Bijbelgedeelten: Lukas 1 vers 8-20; Handelingen 12 vers 6-17
Hoe vaak bidden we intensief voor een zaak en geloven we er in ons hart echter niet in, dat God ons gebed zal verhoren? Dit geldt zowel voor onze persoonlijke gebeden als voor onze gemeenschappelijke gebeden.
Zacharia bad voor nakomelingen. Jarenlang. Vanuit menselijk oogpunt was er geen hoop meer. Maar het bejaarde echtpaar bleef bidden, ze smeekten tot God. Eindelijk kwam het antwoord en God zond speciaal een engel om het Zacharia te vertellen. Maar hij geloofde de woorden van de engel niet en uitte zijn twijfels. Als de engel geen wonder deed, hoe zou hij het dan kunnen geloven? Afgezien van het feit, dat de verschijning van de engel iets bovennatuurlijks was, kreeg hij een wonder, maar het was een wonder van oordeel: Zacharia kon niet meer spreken tot de geboorte van de beloofde zoon (Luk. 1:8-20)
De gemeente bleef bidden voor Petrus, die in de gevangenis zat en net als Jakobus gedood zou worden. Zelfs toen de avond viel, bleven ze voor Petrus bidden. Moet de geliefde apostel echt sterven? Petrus werd bevrijd – en ging meteen naar de biddende gemeente. Toen hij op de deur klopte en om toelating vroeg, herkende het dienstmeisje Rhodé zijn stem en rende onmiddellijk naar de broeders en zusters. En hoe reageerden deze bidders? Ze zeiden dat Rhodé wartaal sprak. Maar toen ze Petrus dan zagen, waren ze buiten zichzelf (Hand. 12:6-17).
Geloven wij werkelijk, dat God op onze gebeden antwoordt? Raken wij ook buiten onszelf als Hij dat doet?
Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 22.03.2016.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW