. In een poging om de Heer Jezus groter voor ons te maken, wordt er tegenwoordig veel nadruk gelegd op Zijn leven (als een voorbeeld voor ons om na te volgen) ten koste van de betekenis van Zijn dood.
De dood van Christus is het fundament van alles, zowel voor God als voor de mens. Zonder Zijn dood zou elke zegening onmogelijk zijn. Door de dood van Christus wordt elke aanspraak op Goddelijke gerechtigheid voor eens en voor altijd bevredigd. En wat meer is: niet alleen worden zonden uitgewist, maar door de dood van Christus wordt de persoon die zijn zonden heeft beleden, aan Gods zicht onttrokken. “Onze oude mens is met Hem gekruisigd” (zie Rom. 6:6).
De doop is voor de individuele gelovige; het avondmaal is iets voor de gemeente. De doop vindt eens en voor altijd plaats, het avondmaal wordt voortdurend herhaald. Maar beide wijzen op de dood van Christus. De doop verplicht ons om ons te vereenzelvigen met Zijn dood; het avondmaal – in zijn ontroerende herinnering aan Hem Die voor ons stierf – is de terugkerende herinnering aan wat Zijn dood voor ons en onze aardse verhoudingen teweeg heeft gebracht.
Laten we er goed op letten, dat de doop iets is, dat op de toekomst gericht is. Dit wordt ons getoond door het gebruik dat de Geest van God maakt van het woord “tot” [Christus respectievelijk de dood] in Romeinen 6 vers 3-4 en Galaten 3 vers 27, dat in sommige vertalingen helaas vertaald is met “in” [Christus respectievelijk de dood]. Door de doop doen we afstand van alles wat we als mensen in Adam waren en plaatsen we onszelf in een positie die ons leven daarna diepgaand zou moeten vormgeven. Het is betrekkelijk eenvoudig om een bepaalde datum te onthouden en te kunnen zeggen, dat we dan en dan in water gedoopt zijn; maar het is iets groots – iets wat ons heel ernstig in oefening zou moeten brengen – om te kunnen zeggen in hoeverre we sindsdien geleefd hebben volgens de principes die in onze doop naar voren kwamen.
Laten we nu Romeinen 6 vers 1-4 lezen (zie bovenaan).
Het argument van de apostel in deze bekende passage is zo duidelijk, dat niemand het verkeerd kan begrijpen. Juist daarvoor vertelde hij ons, dat “waar de zonde toenam, is de genade veel overvloediger geworden” (Rom. 5:20). Hier toont hij ons Gods wonderbaarlijk handelen waarmee Hij over al het kwaad van de mens heeft gezegevierd, waarbij hij deze donkere achtergrond gebruikt om des te meer het beeld te schilderen van Zijn rijke genade voor zondaars die geloven. Dan voorkomt de apostel een kritiek die in sommige perverse geesten zou kunnen opkomen. Als de slechtheid van de mens het nodig maakt, dat Gods genade overvloedig wordt, waarom zouden we dan niet blijven zondigen? Vervolgens laat hij zien, dat dergelijk gedrag duidelijk in tegenspraak is met de christelijke positie. De gelovige wordt door God gezien als iemand die mee gestorven is in de dood van Christus; hoe zou hij dan nog kunnen leven in datgene, waarvoor Christus gestorven is?
In zijn brieven vindt de apostel het vaak nodig om te vragen: “Weet u niet?” Daaruit leren we hoe gemakkelijk het kan gebeuren, dat we waarheden uit het oog verliezen die we goed kenden en waar we van genoten; of we houden vast aan de waarheden in de brieven, maar verwijderen ons van hun geestelijke inhoud. En zo behandelt de apostel in deze passage de waarheid die hij heeft ontvangen in verband met de christelijke doop.
We zijn “tot Christus gedoopt.” Dit betekent dat we voor Hem apart gezet zijn. We hebben erkend, dat onze enige hoop in Hem is. Een levende Messias zou geen nut voor ons hebben. Ons deel is in “Christus Jezus,” Degene die door de dood is gegaan en die nu leeft in de kracht van de opstanding voor het aangezicht van God. Het praktische effect hiervan is, dat vanaf dat moment “Christus is alles en in allen” (Kol. 3:11). We leven niet langer onszelf, maar we leven in Hem die voor ons is gestorven en weer is opgestaan. Dit is precies hoe de apostel het uitdrukt in zijn tweede brief aan de Korintiërs (2 Kor. 5:15). Christus verdient onze volledige toewijding en we zouden onze diepste vreugde moeten hebben in de vervulling van Zijn wil. Allen die uit Egypte kwamen werden “allen tot Mozes gedoopt in de wolk en in de zee” (1 Kor. 10:2-3). Ze werden dus apart gezet voor Mozes om de stem van God door hem te horen en Zijn aanwijzingen in alles te gehoorzamen. Laten we op dit punt ons hart onderzoeken: – zijn we als “gedoopten in Christus Jezus” absoluut en volledig aan Hem onderworpen en is het onze dagelijkse vreugde om Zijn wil te doen?
En verder: “… allen die tot Christus Jezus gedoopt zijn, tot zijn dood gedoopt zijn.” Het begrip wedergeboorte in verband brengen met de doop is even absurd als misleidend en destructief. Elke passage in de Schrift die over de doop spreekt laat zien, dat het over dood gaat en niet over het leven. In de kracht van het nieuwe leven, dat we hebben ontvangen, doen we afstand van het oude en in de doop belijden we, dat we voor eens en altijd niets meer te maken hebben met dingen waar Christus niets mee te maken heeft. Dit maakt ons definitief los van het hele systeem “wereld,” zijn doelen, pleziertjes, politiek, eer en beloningen – vanaf nu wordt dit alles voor ons gerekend als “dingen die achter ons liggen” (zie Fil. 3:14). Maar zijn we echt bereid om op deze manier schoon schip te maken? Dit betekent onze doop, maar betekent het dat ook voor ons? Het is gemakkelijk zich te beroemen op een correcte vorm terwijl het hart alles afwijst waar de doop voor staat. Dit maakt ons onecht, zodat we nauwelijks te onderscheiden zijn van wat de Heer zo onverbloemd veroordeelde in de Farizeeën in Zijn tijd.
Laten we eens kijken naar de wijze waarop in deze passage over de opstanding van Christus wordt gesproken. Hij “werd uit de dood opgewekt door de heerlijkheid van de Vader” (vs. 4). De opstanding van Christus was het antwoord van de Vader op alles wat Hij hier op aarde als Mens was. Van het begin tot het einde verheerlijkte Hij de Vader. Hij was (moreel gesproken) geen afstammeling van de eerste mens. Hij was helemaal een Mens van een andere orde – “de tweede mens uit [de] hemel” (1 Kor. 15:47). En het is geen wonder, dat de Vader herhaaldelijk en openlijk Zijn vreugde over Hem uitsprak. De opstanding was echter het volmaakte antwoord op Zijn volmaaktheid. De Vader kon niet minder doen dan Hem uit de dood opwekken. Door Zijn Zoon te verheerlijken, verheerlijkte de Vader Zichzelf. Het resultaat voor ons is, dat we verenigd zijn met een verhoogde Mens op Wie alle welgevallen van de Vader rust; en Hij wordt aan ons voorgesteld als het model en het doel van onze praktische wandel op deze aarde. Deze “nieuwheid van leven” betekent volledige afscheiding van de hele orde der dingen hier op aarde, en een loopbaan van groei naar Christus in heerlijkheid. Geen lagere standaard dan die van de verheerlijkte Christus zou God ooit tevreden kunnen stellen, en geen lagere standaard zal degene tevreden stellen, die erkent wat de doop betekent.
Moge de Heer ons beschermen tegen blinde gehoorzaamheid aan vormen waarvan we de betekenis en de kracht niet hebben herkend. Mogen we Zijn wil doen met geestelijk inzicht en overgave van hart aan de Heer tot Zijn wederkomst uit de hemel.
W.W. Fereday; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 05.08.2010
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW