20 jaar geleden

Ruth (6)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest…

Het volgen van eigen wegen

Ruth 1:3: “En Elimélech, de man van Naómi, stierf; maar zij werd overgelaten met haar twee zonen”.

Elimélech aan heeft zijn verantwoording als hoofd van een gezin in Israël niet voldaan. Hij was een eigen weg gegaan en stierf. Laten we daarover nadenken. We mogen ervan overtuigd zijn dat God in Zijn regeringswegen het leven van menig gelovige voortijdig heeft beëindigd. Een broeder leefde lange tijd in de wereld en maakte het bonter dan vele ongelovigen. Tenslotte overkwam hem een ziekte die hem ter dood bracht. Tijdens deze ziekte kwam hij tot belijdenis van zijn boze weg. In overeenstemming met Gods gedachten deed hij oprechte belijdenis en vond zijn Heer en Heiland terug. Hij bekende het ook voor de brusters en vroeg of de vergadering (gemeente) hem zou willen vergeven. Alles werd in orde gemaakt maar hij kon tot zijn groot verdriet niet meer deelnemen aan de samenkomsten. Tegen een broeder zei hij: “Dat ik zo wegkwijn en verhoudingsgewijs al vroeg moet sterven, zijn Gods regeringswegen met mij” (1 Petrus 1:15-19; 4:17). Hij kon dat met het oog op zichzelf zeggen. Anderen hebben niet het recht zo’n conclusie met betrekking tot hun brusters in het geloof te trekken. Er is ook niemand bevoegd om ziekte of vroeger lijden als straf voor begaan kwaad toe te rekenen. “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” (Mattheüs 7:1; 2 Korinthe 5:10; Romeinen 14:10).

In Gods wegen met de gelovigen zijn er gevolgen, die overeenstemmen met Zijn regering, vanwege de eigen wil. Elimélech was in zijn positie als hoofd van het gezin niet trouw geweest. Zijn dood was ongetwijfeld een gevolgin overeenstemming met Zijn regeringswegen, vanwege het trekken naar Moab. Wanneer Naómi daarvoor gevoel gehad zou hebben, dan zou de dood van haar man voor haar zeker aanleiding zijn geweest om naar Bethlehem terug te keren. Hoe jammer dat van een gezin, waarvan het hoofd de naam “Mijn God is koning” draagt, er slechts één persoon overblijft, hoewel ook dat nog genade is.

Na de dood van Elimélech was Naómi met haar beide zonen in het vreemde land “overgebleven”. Het is schokkend wat van deze beide zonen wordt bericht. Zij namen Moabitische vrouwen, Orpa en Ruth. Zij woonden ongeveer tien jaren bij hen toen ook de beide mannen, Machlon en Chiljon, stierven. Hoe jammer is het dat van kinderen van gelovige ouders niets meer vermeld kan worden dan dat ze in de wereld trouwden en dat ze stierven zonder ooit persoonlijk en openlijk in verbinding te hebben gestaan met het getuigenis van God. In verbinding met onze geschiedenis moet, zonder dat het onbehoorlijk oordelen zou zijn, zelfs gezegd worden dat de ouders zelf de zonen in de wereld hebben geleid. In Moab opgegroeid, hebben ze snel het Goddelijke beginsel met betrekking tot de onmogelijkheid van een verbinding met Moab, vergeten (Deuteronomium 23:3).

Natuurlijk hebben kinderen van gelovige ouders naargelang hun leeftijd een toenemende eigen verantwoordelijkheid. Ook Machlon en Chiljon waren allebei voor God verantwoordelijk. Met het oog op de afwijkingen van hun kinderen zwakt dat echter op geen enkele manier het ernstige feit af dat vele ouders moeten belijden dat God tegen hen heeft getuigd (Ruth 1:21). Het weinige, en daarbij ook nog negatief, wat van Machlon en Chiljon is gezegd, bevestigt op treurige wijze de betekenis van hun namen: “ziekte, alles verwelkt” en “uittering, verbruik”. Zij zullen zeker ten aanzien van Israëls voorrechten als het volk van God niet helemaal onwetend zijn geweest. Maar de oppervlakkigheid van de ouders in Goddelijke dingen en het oponthoud in Moab hebben hun invloed op hen uitgeoefend. En toch waren zij voor hun onheilige verbinding met Moab tengevolge van hun huwelijk, die totaal tegen de gedachten van God was, ten volle verantwoordelijk.

Evenwel is de verantwoording van de kinderen van gelovige ouders in verhoogde mate gegeven, wanneer Godvruchtige ouders er naar streven om hun kinderen in de tucht en vermaning van de Heer op te voeden. En zelfs in zulke families komt het voor dat kinderen in ongehoorzaamheid tegen Gods Woord en ondanks alle waarschuwingen en vermaningen, huwelijken sluiten die een ongelijk juk voorstellen. Geestelijk gezinde vaders en moeders zullen ook daarin de hand van de Heer zien en zoeken in smart en ootmoed te kennen wat de Heer hen met deze wegen te zeggen heeft. Hoe groter de Godsvrucht van zulke ouders, hoe dieper zal hun zuchten zijn wanneer een van hun kinderen in de wereld getrouwd is en van de Heer is afgeraakt. Zijn er vandaag niet vele Christelijke families waarvan alleen nog de ouders – vaak alleen nog een deel – alleen “overgebleven” zijn?! Daar blijft alleen nog over: het gebed in vertrouwen op het onbeperkte erbarmen van God.

Wat nu de weg van de kinderen betreft die tegen het Woord van God hebben gehandeld: “Gaat niet met ongelovigen onder één juk. Want welk deelgenootschap heeft de gerechtigheid met de wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? Of waaraan kan een gelovige met een ongelovige deel hebben?” (2 Korinthe 6:14,15); zo herinnert dat aan de geest van die tijd van Richteren: “Een ieder deed wat recht was in zijn ogen”. De verbinding met een ongelovige huwelijkspartner brengt tot uitdrukking wat Simson zei: “Want zij is bevallig in mijn ogen” (Richteren 14:3). Eigenwil is vandaag evenals toen niet alleen in de wereld overheersend, maar helaas vaak ook in de families van de kinderen van God. Dat is de geest van de wereld, de geest van “Moab”, hetgeen de hoogmoed van het vlees symboliseert, die in het Christelijk getuigenis is binnengedrongen. Hij kon echter alleen daarom onder ons voet aan de grond krijgen, omdat wij niet alleen niet waakzaam waren maar omdat wij ons niet voldoende van Moab gescheiden hielden. In het bijzonder in de tegenwoordige ‘laatste dagen’ vreet deze geest om zich heen als de kanker. Alleen een consequente scheiding van de wereld is naar de gedachten van God en kan ons voor het boze bewaren. Elke compromis met de wereld, ook met de zogenaamde religieuze wereld, is van satan en niet van God. Nooit leidt de Heilige Geest tot een compromis met het boze. In het geestelijk woordenboek van de gelovigen is het begrip ‘compromis’ onbekend.

Geliefde jonge vrienden, ik smeek jullie, wees op je hoede voor de listen van de vijand. Hoe snel ontwikkelt zich een vriendschap tussen jonge gelovigen en onbekeerde leeftijdsgenoten. Nog sneller ontwikkelt zich uit een genegenheid tussen een jonge broeder en een ongelovig meisje – ook omgekeerd – een vaste relatie wanneer ze niet in de kiem wordt gesmoord. Ontvlucht de strikken van satan. Hoe sneller, hoe beter, het zal je nooit berouwen.

Wordt D.V. vervolgd.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeldt.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW