Vrijheid (ruimte) of slavernij?
Wat een voorrecht is het dat we nog steeds in dit land als Christenen onze God en Vader en onze Heer en Heiland, Jezus Christus, in vrijheid mogen dienen. Wat doen wij hiermee? Of dienen wij ons vlees? Als wij de Heer Jezus die ruimte in ons leven geven die Hem toekomt, zullen wij in de “ruimte wandelen” en “maakt” Hij ons ruimte. Dat geeft ruimte om Hem “welbehaaglijk” te wandelen. Wat betekent in onze tijd en in ons land de term: Godsdienstvrijheid?
D’66 en het scheppingsverhaal
November 2005. “Regeringspartij D’66 wil het scheppingsverhaal uit de biologieles halen”, zo schrijft iemand in een krant. Deze persoon – met de (in verband met het onderwerp) misschien wel zeer wonderlijke (en ik zou haast zeggen toepasselijke) achternaam Kaleaap – schrijft verder: “Volgens dit verhaal kregen Adam en Eva twee zonen. Aangezien er verder geen mensen waren, moest Eva dus om voor nageslacht te zorgen, met minstens één van haar zonen naar bed. Zelfs al zouden ze ook dochters gekregen hebben, dan nog zou volgens het verhaaltje de mensheid uit inteelt zijn ontstaan. Dit kan geen biologieleraar staande houden. Het plan om dit verhaal over te hevelen naar de godsdienstles lijkt logisch omdat daar wel meer onzin verteld wordt. Maar aangezien volgens de godsdienst incest verboden is, lijkt het me voor een godsdienstleraar ook niet te verklaren. Toch hoop ik voor D’66 dat het ze lukt, dan hebben ze sinds hun oprichting voor de eerste keer op politiek gebied iets bereikt”.
Dat D’66 wel meer zeer laakbare en met de Bijbel strijdige standpunten verkondigt en probeert ons land en volk dit op slinkse wijze op te leggen, weten we inmiddels wel. Vooral de vrijheid van godsdienst, verwoord in artikel 23 van de Nederlandse grondwet, is voor velen binnen de huidige zogenaamde rechtse partijen VVD en D’66, een doorn in het oog. Maar dat D’66 zich ook bemoeit met de inhoud van de Bijbel, gaat wel heel erg ver. Ook de nieuwe partij van Peter R. de Vries gaat in deze richting. De geloofsbeleving moet zich beperken tot de huiskamer en mag geen plaats hebben in het openbaar bestuur. Alleen de standpunten en visies van hem ten aanzien van vrijheid van godsdienst brengen geluk en vrede onder de mensen. Dit betekent dus dat Christenen niet meer de vrijheid hebben om bijvoorbeeld vanuit hun geloofsovertuiging in de school les te geven, want kinderen moeten zelf de vrije keus hebben welke godsdienst zij kiezen. Overigens gaat één (of meer?) van zijn eigen kinderen naar een Christelijke school. Of deze school aan deze naam ook een Bijbelse inhoud geeft, is natuurlijk wel de vraag. Alleen de liberale visie is dus zaligmakend. Helaas begrijpen deze mensen niet, ondanks hun hoge posities, dat het Christen-zijn zich niet beperkt tot de binnenkamer van je ziel, maar dat dit invloed heeft op het hele leven. Vanuit je Christen-zijn – niet vanuit het eventuele feit dat je je Christen ‘noemt’, want dat doen er nog steeds velen die echter de Heer Jezus Christus niet kennen als hun Verlosser – denk je en handel je en geef je invulling in je leven. Dit doe je vanuit dat heilige boek, dat Bijbel heet. Daaruit leef je en daaruit werk je en van daaruit laat je je leiden. Dat is de ook Gids, die je, ook in de school waar je les geeft aan kinderen, leidt. De Bijbel, het Woord van God, is, om het met de woorden uit de Bijbel zelf te zeggen: “Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad” (Psalm 119:105).
Een ‘echte’ Christelijke school zal daaraan ook vasthouden en daaraan inhoud willen geven. Dat geldt voor de biologieles, voor de aardrijkskundeles, voor de taalles, voor de godsdienstles, enzovoorts. Wat misschien nog net zo belangrijk is, is dat de kinderen zien en merken dat meester en juf “Iets” bezitten wat zij ook wel heel graag zouden willen hebben. Dat “Iets” is de bezieling van heel hun gedrag, zo merken de kinderen. Wat is dat “Iets” dan? Wel, dat is heel eenvoudig en tegelijk zo uiterst belangrijk, ja het allerbelangrijkste. Dat “Iets” is namelijk een Persoon die juf en meester kennen, en wel de Heer Jezus Christus en “dien gekruisigd”. Hier heb je “het hart” van de Christelijke school. Daarom is een Christelijke school ook “geheel anders” als een niet-Christelijke school. De niet-Christelijke school heeft immers niet dezelfde basis. Haar basis ligt in de mens. Dat kan geen minister zomaar even onder de tafel vegen, hoe graag zij dat ook zouden willen. Helaas is het uiteindelijk de haat tegen Christus en de Zijnen die hen tot zulke dingen brengen, ook al zullen de meesten dit ontkennen.
Toch moeten we ook niet verdoezelen dat er ook Christelijke scholen zijn, die alleen maar de naam hebben dat zij Christelijk zijn. Verder reikt het ook niet omdat zij zich geheel niet onderscheidt van niet-Christelijke scholen. Dit is de uitholling van binnen uit, die in de hele Christenheid plaats vindt. Dat zal alleen nog maar toenemen, naarmate de komst van de Heer Jezus dichterbij komt. Dat zien we nu duidelijk in onze dagen.
Hoe zat het nu eigenlijk met Adam en Eva en hun nageslacht?
Nu zullen we eerst reageren op de stellingen aan het begin van dit artikel. Eén van deze stellingen was: “Volgens dit verhaal kregen Adam en Eva twee zonen”. O ja? Is dat zo? We citeren Genesis 5:4-5: “En Adam leefde honderddertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth. En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochters”.
Nadat in hoofdstuk 4 beschreven werd dat Kaïn zijn broer Abel doodde, vinden we in hoofdstuk 5 dat Seth geboren werd. Dus Seth werd niet direct na Abel’s geboorte geboren maar ná de dood van Abel. Kaïn en Abel waren al volwassen mannen toen de eerste broedermoord zich voltrok. Dat betekent dat er intussen ook al andere kinderen geboren waren bij Adam en Eva. “En hij gewon zonen en dochters”. Eva is dus niet met één van haar zonen naar bed geweest, zoals velen vandaag nog steeds beweren. We moeten er ook goed rekening mee houden dat het in hoofdstuk 4 gaat om de beschrijving van de geschiedenis van Kaïn en Abel en niet om die van de andere kinderen van Adam en Eva.
Vervolgens lezen we in Genesis 4:16-17: “En Kaïn ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. En Kaïn bekende zijn vrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde de naam van die stad naar de naam van zijn zoon, Henoch”.
Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw en wel in het land Nod. Als vrouwen waren er toen op aarde alleen maar de zusters van Kaïn, dus was zijn vrouw een zuster van hem. Hij had haar natuurlijk meegenomen naar Nod, het was immers zijn vrouw. Er staat in het geheel niet dat hij haar in het land Nod gevonden had en toen met haar als man en vrouw leefde. Hieruit mogen we wel de conclusie trekken dat in die tijd huwelijken tussen broers en zusters niet ongewoon waren. We begrijpen ook wel dat dit heel logisch is. Er waren immers geen andere vrouwen.
Seksuele vrijheid of slaaf van satan?
We vinden later wel in de Schrift dat het volk zich te houden had aan de wetten die het zedelijk gedrag regelen. In Leviticus 20 onder andere vinden we van zulke wetten die tot vandaag toe nog altijd gelden. We zullen enkele teksten noemen, die in verband staan met incest, dat is geslachtsgemeenschap tussen naaste bloedverwanten.
“Niemand zal tot enige nabestaande van zijn vlees naderen, om de schaamte1 te ontbloten; Ik ben de HEERE! Gij zult de schaamte van uw vader en de schaamte van uw moeder niet ontbloten; zij is uw moeder; gij zult haar schaamte niet ontbloten. Gij zult de schaamte van de vrouw van uw vader niet ontbloten; het is de schaamte van uw vader. De schaamte van uw zuster, de dochter van uw vader, of de dochter van uw moeder, in huis geboren of daarbuiten geboren, haar schaamte zult gij niet ontbloten. De schaamte van de dochter van uw zoon, of van de dochter van uw dochter, haar schaamte zult gij niet ontbloten; want zij zijn uw schaamte. De schaamte van de dochter van de vrouw van uw vader, die aan uw vader geboren is (zij is uw zuster), haar schaamte zult gij niet ontbloten” (Leviticus 18:6-11).
Deze woorden werden tot de Israëlieten gesproken: “Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Ik ben de HEERE, uw God! Gij zult niet doen naar de werken Egypteland, waarin gij gewoond hebt; en naar de werken van het land Kanaän, waarheen Ik u brenge, zult gij niet doen, en zult in hun inzettingen niet wandelen” (Leviticus 18:2-3).
Wij wonen en leven in de wereld. De wereld nu is een beeld van Egypte. We signaleren vandaag dezelfde dingen om ons heen. Dat wij nu niet meer onder de wet leven betekent natuurlijk niet dat deze inzettingen die God Zelf gegeven heeft, dan opeens niet meer zouden gelden. Dat wij dus nu maar zo “seksueel raak zouden kunnen rommelen”. Dit leert ons het Woord van God ook in het Nieuwe Testament absoluut niet! De geest van God spreekt door de apostel Paulus: “Men hoort algemeen van hoererij onder u, en zo’n hoererij als zelfs onder de volken niet bestaat, dat iemand de vrouw van zijn vader heeft. En u bent opgeblazen, en hebt niet veeleer getreurd, opdat hij die deze daad begaan heeft, uit uw midden werd weggedaan? Want ik, naar het lichaam afwezig maar naar de geest aanwezig, heb reeds, alsof ik aanwezig was, hem geoordeeld die dit zo bedreven heeft, in de naam van onze Heer Jezus als u en mijn geest vergaderd zijn met de kracht van onze Heer Jezus) zo iemand aan de satan over te geven tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden wordt in de dag van de Heer” (1 Korinthe 5:1-5). Er is hoererij in allerlei vormen maar wordt door de God duidelijk in Zijn Woord verworpen als zijnde zonde (zie 1 Korinthe 6:12-20; 2 Korinthe 12:21; Efeze 5:3; Kolosse 3:5).
Wat er met zonde moet gebeuren dat weten we als kinderen van God. Zonde moet geoordeeld, beleden en weggedaan worden. Daar hebben we in 1 Korinthe 5 ook al iets van gezien. Hoererij wordt met onreinheid en losbandigheid – dingen die nauw met elkaar verband houden – als eerste genoemd als vruchten van het vlees in Galaten 5:20. Wanneer wij van Christus Jezus zijn, Zijn eigendom dus, hebben het vlees met de hartstochten en de begeerten gekruisigd (Galaten 5:24). Dan vertonen wij de “negenvoudige” vrucht van de Geest, waar de Heer Jezus het centrum van is. Het is zeker de moeite waard om dit te bestuderen. Omdat ze zo mooi zijn en zo inspirerend noem ik ze u alle zeven. “Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”.
We hebben dus al duidelijk gezien, dat de Bijbel niets verbloemt en aan duidelijkheid niets te wensen over laat. Dit is echter wel een ander soort van “niet verbloemen” dan we in onze tijd vinden. Vandaag wordt de zonde breed uitgemeten want alles moet immers bespreekbaar zijn en alles moet getoond worden. Vervolgens wordt onzedelijk gedrag in onze tijd niet meer verworpen maar men pluist alles zo uit dat het duidelijk is, dat men er stiekem voluit van genieten wil. En vooral de jongeren moeten toch van “het leven” genieten? Ze moeten toch alles weten en daarom alles uitproberen? Ondertussen beïnvloeden deze dingen hen wel zodanig dat zij onder invloed van de overste van deze wereld – de satan – komen en deze brengt hen steeds verder weg bij wat God bedoeld heeft met het huwelijk, seksualiteit en alles wat daarmee samenhangt. De Bijbel spreekt geheel anders en noemt de zonde bij naam en geeft daarvan ook voorbeelden. Niet om er van te genieten maar om het juist te verwerpen en aan de kaak te stellen in je eigen leven om vervolgens verkeerde verlangens en zonden te belijden om zo weer in een gelukkige relatie met de Heer Jezus te komen. Want je moet niet denken dat je relatie met Hem goed is, wanneer je de zonden in je leven niet veroordeelt en belijdt (zie 1 Johannes 1:9). Als je eerlijk bent, weet je dat ook wel voor jezelf.
We lezen in de Efezebrief: “En hebt niets te doen met de onvruchtbare werken van de duisternis, maar bestraft ze veeleer2. Want wat in het geheim door hen gedaan wordt, is zelfs schandelijk om te zeggen. Alle dingen echter, als zij door het licht bestraft zijn, worden openbaar” (Efeze 5:11-13). Een Christen die in het licht wandelt, beproeft wat de Heer welbehaaglijk is en niet waar hij of zij zich eens volgens de normen van onze tijd in kan uitleven. Hij zal zich niet “willen” bezig houden met de onvruchtbare werken van de duisternis. Eén van die onvruchtbare werken is zeker het uit het oog verliezen van de reinheid van het huwelijk. Daarom vindt men seks vóór het huwelijk acceptabel, ja zelfs wenselijk. Je seksuele driften moeten immers toch ook bevredigd worden? En als dit een beetje “klikt” en je hebt er een paar “kriebels” in je buik aan overgehouden, wel, dan ga je een relatie aan. Wat echte liefde betekent tussen een man en een vrouw en dat deze misschien ook wel eens zou moeten groeien, is voor de meesten niet interessant. Het is als met zoveel andere dingen: ik wil direct genieten, en als de lasten komen dan ben ik niet thuis. Dan moet het kind maar worden weggenomen – dus abortus. Dat dit bij velen psychische problemen veroorzaakt, en met name bij de jonge moeders, wordt in alle toonaarden doodgezwegen. Het is zelfs zo in ons land dat je hoort van hen die abortus gepleegd hebben, zij niet aangezet werden om dit “niet” te doen maar juist meer om dit “wel” te doen.
We leven in een tijd waar de satan het is gelukt, om in het westen, met name in Nederland, jongeren te verleiden met seksuele perversie die alle perken te buiten gaat. Open en bloot wordt dit aangeprezen, letterlijk en figuurlijk. Alles is daarop gericht. In de reclamewereld is bloot eenvoudigweg een “must”. In de modewereld idem dito. Je moet als meisje zoveel mogelijk laten zien, want dan tel je mee. Niet zo preuts alsjeblieft. Het vermaak is doordrenkt met seks, het liefst verbonden met drugs en alcohol. Velen ontkennen dat ze verslaafd zijn aan seks, drugs en alcohol. Als het zo met je gesteld is, jij jongen of meisje die dit leest, en je herkent jezelf erin, erken dan dat je een slaaf of slavin van satan bent. Dan is er een uitweg. Er is Iemand die je in de echte “ruimte”, de echte “vrijheid” wil brengen. Dat is de Heer Jezus Christus. Kom dan nu tot Hem. Hijzelf heeft gezegd: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal je rust geven” (Mattheüs 11:28).
Zou je dat niet willen?
In de ruimte
Misschien ben je zelfs wel een Christen maar moet je diep in je hart toegeven dat je er door satan toch ingeluisd bent. Kom dan terug!!! Ga naar Hem en vertel Hem alles, dan zal Hij je vrij maken. Lees je Bijbel en lees bijvoorbeeld Johannes 8:31-32 eens: “Als gij in Mijn Woord blijft, zijt gij waarlijk Mijn discipelen; en gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken”. Dan kom je in de ruimte. Roep Hem aan dan mag je het volgende beleven:
- “En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij” (Psalm 18:20);
- “Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed” (Psalm 4:2);
- “Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheden gekend; En mij niet hebt overgeleverd in de hand des vijands; Gij hebt mijn voeten doen staan in de ruimte” (Psalm 31:8-9);
- “Uit de benauwdheid heb ik de HEERE aangeroepen; de HEERE heeft mij verhoord, stellende mij in de ruimte” (Psalm 118:5).
De Heer welbehaaglijk
Maar wat is dan de Heer welbehaaglijk zijn waar de Bijbel over spreekt (Efeze 5:11), en waar wil een kind van God, een Christen, zich dan wel mee bezig houden? Wel, ondermeer met het geheimenis van het huwelijk, namelijk dat dit een weerspiegeling is van Christus en de gemeente. Dat maakt je ook voorzichtig en geduldig in je zoeken naar een levenspartner. Misschien wil de Heer met je leven ook wel iets geheel anders en is het huwelijk niet voor jou weggelegd. Daar is natuurlijk nog veel meer over te zeggen, en is zo uitgebreid, dat ik het slechts even aantip om aan te geven hoe belangrijk het is om te zoeken “wat de Heer welbehaaglijk is”, of je nu gehuwd of ongehuwd door het leven zult gaan of gaat.
Eerst wijs ik nog eens op dat wat aan onze persoonlijke en zedelijke reinheid ten grondslag ligt. Iets wat – of beter gezegd, “Iemand” die anno 2005 door de meeste mensen totaal niet meer gekend of gewaardeerd wordt, om de eenvoudige reden dat velen in ons land Hem niet meer kennen en helemaal niet in Hem geloven. Ons land dat eens – en dat is al lang geleden – een Christelijke natie genoemd kon worden maar die nu God de rug toegekeerd hebben. We moeten er wel bij aantekenen dat de Christenen zelf hieraan ook medeschuldig zijn. Immers wat ziet men? Een Christendom, dat niet meer te onderscheiden is van de wereld (vergelijk Romeinen 12:2).
De grondslag waarop waarom het gaat, vinden we onder andere in de woorden: “Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Ik ben de HEERE, uw God!” (Leviticus 18:1-2). Het gedrag van het volk Israël moest in overeenstemming zijn met het feit dat de HEERE hun God was. Omdat de HEERE hun God was en Hij Zijn heilige Naam aan dit volk verbonden had, was Hij het ook die hun hun Zijn gedragsregels kon en mocht voorschrijven. God had (en heeft) alleen gezag over Zijn volk. Ook wij als Christenen zijn het eigendom van de Heer Jezus geworden. Gekocht en betaald door Zijn kostbaar bloed. Hij is onze Heiland en Heer, dus mag Hij over ons leven beschikken. We behoren Hem toe! “U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een eigendom, opdat u de deugden verkondigt van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht, u die vroeger geen volk was, maar nu Gods volk bent, die aan geen barmhartigheid deel had, maar nu barmhartigheid hebt verkregen” (1 Petrus 2:9-10). Wat een genade maar tegelijk ook: wat een verantwoordelijkheid.
Als God over de dingen spreekt die de heidenen, die toen het land bewoonden, bedreven, beschrijft als gruwelen en gruwelijke inzettingen, zou dat dan nu niet meer gelden? Zijn de normen en waarden veranderd? Denkt God daar nu anders over? Waar vinden we dat in de Bijbel? Nee, Zijn normen en waarden zijn niet veranderd. Dat vinden we zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament. “Want al wat tevoren geschreven is, is tot onze lering geschreven …” (Romeinen 15:4). “Al deze dingen nu zijn hun overkomen tot voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, op wie de einden der eeuwen gekomen zijn” (1 Korinthe 10:11). En ook: “Alle Schrift is van God ingegeven en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in de gerechtigheid” (2 Timotheüs 3:16).
Zedeloosheid
We willen nu nog iets verder ingaan op de zedeloosheid, omdat we dit met name in de westerse wereld – en zeker ook in ons land – zien. In verband hiermee laat ik hier ook nog enkele andere verzen uit Efeze 5 volgen. Hierbij spoor ik je wel aan om ook dit gedeelte biddend te overwegen, evenals we dat natuurlijk met elk gedeelte uit het heilig boek van God, de Bijbel, zouden moeten doen.
“Maar laat hoererij en alle onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet genoemd worden, zoals het heiligen past, alsook oneerbaarheid, en zotte praat of lichtzinnige taal, die niet gepast zijn, maar veeleer dankzegging. Want dit weet en erkent u, dat geen hoereerder, onreine of hebzuchtige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het koninkrijk van Christus en van God. Laat niemand u bedriegen met zinloze woorden; want om deze dingen komt de toorn van God over de zonen van de ongehoorzaamheid. Weest dus hun mededeelgenoten niet; want vroeger was u duisternis, maar nu bent u licht in de Heer; wandelt als kinderen van het licht (want de vrucht van het licht bestaat in alle goedheid en gerechtigheid en waarheid), terwijl u beproeft wat de Heer welbehaaglijk is” (Efeze 5:3-11).
In dit gedeelte zijn er enkele raakvlakken die alles te maken hebben met ons onderwerp. Het is allereerst goed om je te realiseren dat het hier om het gedrag gaat, dat ons als Christenen onder elkaar moet kenmerken. Er staat namelijk “… onder u …”. Hoe we met hoererij en alle onreinheid moeten omgaan, wordt hier duidelijk omschreven. Dit moet helemaal niet open en bloot gelegd worden, zodat je je schamen moet als je erbij zit of er ongewild bij betrokken raakt. Deze dingen moeten zo ver van ons afstaan, dat we ze zelfs niet “noemen”. Dat betekent niet dat er niet over gesproken zou mogen worden, maar dat er niet op een instemmende wijze over gesproken of dat er over gegniffeld wordt. Hoe gemakkelijk kan dit gebeuren. Laten we wat dat betreft “de deur op slot houden” maar wat Hem betreft de deur wagen wijd openen en spreken over Hem met elkaar waardoor wij in onze wandel worden aangespoord Hem te dienen en te eren, en Hem die plaats geven die Hij in ons hart en in ons midden toekomt.
Het woord “hoererij” is het Griekse woord “porneia”. Vandaar ons woord pornografie. Dit woord duidt alle seksuele zonde aan, ook seksuele relaties buiten het huwelijk. Het woord alle “onreinheid” sluit hierbij nauw aan. Deze woorden zijn uiterst actueel in onze tijd en bewijzen eens te meer dat de Bijbel tijdloos is, dus niet aan tijden gebonden. Voor elke tijd en altijd heeft de Bijbel absoluut gezag en is om zo te zeggen “to the point”. De woorden hoererij, onreinheid en hebzucht hebben alle drie te maken met het ten koste van anderen je eigen genot zoeken. Dit past heiligen niet, of anders gezegd: dit past niet bij heiligen (als je in de Heer Jezus gelooft en Hem toebehoort, ben je een heilige. Door God daartoe verklaard, en niet door de bijvoorbeeld paus!).
Verbonden en ook van grote invloed zijn de dingen uit vers 4. Het gaat daar om ons taalgebruik. Dit is nauw verbonden met vers 3. Als de Heer Jezus ons voorwerp en Zijn liefde voor ons, voor Zijn gemeente, ons onderwerp is, zal zotte praat of lichtzinnige taal, die niet gepast zijn, geen kans hebben, maar veeleer dankzegging. Dat is wat bij ons past. “Laat er geen vuil woord uit uw mond komen, maar veeleer één dat goed is tot opbouwing waar dat nodig is, opdat het genade geeft aan hen die horen” (Efeze 4:29). Is dat dan saai? O nee, dat geeft juist blijdschap en kracht en moed. Dat is immers wat ook wij in onze tijd nodig hebben? Dit zijn dingen die passen bij de nieuwe mens. Die andere “ongepaste” zondige dingen zullen een afschuw moeten wekken in de harten van de kinderen van God. De “gepaste” dingen zal juist bewondering en dank bewerken. Dat wij als kinderen van God geheel anders denken en handelen als deze wereld, ook met betrekking tot zedeloosheid en alles wat hieraan vastzit, komt omdat wij niet meer behoren bij deze wereld. Wij zijn daaruit getrokken door de Heer Jezus. Wij zijn nu geen kinderen van de duisternis meer, maar kinderen van het licht. “Licht in de Heer”, wel te verstaan. Niet in onszelf, want “vroeger was u duisternis”. Als kinderen van het licht zijn wij in staat om te beproeven wat de Heer welbehaaglijk is. Dat behoren wij ook te doen. Als het zo is, dat wij dit niet meer doen, geraken wij in een geestelijke toestand die niet te onderscheiden is met die van de wereld. Dan moet ook tegen ons gezegd worden: “Ontwaak, u die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten” (Efeze 5:14).
Wat heeft de huidige generatie nodig?
Wat we tot nu toe geschreven hebben, is niet iets wat men wel eens noemt “kretologie”, maar het is de werkelijkheid van onze huidige tijd. Welke remedie is er dan tegen de steeds toenemende duisternis? Dat we ons wapenen met de “wapens van het licht”. Dat heeft onze generatie nodig!
“… Laten wij dan de werken van de duisternis afleggen, en de wapens van het licht aandoen. Laten wij, als op de dag, welvoeglijk wandelen; niet in zwelgpartijen en dronkenschappen, niet in ontuchtigheden en uitspattingen, niet in twist en nijdigheid; Maar doet de Heer Jezus Christus aan, en wijdt geen zorg aan het vlees om aan begeerten te voldoen” (Romeinen 13:12-14). Actueler kan het toch niet? Dit gaat ons die de Heer Jezus Christus kennen toch allen aan? Oók de jongeren van onze tijd! Deze generatie zal als zij de Heer Jezus toebehoren, zichzelf moeten “bewapenen”. Niet met zelfmoordbommen van terroristen maar met de “wapens van het licht”. We zijn toch geroepen uit de duisternis tot het wonderbare licht van God (1 Petrus 2:9), bekeerd uit de duisternis tot het licht (Handelingen 26:18) en gered uit de macht van de duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Kolosse 1:12)?
Waaruit bestaan dan die wapens?
De Heer Jezus is het “Licht van de wereld” (Johannes 8:12) en als wij Hem volgen zullen wij niet in de duisternis wandelen. Dat komt overeen met wat we onze verzen zien uit Romeinen 13. Zoals we hierboven al zagen zijn de wapens van het licht “geestelijke” wapens. Onze strijd namelijk is niet tegen de terroristen – dus niet tegen vlees en bloed – maar tegen de overheden en machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis, tegen de geestelijke machten van de boosheid in de hemelse gewesten (Efeze 6:12).
Wapens van het “licht” horen bij het licht en passen daarin. Eén van de belangrijkste wapens is wel het Woord van God. Onze Heiland en Heer gebruikte deze ook (zie bijvoorbeeld Lukas 4:1-15) en wij moeten Hem daarin navolgen. Je zou dit wapen kunnen noemen: “Er staat geschreven”. Het Woord van God is het “zwaard” van de Geest (Efeze 6:17). Maar voordat je deze wapens kunt aandoen, moet je eerst iets “afleggen”, namelijk de werken van de duisternis die we hierboven al in verschillende toonaarden hebben beschreven. Deze zitten namelijk in de weg en belemmeren je om in het licht te wandelen, zodat je niet kunt onderscheiden wie en waar de vijand is, sterker je bent een prooi van de vijand, de satan. Deze werken van de duisternis horen in de duisternis. Wij behoren nu te leven in overeenstemming met de wil van God en te wandelen in het licht; dat nu kunnen we ontdekken in de Bijbel. We hebben in de voorbijgegane tijd immers genoeg gewandeld zoals de volkeren ook wandelen, namelijk in losbandigheid, begeerten, dronkenschappen, zwelgpartijen, drinkgelagen en misdadige afgoderijen. Als wij in het licht met de Heer Jezus wandelen, zullen de mensen om ons heen die tot de wereld behoren het wel vreemd vinden natuurlijk. Zij willen graag dat je meedoet met hen in hun liederlijkheid (= losbandigheid). Als je dat niet doet, zullen ze je ook lasteren (zie 1 Petrus 4:1-6). We moeten dus breken met de zonde en haar laten: “Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen” (Spreuken 28:13). Vervolgens moeten we niet alleen iets afleggen en daarna de wapens van het licht aandoen, maar we moeten ook de “Heer Jezus Christus aandoen”. Dat betekent “Hem te laten zien” in je omgeving. Wat een opdracht! Gelukkig geeft God daarvoor Zijn genade en de “middelen” – én de “wapens” en de “wapenuitrusting” – om hieraan te kunnen beantwoorden.
Nog een wapen is het gebed. De apostel Petrus zegt in het gedeelte dat volgt op wat we hiervoor al zagen, dat het einde van alle dingen nabij is. Dat is dus vandaag zeker zo. Daarbij roept hij ons op om bezonnen en nuchter te zijn tot gebeden (1 Petrus 4:7). Wanneer wij ons inlaten met deze wereld en haar principes zijn we niet meer “nuchter”, maar beschonken door allerlei verleidingen. Daarom is het gebed ook zo belangrijk. Ook de apostel Paulus wijst hier verschillende malen op en in verband met de wapenrusting zegt hij: “… terwijl u te allen tijde bidt in de Geest met alle gebed en smeking …” (Efeze 6:18). We hebben het Woord van God al gezien in vers 17 en nauw daarmee verbonden zien we dan dus ook het gebed. Het bidden “in de Geest” is niet iets spectaculairs, dat alleen maar voorbehouden zou zijn aan de zogenaamde “geestelijke elitetroepen”, maar is het voorrecht en de opdracht voor iedere gelovige. Het betekent gewoonweg bidden in overeenstemming met de Heilige Geest.
Tenslotte wijs ik op nog een belangrijk wapen, namelijk het “schild van het geloof” (Efeze 6:16). Daarmee kun je de brandende pijlen van satan uitblussen. Zonder geloof (= vertrouwen) heeft satan kans om binnen te dringen en je te ontmoedigen door twijfel te zaaien. Vertrouw op Hem alleen, zelfs als het tegen je natuurlijk verstand ingaat. Onze God alleen weet wat het beste is en Zijn wegen zijn altijd de beste. Het Woord van God zegt: “Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart behoudt” (Psalm 7:11). “Ook hebt Gij mij het schild van Uw heil gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt” (Psalm 18:36).
Dat het nodig is om de “volle” wapenrusting aan te hebben vinden we eveneens in Efeze 6. Als iemand strijdt, gebruikt hij wapens. We hebben immers ook een strijd, een “geestelijke” strijd te voeren. “Doet de hele wapenrusting van God aan, om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel” (Efeze 6:11). Dat is onze verantwoordelijkheid, dat moeten we gewoon doen. Doen we dit niet dan zijn we sowieso de prooi van de overste van deze wereld, de satan. In dit hoofdstuk vinden we nog meer over de wapenrusting van God. Lees en overdenk dit maar eens. Wat vooral van belang is dat we beseffen dat de kracht alleen bij de Heer te vinden is, en niet in onszelf. “Sterkt u in de Heer en in de kracht van Zijn sterkte” (vers 10). Petrus heeft ervaren – en misschien jij ook al wel! – wat het betekende toen hij op zichzelf en zijn eigen kracht vertrouwde. Toen hij tegenover een dienstmeisje kwam te staan, faalde hij jammerlijk. Hoewel hij een sterk karakter had, verloor hij de strijd. We moeten dus de wapenrusting van God aandoen. Dit heeft Hij ons zelf aangereikt en zal daarom niet falen. Onze wapens zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God (zie 2 Korinthe 10:4). We moeten dus de “hele” wapenrusting van God aandoen, want als er ook maar één deel ontbreekt, zal de vijand van onze zielen deze vinden en hiervan misbruik maken. Hij zal ons dan juist dáár aanvallen. Maar als we de volle wapenrusting van God aanhebben, zullen wij kunnen standhouden tegen de listen van de duivel. Het is daarbij van belang dat we zien dat de wapenrusting “opgenomen” moet worden. We zijn dus niet automatisch “bewapend”. God heeft voorzien in de wapenrusting, maar wij moeten deze wel “opnemen”. Niet er alleen naar kijken en er niet over filosoferen of deze uitrusting misschien wel of niet functioneel is. Ook dienen we “vóór” de strijd de wapenrusting op te nemen en niet “tijdens” de strijd. Zo zie je dat het Woord van God wat onze wapens betreft heel praktisch en heel doeltreffend is. Ik laat het aan de lezer over om “alle” onderdelen van de wapenrusting uit Efeze 6 onder de loep te nemen en dit verder uit te diepen. In verband met ons onderwerp hebben wij, denk ik, voldoende stof om over na te denken en er mee bezig te gaan.
Geve de Heer jou en mij genade om Hem alleen welbehaaglijk te zijn en Hem alleen te dienen en dat des te meer naarmate de dag nadert van Zijn komst.
Aan u behoren wij geheel,
U gaf ons Here, met U deel
aan ’t erfgoed, dat U ons verwierf,
toen U voor ons de kruisdood stierf.
O, sla in deez’ woestijn ons gâ,
vervul ons, Heer, met Uw genâ,
opdat wij in de goede strijd,
verwinnen zullen t’ allen tijd’.
1. Het woord schaamte wordt hier gebruikt niet uit preutsheid maar een eerbare manier van spreken. Het betekent zoveel als “gemeenschap hebben”. In Deuteronomium 22:30 vinden we een soortgelijke manier van spreken: “Een man zal de vrouw van zijn vader niet nemen, en hij zal de slip van zijn vader niet ontbloten”. Ook daar heeft het de betekenis van “gemeenschap hebben met”.
Geplaatst in: Schepping
© Frisse Wateren, FW