15 jaar geleden

Van twijfel naar zekerheid (1)

Wat hebben twijfel en roest gemeen? Zij ontvouwen hun verwoestende werking wanneer men er niets tegen doet. Roest, dat ijzer en staal heftig aantast, brengt men met een licht zuur of met een borstel weer tot leven. Twijfels, dat een gezond geloofsleven in gevaar brengt, worden daardoor bestreden dat men in eenvoudig geloof op de uitspraken van de Bijbel steunt.

Ieder van ons heeft het wel eens beleefd: Twijfels kloppen aan de deur van ons hart. Soms luid, soms zacht. Zij willen binnendringen en hun verwoestend werk doen. Wij zullen hen alleen dan de toegang kunnen weigeren, wanneer ons geloof door Gods kracht levendig en sterk is. Dat vinden we bij Abraham in Romeinen 4:20-21: Hij twijfelde niet aan de beloften van God door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof en verkreeg zó de volle zekerheid, dat God zijn beloften vervullen zou. Bij Petrus daarentegen zien we dat twijfel en klein-geloof bij elkaar horen. Zo moest Petrus, toen hij in het water begon te zinken, zich de vraag van de Heer laten welgevallen: “Kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld?” (Matth. 14:31).

Een klein, belangrijk onderscheid

Het lijkt mij bij de behandeling van het onderwerp nuttig te zijn, tussen een kritisch en een angstige twijfel onderscheid te maken. Een kritische twijfelaar is iemand die naar stemmen luistert, die de Goddelijke autoriteit van de Bijbel in twijfel trekt. De oorzaak van zijn {of haar – vertaler} twijfel gaat vaak terug naar zijn verstand en zijn wil. Anders is het bij diegene, die ik een angstige twijfelaar zou willen noemen. Voor hem {of haar – vertaler} zijn de Goddelijke uitspraken absoluut bindend, maar hij wordt altijd weer door zijn twijfel onrustig gemaakt, die uit zijn gevoel en uit zijn ervaringen voortkomen. Het hulpgeroep van de gepijnigde vader uit Markus 9 vers 24 brengt de innerlijke verscheurdheid van een angstige twijfel op het punt: “Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!”

Het geloof verjaagt elke soort van twijfel – en het geloof steunt op het Woord van God. Daarom moeten we de Bijbel openslaan, wanneer we de lastige en afmattende twijfels in de kraag willen grijpen. Iemand zei eens terecht: ‘Ik heb er begrip voor, wanneer iemand met twijfel te doen heeft, maar ik heb geen begrip voor hen, die geen uitweg uit de crisis zoeken’.

I. Kritisch twijfelen

Al op de eerste bladzijden van de Bijbel onderkennen we, dat de duivel twijfel in het hart van de mens zaaien wil. In de hof van Eden zegt hij tegen Eva: “Is het ook, dat God gezegd heeft: Gij zult niet eten van alle boom van deze hof?” (Gen. 3:1). En wat doet Eva als zij met deze listige vraag geconfronteerd wordt? Zij opent de deur voor de twijfel en begint met de duivel te discussiëren. Uit twijfel aan het Woord van God komt snel de zogenaamde zekerheid voort, dat de duivel de waarheid spreekt. Eva gelooft God niet meer, Die gezegd heeft, dat zij sterven zouden, wanneer ze van de verboden vrucht aten, maar zij hield de mooie woorden van de duivel voor geloofwaardiger. Het verschrikkelijke gebeurt: Eva eet van de boom van de kennis van goed en kwaad en de dood dringt de schepping binnen. En God krijgt gelijk!

Vandaag weet iedereen dat hij sterven moet (verg. Pred. 9:5). De duivel brengt daarom deze leugen niet meer op het toneel. Hij grijpt echter nu duizenden andere waarheden van het Woord van God aan en gebruikt daartoe vaak slimme koppen, die scherpzinnige argumenten naar voren brengen.

Maar van zijn aanvallen op de waarheid hoeven wij ons niet uit ons evenwicht te laten brengen. De Bijbel is absoluut betrouwbaar! Dat wordt onder andere daardoor nadrukkelijk bewezen, dat wij in de Bijbel vervulde profetieën vinden. Gebeurtenissen die eeuwen later plaats vonden, werden nauwkeurig voorzegd. Dat is uniek in de literatuur en zal het ook altijd blijven. Als voorbeelden wil ik enkele profetieën noemen, die allemaal op één enkele dag (!) in het leven van de Heer Jezus vervuld werden:

  1. Hij werd door Zijn vriend voor 30 zilverlingen verraden (Ps. 41:10 en Zach. 11:12; Matth. 26:49-50 en Matth. 27:3);
  2. deze dertig zilverlingen werden in de tempel geworpen en daarvan werd een akker gekocht (Zach. 11:13; Matth. 27:5,7);
  3. Hij werd door Zijn discipelen verlaten (Zach. 13:7; Mark. 14:50);
  4. Hij werd vals aangeklaagd; geslagen en bespuwd (Ps. 35:11 en Jes. 50:6; Matth. 26:59-60,67);
  5. Hij bleef stom voor Zijn rechters (Jes. 53:7; Matth. 27:12-14);
  6. Hem werden gal en edik aangeboden (Ps. 69:22; Matth. 27:34,48);
  7. Hij werd met wettelozen gekruisigd (Jes. 53:12 en Ps. 22:17; Matth. 27:35,38);
  8. Over Zijn kleed werd het lot geworpen (Ps. 22:19; Matth. 27:35);
  9. Hij werd (aan het kruis hangend) bespot (Ps. 22:8,9; Matth. 27:41-43);
  10. Hij bad voor Zijn vijanden (Jes. 53:12; Luk. 23:34);
  11. Zijn vrienden stonden op een afstand (Ps. 38:12; Luk. 23:49);
  12. Hij werd door God verlaten (Ps. 22:2; Matth. 27:46);
  13. Hij gaf Zijn geest over aan de Vader (Ps. 31:6; Luk. 23:46);
  14. Hij werd in het graf van een rijke gelegd (Jes. 53:9; Matth. 27:57-60).

Deze enkele aanwijzingen moeten op deze plaats genoeg zijn, om aan te tonen dat de bijbel de stempel van Goddelijke autoriteit draagt. Er zijn natuurlijk een overvloed aan objectieve feiten, die iedere twijfel aan de betrouwbaarheid van de Schrift zouden kunnen smoren.
Wie de Bijbel leest en zich openstelt voor haar boodschap, ervaart ook subjectief de boeiende kracht van het Woord van God. Zoals de zon haar bestaan daardoor bewijst, dat zij warmte, licht en leven geeft, zo beleeft de gelovige Bijbellezer de unieke morele kracht, die van het Woord van God uitgaat. Een Christen hoeft ook zeker niet bang te zijn voor zogenaamde wetenschappelijke kennis en theologische spitsvondigheden en zich daardoor het kinderlijk geloof in de geopenbaarde waarheid te laten roven!

II. Angstig twijfelen

Onzekerheid en twijfel zijn altijd onaangenaam, maar bijzonder moeilijk wordt het, wanneer het om het eeuwig heil van de ziel gaat. Zij die zich werkelijk bekeerd, maar nog geen heilszekerheid hebben, ontbreekt iets wat heel beslissend is. Daarom willen we ons in de eerste plaats aan de twijfel met het oog op de redding wijden.

→ 1. Twijfel aan de redding
Ten eerste moet duidelijk zijn, dat God ons zekerheid van het heil geven wil. We moeten niet op de eeuwigheid wachten om te kunnen weten, dat wij kinderen van God zijn. Neen, een Christen mag weten, dat hij door God aangenomen is en de heerlijkheid bereiken zal (1 Kor. 15:49; Kol. 3:4; 1 Joh. 3:2 enz.). God wil elke gelovige die “volle zekerheid” schenken (verg. Kol. 2:2; Hebr. 10:22; Hebr. 6:11).

De vraag die nu velen bezighoudt, is: Is dat ook op mij van toepassing? Ben ik gered? Ben ik een kind van God? Sommige Christenen die zich al als kind bekeerd hebben, stellen zichzelf deze indringende vragen, nadat het zonnige kindergeloof verdwenen is. Twijfels aan de redding worden vaak opgeroepen, omdat bepaalde zonden zich niet uit het leven verdrijven laten; men vraagt zich af, of de bekering werkelijk echt was. In het moeras van voortdurende nederlagen gedijen de twijfels prachtig en de vrede in de Heer verkommert steeds meer. Deze sombere stemmings-toestand wordt tragischer wijze wederom als aanwijzer gebruikt, dat men geen kind van God zijn kan. Volgens het motto: “Als ik werkelijk een Christen zou zijn, moet ik van vreugde overstromen, zoals ook vele andere Christenen”.

a) De zaak met het gevoel
Gevoelens zijn natuurlijk niet principieel verkeerd, maar wij mogen daarop niet steunen. Zij wisselen bij ons soms sneller dan het weer. Wanneer wij in ons zelf zien, krijgen we geen bodem onder de voeten. We mogen en moeten het Woord van God beschouwen en ons geloof op haar uitspraken funderen. Hebt u uw zonden eerlijk voor God beleden1? Lees dan 1 Johannes 1 vers 9. Hebt u uw vertrouwen op de Heer Jezus gesteld? Blader dan een beetje verder en lees 1 Johannes 5 vers 13. Pas het heel persoonlijk toe op uzelf!

Stellen we ons een man voor die een dichtgevroren meer oversteekt. Hij kruipt heel langzaam en angstig over het ijs, omdat hij niet weet of het hem draagt. Daar ziet hij een groep ruiters dat monter over het ijs galoppeert. Deze aanblik ontlokt bij hem de woorden: “Als ik nu toch ook zo zeker en vrolijk mijn weg zou kunnen gaan!” Wat bedoelt u met deze uitroep? Voelt u zich niet gedrongen, de man toe te roepen: “Sta dan toch op! Het ijs dat de ruiter draagt, draagt ook u!” Zo mag ook voor u het Woord van God volledig voldoende zijn, dat duizenden andere Christenen zekerheid gegeven heeft. Sta eenvoudig in geloof op!

Een broeder die door twijfels geplaagd werd, kwam een bij H.A. Ironside2 en zei, dat hij een foutloos getuigenis nodig had, om heilszekerheid te kunnen verkrijgen. Ironside vroeg hem: “Wat zou er moeten gebeuren, zodat u zekerheid krijgen kunt? Als een engel u zou zeggen, dat u werkelijk een kind van God bent, zou dat genoeg zijn?” “Ja”, antwoordde hij, “een engel zou niet slecht zijn”. “En wat zou het zijn”, ging Ironside verder, “als satan u op uw sterfbed zou toefluisteren, dat het een van zijn engelen geweest was?” De man was sprakeloos. Ironside maakte hem toen daarop opmerkzaam, dat God meer dan een engelboodschap gegeven heeft: Zijn eigen Woord. Ja, zou het Woord uit de mond van God niet toereikend zijn?

Wanneer wij dit woord zonder enige terughouding vertrouwen, zal ons leven zich veranderen. Wij kunnen het dan doen als die man, die tientallen jaren lang in een vuurtoren woonde, en op de vraag of hij bij stormen geen angst heeft, antwoordde: “Wanneer de storm komt ben ik alleen bezorgd om het licht te laten branden. Mijn eigen zekerheid is 100% gewaarborgd. Ik bekommer mij uitsluitend daarom, dat anderen de reddende oever bereiken”.

b) De zaak met het geloof
Velen die zich er mee bezighouden, of zij werkelijk gered zijn, analiseren hun geloof. Zij stellen zichzelf daarbij verschillende vragen die een antwoord vereisen:

  • Heb ik het mij met het geloof niet te eenvoudig gemaakt?

De eenvoud van de redding schijnt voor sommigen een moeilijkheid te zijn. Wie erkend heeft een verloren zondaar te zijn en in vertrouwen op het werk aan het kruis tot de Heer Jezus gekomen is, bevindt zich in zekerheid. Toen de Israëlieten door vurige slangen in de woestijn gebeten werden, moesten zij alleen op de door Mozes verhoogde slang zien, om gered te worden (Num. 21:9). Zij hoefden daarover niet te piekeren, of het te eenvoudig was. “En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (Joh. 3:14-15).

  • Is mijn geloof ook sterk genoeg?

Het gaat voor de redding er niet om, een sterk geloof te hebben, maar een echt. Wanneer een drenkeling een reddingsboei toegeworpen wordt, speelt het geen rol of hij zich met grote overtuiging daaraan vastklemt of met sidderende hand. Hoofdzaak is dat hij inziet, dat hij verloren is en de aangeboden redding aangrijpt.

  • Is mijn geloof ook groot genoeg?

God roept ons niet op in ons geloof te geloven! Wat heeft het grootste geloof voor nut, als de persoon die men gelooft, niet vertrouwenswaardig is? Op God echter kunnen wij ons verlaten (Ps. 118:8). Wie Hem vertrouwt, zal niet te schande worden.

Wordt D.V. vervolgd.

Gerrid Setzer, © Folge mir nach.

NOTEN VERTALER:
1. Zie de artikelserie “Ik heb gezondigd”.
2. Een bekend Engels bijbelleraar uit de 19e (of 20e eeuw?).

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW