20 jaar geleden
Ruth (25)
|
Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.
Wat is het geheim van de rust voor de ziel?
Naómi erkent dat de grote God alles wonderbaar heeft geleid. Haar hart is vol dankbaarheid want zij herinnert zich dat Boaz een bloedverwant is die als losser in aanmerking kan komen. Het woord “bloedverwante” in de Hebreeuwse taal kan ook met “losser”, “verlosser” en ook met “bloedwreker” worden vertaald.In Leviticus 25:25 vinden wij de “losser” die het verkochte eigendom van zijn verarmde broer moet terugkopen (lossen). Heeft een Israëliet ten gevolge van armoede zichzelf aan een vreemde verkocht, moet zijn losser hem ook vrijkopen (vers 47-49). Bovendien moet hij ook de vrouw van een man die geen zoon heeft en gestorven was, trouwen. God wilde dat een verstorvene een erfenis verwekt zou worden en daardoor zijn naam bleef behouden en zijn erfdeel niet in vreemde handen kwam.De kant van de bloedwreker vinden wij in Numeri 35:16-28. God kon het bloed dat door een doodslager was vergoten niet on-verzoend laten.
De Heer Jezus zal zowel “losser” als ook “bloedwreker” voor Zijn aardse volk zijn. Hij zal Zijn volk verlossen uit de hand van haar vijanden, het haar door God geschonken erfdeel teruggeven en alle vijanden (doodslagers) doen uitgaan.
Hoe wonderbaar is het Woord van God, ook wanneer wij de profetische lijn overdenken, zoals wij die in het boek Ruth vinden.Is Hij ook niet beide voor alle verlosten? Ja, Hij heeft ons verlost door Zijn kostbare bloed, het bloed “van een onberispelijk en onbevlekt lam” (1 Petrus 1:19), maar Hij heeft ook hem teniet gedaan “die de macht over de dood had, dat is de duivel …” (Hebreeën 2:14-15). Hij heeft de “doodslager”, satan, overwonnen en ons vrijgemaakt. Wonderbare Heer! Hem zij dank in alle eeuwigheid!
Haar hart ging naar zijn veld uit
“En Ruth, de Moabitische, zei: Ook, omdat hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die ik heb, totdat zij de ganse oogst, die ik heb, zullen hebben voleindigd. En Naómi zei tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld” (Ruth 2:21-22).
Ruth gaat niet op het woord van Naómi in (vers 20). Hoe kon zij ook, zij kende de gedachten van God met betrekking tot deze dingen nog niet. Zij was nog niet lang op de weg van het geloof. Maar voor haar was het belangrijk wat Boaz tegen haar had gezegd, namelijk om zich bij zijn mensen te houden tot de hele oogst voorbij zou zijn. Naómi herhaalt bijna dezelfde woorden die Boaz tot Ruth had gesproken (2:8).
“Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, om op te lezen, totdat de gersteoogst en tarweoogst voleindigd waren; en zij bleef bij haar schoonmoeder” (2:23).
Waren er niet vele velden in Bethlehem waar zij had kunnen oplezen? Jazeker, maar het was de persoon van Boaz die haar aantrok, van wie zij genade en goedheid had ervaren. Haar hart ging naar zijn veld uit – daar, waar hij was -, én bij zijn mensen, daar wilde zij blijven.
De tweevoudige rust
En Naómi, haar schoonmoeder, zei tot haar: “Mijn dochter! zou ik u geen rust zoeken, dat het u welga?” (Ruth 3:1).
Van oudsher was het Gods bedoeling voor de mensen hen in Zijn eigen rust te brengen. De Heer Jezus spreekt in Mattheüs 11:28-30 van een tweevoudige rust: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen”. Naómi heeft tegenover haar schoondochters ook van een rust gesproken: “… keert weder, een ieder tot het huis van haar moeder …; De Heere geve u, dat gij rust vindt, een ieder in het huis van haar man! …” (Ruth 1:8-9). Daar zou nooit de rust te vinden zijn geweest die alleen de Heer geven wil en geven kan. Talloze mensen hebben zich overgegeven aan een valse rust, ook zelfs belijdende Christenen. De Heer Jezus bedoelt een heel andere rust. Hij zegt: “Komt tot Mij!” Eerst spreekt Hij van de rust van het geweten die Ruth door het geloof in de God van Israël bezat. Staande op de bodem van het Nieuwe Testament kennen en genieten wij deze rust met grotere zekerheid dan de gelovigen van het Oude Testament.
Ruste vond hier mijn geweten,
want Zijn bloed, o heilfontein,
heeft van alle mijne zonden
mij gewassen blank en rein.
Naómi dacht logischerwijze aan de rust, waarvan de Heer Jezus in Mattheüs 11:29 zegt: “Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen”. Hier gaat het niet om rust voor “uw geweten” maar om rust voor “uw zielen”. Dat is een belangrijk onderscheid. Rust voor het geweten heeft iedere gelovige met de vergeving van zijn zonden ontvangen. Maar niet alle gelovigen genieten de “rust van de ziel”.
Het geheim van de rust voor de ziel is: gehoorzaamheid, afhankelijkheid en onderdanigheid in de wil van God. Daaruit bestond het juk van de Heer Jezus als mens op aarde. Hij was zachtmoedig en nederig van hart. Hij genoot deze rust in ongestoorde volkomenheid op Zijn hele weg. Ons verlangen van Hem te leren brengt ons onder Zijn juk, in ware gemeenschap met Hem. Hij deed altijd wat welgevallig was voor de Vader. Hoewel wij daarin nooit Zijn volkomenheid kunnen bereiken …, laat er toch het oprechte verlangen in ons hart zijn om van Hem zachtmoedigheid en nederigheid te leren om de rust voor onze zielen in dat te vinden, wat het welgevallen van de Vader is. Dan zal de Heer Jezus voortdurend voor onze aandacht zijn, en zullen wij verlangen om met Hem “in Zijn juk te gaan”. Hij zegt: “Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”. Zodra onze gedachten en ogen van Hem zijn afgeleid, wordt het juk zwaar en drukkend. Dan genieten wij niet deze rust voor de zielen. De Heer Jezus was de enige Mens die in Zijn hele aardse leven nog niet één fractie van een seconde de rust van de ziel heeft ontbeerd. Ondanks alle verzoekingen en lijden temidden van de vijandschap van de mensen genoot Hij deze rust in voortdurende volkomenheid. Mogen wij toch van Hem leren zodat wij in waarheid met de dichter kunnen zeggen:
Met de vrede Gods in het harte
ga ik hier door smart en strijd;
eeuwige rust vind ik daarboven
in des Godslams heerlijkheid.
Wordt D.V. vervolgd.
De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.
Geplaatst in: Christendom, Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
Ruth (25)
Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.
Wat is het geheim van de rust voor de ziel?
Naómi erkent dat de grote God alles wonderbaar heeft geleid. Haar hart is vol dankbaarheid want zij herinnert zich dat Boaz een bloedverwant is die als losser in aanmerking kan komen. Het woord “bloedverwante” in de Hebreeuwse taal kan ook met “losser”, “verlosser” en ook met “bloedwreker” worden vertaald.In Leviticus 25:25 vinden wij de “losser” die het verkochte eigendom van zijn verarmde broer moet terugkopen (lossen). Heeft een Israëliet ten gevolge van armoede zichzelf aan een vreemde verkocht, moet zijn losser hem ook vrijkopen (vers 47-49). Bovendien moet hij ook de vrouw van een man die geen zoon heeft en gestorven was, trouwen. God wilde dat een verstorvene een erfenis verwekt zou worden en daardoor zijn naam bleef behouden en zijn erfdeel niet in vreemde handen kwam.De kant van de bloedwreker vinden wij in Numeri 35:16-28. God kon het bloed dat door een doodslager was vergoten niet on-verzoend laten.
De Heer Jezus zal zowel “losser” als ook “bloedwreker” voor Zijn aardse volk zijn. Hij zal Zijn volk verlossen uit de hand van haar vijanden, het haar door God geschonken erfdeel teruggeven en alle vijanden (doodslagers) doen uitgaan.
Hoe wonderbaar is het Woord van God, ook wanneer wij de profetische lijn overdenken, zoals wij die in het boek Ruth vinden.Is Hij ook niet beide voor alle verlosten? Ja, Hij heeft ons verlost door Zijn kostbare bloed, het bloed “van een onberispelijk en onbevlekt lam” (1 Petrus 1:19), maar Hij heeft ook hem teniet gedaan “die de macht over de dood had, dat is de duivel …” (Hebreeën 2:14-15). Hij heeft de “doodslager”, satan, overwonnen en ons vrijgemaakt. Wonderbare Heer! Hem zij dank in alle eeuwigheid!
Haar hart ging naar zijn veld uit
“En Ruth, de Moabitische, zei: Ook, omdat hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die ik heb, totdat zij de ganse oogst, die ik heb, zullen hebben voleindigd. En Naómi zei tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld” (Ruth 2:21-22).
Ruth gaat niet op het woord van Naómi in (vers 20). Hoe kon zij ook, zij kende de gedachten van God met betrekking tot deze dingen nog niet. Zij was nog niet lang op de weg van het geloof. Maar voor haar was het belangrijk wat Boaz tegen haar had gezegd, namelijk om zich bij zijn mensen te houden tot de hele oogst voorbij zou zijn. Naómi herhaalt bijna dezelfde woorden die Boaz tot Ruth had gesproken (2:8).
“Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, om op te lezen, totdat de gersteoogst en tarweoogst voleindigd waren; en zij bleef bij haar schoonmoeder” (2:23).
Waren er niet vele velden in Bethlehem waar zij had kunnen oplezen? Jazeker, maar het was de persoon van Boaz die haar aantrok, van wie zij genade en goedheid had ervaren. Haar hart ging naar zijn veld uit – daar, waar hij was -, én bij zijn mensen, daar wilde zij blijven.
De tweevoudige rust
En Naómi, haar schoonmoeder, zei tot haar: “Mijn dochter! zou ik u geen rust zoeken, dat het u welga?” (Ruth 3:1).
Van oudsher was het Gods bedoeling voor de mensen hen in Zijn eigen rust te brengen. De Heer Jezus spreekt in Mattheüs 11:28-30 van een tweevoudige rust: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen”. Naómi heeft tegenover haar schoondochters ook van een rust gesproken: “… keert weder, een ieder tot het huis van haar moeder …; De Heere geve u, dat gij rust vindt, een ieder in het huis van haar man! …” (Ruth 1:8-9). Daar zou nooit de rust te vinden zijn geweest die alleen de Heer geven wil en geven kan. Talloze mensen hebben zich overgegeven aan een valse rust, ook zelfs belijdende Christenen. De Heer Jezus bedoelt een heel andere rust. Hij zegt: “Komt tot Mij!” Eerst spreekt Hij van de rust van het geweten die Ruth door het geloof in de God van Israël bezat. Staande op de bodem van het Nieuwe Testament kennen en genieten wij deze rust met grotere zekerheid dan de gelovigen van het Oude Testament.
Ruste vond hier mijn geweten,
want Zijn bloed, o heilfontein,
heeft van alle mijne zonden
mij gewassen blank en rein.
Naómi dacht logischerwijze aan de rust, waarvan de Heer Jezus in Mattheüs 11:29 zegt: “Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen”. Hier gaat het niet om rust voor “uw geweten” maar om rust voor “uw zielen”. Dat is een belangrijk onderscheid. Rust voor het geweten heeft iedere gelovige met de vergeving van zijn zonden ontvangen. Maar niet alle gelovigen genieten de “rust van de ziel”.
Het geheim van de rust voor de ziel is: gehoorzaamheid, afhankelijkheid en onderdanigheid in de wil van God. Daaruit bestond het juk van de Heer Jezus als mens op aarde. Hij was zachtmoedig en nederig van hart. Hij genoot deze rust in ongestoorde volkomenheid op Zijn hele weg. Ons verlangen van Hem te leren brengt ons onder Zijn juk, in ware gemeenschap met Hem. Hij deed altijd wat welgevallig was voor de Vader. Hoewel wij daarin nooit Zijn volkomenheid kunnen bereiken …, laat er toch het oprechte verlangen in ons hart zijn om van Hem zachtmoedigheid en nederigheid te leren om de rust voor onze zielen in dat te vinden, wat het welgevallen van de Vader is. Dan zal de Heer Jezus voortdurend voor onze aandacht zijn, en zullen wij verlangen om met Hem “in Zijn juk te gaan”. Hij zegt: “Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”. Zodra onze gedachten en ogen van Hem zijn afgeleid, wordt het juk zwaar en drukkend. Dan genieten wij niet deze rust voor de zielen. De Heer Jezus was de enige Mens die in Zijn hele aardse leven nog niet één fractie van een seconde de rust van de ziel heeft ontbeerd. Ondanks alle verzoekingen en lijden temidden van de vijandschap van de mensen genoot Hij deze rust in voortdurende volkomenheid. Mogen wij toch van Hem leren zodat wij in waarheid met de dichter kunnen zeggen:
Met de vrede Gods in het harte
ga ik hier door smart en strijd;
eeuwige rust vind ik daarboven
in des Godslams heerlijkheid.
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Christendom, Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW