20 jaar geleden

Ruth (12)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.

Terugkeer bij het begin van de gersteoogst

Zo keerde Naómi terug zoals vers 19-21 ons berichten. Voor Ruth, de Moabitische, geldt eveneens dat zij uit de velden van Moab “terugkeerde”. Gods genade heeft haar bij Zijn volk bijgeteld voordat zij daarheen was gekomen. De Moabitische was een Israëlitische geworden. Dat is onbeperkte genade. In profetisch opzicht is Ruth een beeld van het overblijfsel van Israël dat in toekomstige dagen zulk een terugkeer naar de volle zegening letterlijk zal beleven.

Naomi en Ruth waren nu uit de velden van Moab, de vlakten ten oosten van de Dode Zee, omhoog naar Bethlehem-Juda, het “broodhuis”, teruggekeerd. In Spreuken 4:18 lezen wij: “Het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot de volle dag toe”. Moge ons geloofspad lijken op de opgaande zon die steeds hoger klimt en in licht en kracht toeneemt. Ach, vaak lijkt het op een koortscurve die voor een korte tijd haar hoogte behoudt maar dan weer daalt of stijgt. Helaas is het zo bij ons in dit leven. Maar wij mogen ons verblijden want dat zal voorbijgaan. Eenmaal zal het helemaal recht omhoog gaan. Wanneer de Heer Jezus komt en ons in Zijn heerlijkheid invoert. Dan is er geen falen en afwijken meer. Dan zijn wij bij Hem, het ware levensbrood, in het eeuwige geluk. “… dat Hij Zich zal omgorden, hen zal doen aanliggen en naderkomen om hen te dienen” (Lukas 12:37). Onbegrijpelijke goedheid! Zijn dienst zal voor de Zijnen in alle eeuwigheid tot volle vreugde en volkomen bevrediging van hun harten zijn. Ons geloof geniet dat nu al vooraf.

Het was niet toevallig dat Naomi en Ruth “bij het begin van de gersteoogst” naar Bethlehem kwamen. Dat heeft zeer zeker een bijzondere betekenis. De gersteoogst begint namelijk in de maand Abib. Dat is de maand waarvan God bij de instelling van het pascha tegen Mozes zei: “Deze zelfde maand zal u het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden van het jaar zijn” (Exodus 12:2). In het burgerlijke jaar was het de zevende maand. Maar God zei nu: “zij zal u het hoofd der maanden zijn!” Waarom dan wel? Afgezien van de profetische betekenis van dit voorschrift met betrekking van de wegen van God met de aarde die ons in de “feesten des HEEREN” vooraf zijn uitgebeeld, ontvangen wij hier een belangrijke les. De tijd van ons leven voor onze bekering, voor wij het offer van Christus op Golgotha, het ware pascha, in aanspraak namen, is voor God waardeloze tijd die Hij niet erkent en die bij Hem niet telt. Het begin van het nieuwe leven van iedere gelovige is het persoonlijk aannemen van Christus als het ware Paaslam. “Want ook ons pacha, Christus, is geslacht” (1 Korinthe 5:7). Deze dag is de eerste in de navolging van de Heer Jezus.

Daarom is onze natuurlijke geboortedag niet zo belangrijk. Helaas kennen zelfs kinderen van God deze vaak grote waarde toe. Vele mensen bedrijven een regelrechte cultus met geboortedagfeesten maar voor God geldt slechts de “geestelijke” geboortedag. De dag van de wedergeboorte is het beslissende. Op deze dag is onze naam in het boek van het leven, van het geslachte lam, ingeschreven. Stemt het niet tot nadenken dat met de vier aardse geboortedagen die wij in de Schrift vinden, bloedvergieten en dood in verbinding staan?

Leviticus 23 waar wij de verordeningen over de zeven feesten van de Heere vinden, leert ons dat in de maand Abib behalve het pascha het feest van de ongezuurde broden en van de eerstelingsgarve was voorgeschreven. Dit hoofdstuk is een wonderbaar Schriftgedeelte. Het is kostbaar je daarmee grondig bezig te houden en daarover na te denken. Het pascha, de ongezuurde broden, de eerstelingsgarve van de gersteoogst – zij openden voor het volk Israël een nieuw jaar van de goedheid en zegeningen van hun God.

Het pascha – “voorbijgaan, verschoning van het oordeel” – is een beeld van de verlossing door het werk van Christus op Golgotha. Direct daarop aansluitend volgt het feest van de ongezuurde broden, zeven dagen lang. Zeven stelt als getal Goddelijke volkomenheid van een volledige tijdsperiode – ons hele leven – voor, een leven zonder zuurdeeg! Zuurdeeg is in de Schrift altijd een beeld van het kwade. Kinderen van God die verstaan dat zij door het bloed van het Paaslam verschoont van het oordeel en voor God gekocht zijn, wensen hun hele leven lang een heilige wandel tot eer van God te leiden, afgezonderd van alle kwaad.

Het eten van het Paaslam betekent voor de verlosten zich te voeden met Christus, zich Zijn dood als grondslag van de verlossing eigen te maken. Het ongezuurde brood is Christus. Het is in waarheid ongezuurd. Niets bederfelijks was er aan Hem. Ongezuurd eten betekent Zijn wezenskenmerken in ons meer en meer gestalte laten krijgen, vreugde en genot in Hem te vinden. Dan zal Hij daadwerkelijk ons hele leven vullen zodat wij het oude zuurdeeg afwijzen en alles wat uit de oude mens voortkomt in de dood houden. De eerstelinsgarve was een gerstegarve want in de maand Abib vond het begin van de gersteoogst plaats. Zij is een beeld van de opgestane Christus “Die overgegeven is om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging” (Romeinen 4:25). Een offer uit gerstemeel komt alleen bij het spijsoffer van de ijverzucht in aanmerking (Numeri 5). Zo staat het ook hier in betrekking met het feit dat Christus vanwege onze toestand in de dood was en alles op Zich heeft genomen wat wij verschuldigd waren. Hij heeeft aan alle Goddelijke eisen voldaan en is in Zijn opstanding voor ons bij God welgevallig aangenomen. Het is daarom het gezegende voorrecht van de verlosten Christus als de Eerstelingsgarve tot welgevallen voor God Hem te “bewegen”. Het “begin van de gersteoogst” kenmerkt het leven “in Bethlehem” als een leven van de opstanding dat gefundeerd is op het werk aan het kruis van Golgotha.

Na de gersteoogst volgt de tarweoogst. Zij staat in verbinding met dat wat de verlosten naar de ordening van Christus geheel en al als hemelse mensen zijn. In beeld brengt de tarweoogst de kostbaarheid van datgene voor ons wat God in Zijn gemeente (ekklesia), die alle verlosten omvat, op deze aarde tot Zijn welgevallen heeft opgericht. Deze drie feesten in de maand Abib wijzen in de wegen van God met de aarde in beeld op de grondslag daarvoor heen, dat sinds Pinksteren (Handelingen 2) het Evangelie van het heil verkondigd kan worden, en wel eerst aan de jood en dan ook aan de heiden. Van af dat ogenblik gaat de boodschap van de gekruisigde, gestorven, opgestane en verheerlijkte Christus door de hele wereld.

Wordt vervolgd D.V.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW