18 jaar geleden

Ruth (22)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.

De voeding van de ziel

“Toen zij nu opstond, om op te lezen, zo gebood Boaz zijn jongens, zeggende: Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet. Ja, laat ook allengs van de handvollen voor haar wat vallen, en laat het liggen, dat zij het opleze, en bestraft haar niet. Alzo las zij op in dat veld, tot aan den avond; en zij sloeg uit, wat zij opgelezen had, en het was omtrent een efa gerst” (Ruth 2:15-17).

Het is belangrijk een zeker begrip te hebben omtrent de verschillende gezichtspunten waaronder Christus ons in velerlei beelden als voedsel voor onze zielen en het nieuwe leven wordt voorgesteld. De volgorde van deze beelden begint met het eten van het pascha en wordt in het feest van de ongezuurde broden voortgezet. Wij hebben over het manna, de spijs in de woestijn, gesproken. In het land KanaƤn is er dan het brood van het land en het gerooste koren (Jozua 5:11), die beide van de verheerlijkte Christus als Mens in de hemel spreken.

Hijzelf is nu de spijs van hen die mee opgewekt zijn en mee mogen zitten in de hemelse gewesten (Efeze 2:6). Helaas verstaan vele kinderen van God deze waarheid niet. Weliswaar verheugen zij zich in hun redding, maar zij blijven veelal hun hele leven bij het kruis staan. Hoewel het kruis de grondslag is van onze redding, wil de Heer ons graag verder leiden tot het genot van de volle, hemelse zegeningen (Efeze 1:3-14). Wij mogen nu al”in de hemelse gewesten” vertoeven, daar de spijze van het land genieten – Hem Zelf, onze geliefde Heer.

Moge Hij werkelijk het voedsel voor onze ziel zijn. Dan zullen wij met vreugdevolle harten met de dichter zingen:

Mijn Jezus, U bent mijn vreugde,
mijn goud, mijn schat, mijn mooiste beeld.
Alleen U bent mijn lust en mijn genot,
en wat mijn hart voor eeuwig stilt

Wat hebben wij over?

Ruth heeft uit de hand van Boaz het voedsel ontvangen, hetgeen de waarde ervan in haar ogen verhoogde. Zo mogen ook wij de persoonlijke gemeenschap met Hem, de Heer Jezus, hebben en uit Zijn hand ontvangen. Wij moeten niet alleen dat deel kennen, dat Hij aan alle gelovigen geschonken heeft maar in de verborgen persoonlijke omgang en in het luisteren naar Zijn Woord de heerlijkheden van Zijn Persoon genieten. Is dat niet in waarheid “het goede deel” dat ook Maria gekozen heeft (Lukas 10:42)? Het hart is dan zo gelukkig en met Zijn liefde vervuld dat wij anderen mee kunnen delen. Dit is alleen mogelijk wanneer men zelf overvloed heeft.

Zo was het bij Ruth: zij werd niet alleen volledig bevredigd maar zij hield over en bracht het aan haar schoonmoeder (2:18). Na de spijziging van de vijfduizend zei de Heer Jezus: “Verzamelt de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren gaat” (Johannes 6:12). Dat is een belangrijk woord, in het bijzonder in onze tijd van welvaart. Hoeveel levensmiddelen verderven of worden weggegooid. Moeten wij ook niet onze kinderen daarop opmerkzaam maken, dat niets “omkomen” mag? Het is een zonde om brood en andere voedingsmiddelen weg te gooien terwijl in andere landen vele mensen verhongeren, ja, zelfs de hongerdood sterven.

Dit geldt te meer voor dat, wat wij in geestelijk opzicht aan voedsel ontvangen. Niet alleen wat wij in de persoonlijke omgang met de Heer verkrijgen, maar ook wat wij in onze samenkomsten van Hem krijgen, mogen wij verder geven. Hoeveel oude, zieke en anders verhinderde broeders en zusters zijn er die de samenkomsten niet kunnen bezoeken, maar die wij uit de korf van “overgebleven brokken” mogen brengen. Zijn niet vaak in eigen huis zulken, die op “het meegebrachte” wachten?

Een lieve, oude zuster beklaagde zich eens bij mij dat dochter en schoonzoon haar nooit een woord uit de vergadering meebrachten. Helaas gingen de jonge mensen uit gewoonte naar de plaats waar de ware Boaz de spijze uitdeelt. Hun harten waren echter met andere dingen vervuld zodat zij zelf niets meenamen. Is dat niet jammer? Bij de dienst van meebrengen behoort de persoonlijke gemeenschap met de Heer en de bereidheid een zegen voor anderen te zijn.

Wie het oplezen op het veld van Boaz niet dagelijks beoefent, kan onmogelijk in het uur van de Woordverkondiging de zegen ontvangen die de Heer ieder graag zou willen geven. Een woord mag zijn geweten wakker schudden, maar, hoewel genade, is dat niet de zegen die de Heer ons wil schenken. Harten die met aardse dingen vervuld zijn, kunnen de hemelse spijze niet opnemen. Moge de Heer ons voor zulk een toestand bewaren.

De schatkamers van het Woord

“Toen zij nu opstond, om op te lezen, zo gebood Boaz zijn jongens, zeggende: Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet. Ja, laat ook allengs van de handvollen voor haar wat vallen, en laat het liggen, dat zij het opleze, en bestraft haar niet” (Ruth 2:15-16).

De tijd van het eten is ten einde. Ruth heeft nieuwe kracht verkregen. De rust en de spijze zijn haar goed bekomen. De tegenwoordigheid van Boaz heeft haar hart met vreugde vervuld. Hoewel zij niets afwist van wat Boaz tegen zijn jongens had gezegd, bespeurde zij een vermeerderde zegen. Maar ons is het meegedeeld om ter erkennen dat niet alleen onze ijver maar de zegen van de Heer rijke resultaten bewerkt. Een hart dat voor de ware Boaz slaat, mag ook “tussen de garven” oplezen. Is het niet zo dat wij vaak teksten en gedeelten in het Woord van God niet verstaan? Hoe vaak lezen wij erover heen totdat de Heilige Geest ons de waarheden toont die daartussen liggen. Er is niet slechts interesse en ijver nodig om het Woord van God te leren kennen maar oprechte liefde en gehoorzaamheid ten opzichte van Hem. Dan opent Hij ons in Zijn goedheid de schatkamers. “Wat geen oog heeft gezien en wat geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben” (1 Korinthe 2:9). Wij roepen uit: “Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een grote buit vindt” (Psalm 119:162).

Zelfs uit de bundels moeten de jongens aren trekken en voor Ruth laten liggen. Dat zou men normalerwijze nooit hebben gedaan. Maar Boaz had het bevolen. Hij wilde Zijn maagd buitengewoon rijkelijk zegenen. Vaak vinden wij “handen-vol” zegen in Zijn Woord of door de dienst van een trouwe broeder in woord en geschrift. Met betrekking tot de kennis van Zijn Woord had de Heer ons toch alles na onze bekering ineens kunnen geven. Hij zou hele schoven of grote hoeveelheden koren kunnen voorzetten, maar dan zou het niet door ons worden bewerkt. Hij ziet graag de ijver die Hij als de trouwe Knecht volkomen openbaarde. Hij kon zeggen: “De ijver van Uw huis heeft Mij verteerd” (Psalm 69:10). Boaz onderkende oprechtheid, ijver en haar waardering van de zegen van de Heere in het hart van Ruth en beloonde haar het in rijke mate.

Hoeveel heb ik verzameld en hoeveel deel ik uit?

“Alzo las zij op in dat veld, tot aan de avond; en zij sloeg uit, wat zij opgelezen had, en het was omtrent een efa gerst” (Ruth 2:17).

De IsraeliĆ«ten moesten in de woestijn het manna verzamelen en wel “een ieder verzamelde zoveel, als hij eten mocht”, een gomer per hoofd. Dat is 2,01 liter. Maar een efa is tienmaal zoveel, namelijk 20,1 liter. Hoe overstromend werd Ruth gezegend! Snel haastte zij zich naar huis om het naar haar schoonmoeder te brengen. Zo rijkelijk zou de Heer Jezus ons ook graag willen zegenen. Maar laten wij wel bedenken dat met het vele dat wij ontvangen ook onze verantwoordelijkheid toeneemt. Laten wij het niet zelfzuchtig voor onszelf houden maar naar de mate waarin wij verzadigd zijn anderen van het goede meedelen. De trouwe dienaar Paulus verlangde ernaar de gelovigen in Rome te zien om hen “enige geestelijke genadegave mee te delen” (Romeinen 1:11).

Wordt D.V. vervolgd.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW