Psalm 119
Voorwoord
De Psalmen worden “het hart van de Schriften” genoemd. Ze drukken de gevoelens uit die door de Geest van Christus zijn verwekt (1 Petr. 1:11) in het Godvrezende overblijfsel van Israël vóór de duizendjarige heerschappij, in afwachting van de bevrijding.
Ze betreffen het aardse volk van God, die onder de wet en de regering van God zijn. “Nu weten wij, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot hen die onder de wet zijn” (Rom. 3:19).
De Psalmen doen denken aan de heerlijkheden en het lijden van Christus, de diepte van Zijn gevoelens toen Hij op aarde was, en hoe Hij Zich moreel aan het verdriet van het overblijfsel verbonden heeft.
Er is een groot verschil tussen de geest van de Psalmen en de christelijke openbaring, maar ze bevatten rijke morele leringen en vertroostingen, die te allen tijde weerklank in de harten van de heiligen vinden.
Het grote thema van Psalm 119 is dat het Woord van God, genoteerd en aanbeden in het hart, toegepast in het dagelijks leven en waarvan de lippen getuigen (Ezra 7:10). Deze Psalm is de langste met zijn 176 verzen, namelijk 22 coupletten met elk 8 verzen. Onder de verschillende titels wordt in elk vers op het Woord van God ingegaan, met uitzondering van 3 passages (vs. 90, 122, 132). De adem van God vervult deze kostbare verzen, die duidelijk een vurig gebed uitdrukken. De heilige schrijver wilde ons laten delen in zijn eigen gevoelens ten opzichte van de onvergelijkelijke uitmuntendheid van het goddelijk gebod.
Moge de Heer Zijn zegen op de overdenking van deze Psalm geven. Dat is onze wens tot Zijn eer.
S. Terrade
* * *
Inleiding
De eerste betekenis van het woord “geloof” in de Psalmen is te vinden in vers 66 van Psalm 119: “Want ik heb in Uw geboden geloofd”. Geloof is het belangrijkste motief dat de psalmist ertoe brengt zonder twijfel aan de Heer te denken en te horen wat Hij zegt: “Dus het geloof is uit [de] verkondiging, en de prediking door [het] Woord van Christus1” (Rom. 10:17), evenzo hoe het woord “geloof” niet in de eerste vier toegangsboeken van de Psalmen te vinden is. Want het geloof verschijnt hier in alle mogelijke vormen en drukt de verschillende soorten goed uit: lofprijs en aanbidding, dankzegging, belijdenis, smeekbeden. Er is om zo te zeggen geen Psalm waaraan men deze titel niet zou kunnen geven: geloof in God. Geloof in God, wanneer de Psalmisten zich verheugen en wanneer ze worden beproefd, wanneer ze moeten strijden en wanneer ze genieten van de vredige rust.
Maar bovenal laat de Geest van Christus zich in talloze psalmen horen, en onthult daar de gemoedstoestand van de volmaakte Dienaar, van de Mens die aan het lijden zal worden onderworpen, Degene die niet alleen de zonden van de gelovigen aan het kruis zal dragen, maar ook het verlaten zijn van God tijdens de uren van duisternis aan het kruis zal leren kennen, Degene die weer zal opstaan (Ps. 22:2,22,23), Degene die zal zingen in het midden van de gemeente, zoals opgetekend door de schrijver van Hebreeën-brief: “Ik zal Uw naam aan mijn broeders verkondigen, in [het] midden van de gemeente zal Ik U lofzingen” (Hebr. 2:12).
We zullen de profetische zijde van Psalm 119 niet onderzoeken. In dit licht gezien, erkent Israël, dat het gedwaald heeft en verwacht van de herder van Israël hen te zoeken, want zij zijn Zijn geboden niet vergeten (vs. 176). Dit is de morele toestand van dit volk in de laatste dagen. Terug in hun land hebben ze door verdrukking geleerd (vs. 71, 75, 153) om de geschreven wet van de Heer in hun harten lief te hebben (vs. 163). Deze wet bepaalt hun gedrag, wekt hun afschuw tegen het kwaad op (vs. 165, 163) en een brandend verlangen naar de redding van de Heer (vs. 174). Als resultaat van een diepgaand werk aan het hart en geweten in bekering, vindt de bevrijding van de Heer plaats voordat de heerschappij opgericht wordt.
Het lezen en het overdenken van dit prachtige deel van de Schrift verheft het geloof boven alles, wat in strijd is met de gedachten van God in deze wereld.
Onze korte inleiding is het schuldig om een woord over de stijl zeggen, die in een beperkt aantal psalmen te vinden is. Het gaat om wat men de alfabetische structuur noemt. Deze Psalmen zijn acrostichons2, waarvan de verzen in volgorde met de Hebreeuwse letters beginnen, in dezelfde volgorde als in het alfabet. Dus het eerste couplet begint met een alef, het tweede met een Beth, enzovoorts. Deze Psalmen bevatten van nature 22 verzen, of het veelvoud van 22.
Psalm 119 bestaat uit 22 coupletten, elk met 8 verzen; elk van de 8 verzen van de eerste couplet begint met een alef, de 8 strofen van het tweede couplet met een Beth, enzovoort.
Wanneer we deze stijlverklaring doen, vergeten we niet, dat “de woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal” (Ps. 12:7). Dit betekent dat de inspiratie van de heilige Schrift niet alleen betrekking heeft op de gedachten die worden uitgedrukt, maar ook op de woorden van de oorspronkelijke taal en de structuur, die ze overdragen.
Over het Hebreeuwse alfabet voegen we toe, dat elke letter waaruit het is samengesteld, een naam draagt dat een woord is, die een zin vormt en begint met de letter waar het voor staat. Aleph, de eerste letter, betekent aldus ‘stier’; Beth, de tweede letter, betekent ‘huis’; en zo verder tot Tav, de laatste letter, dat ‘teken’ of ‘kruis’ betekent. De Hebreeën hebben vastgesteld, dat enerzijds de woorden betrekking hadden op de noodzakelijke fokkerij voor de offers (stier) en de bedevaart (kameel), vervolgens met de woning (huis, deur, hek, omheining); en ten tweede de woorden, die de verschillende lichaamsdelen (hand, palm, oog, mond, hoofd, tand) beschrijven, deze nomenclatuur3 beheersen. Deze nomenclatuur legt de specifieke interpretatie van Psalm 119 vast, een interpretatie die onze aandacht niet trekken zal.
De 22 verzen van Psalm 119 zijn eigenlijk 22 gebeden, die door de eerste 3 verzen van de Psalm ingeleid worden. De eerste strofe combineert het Woord van God met gebed, waarmee wordt bevestigd dat het Woord en het gebed de twee pijlers van het geestelijk leven zijn.
We hebben ons onderwerp opgesplitst in 8 hoofdstukken, waarvan elk een aspect van het gebedsleven toont, waarvan het langst hoofdstuk 4 is, met als opschrift “Het gebed van de dienaar”. Tot vers 4 gaan we de geheime plaats binnen (Matth. 6:6), waar de psalmist voor zijn Heer zit. Want de les die overwogen moet worden is, dat deze gelovige tot God spreekt en niet tot mensen, behalve in de verzen 1, 2, 3 en 115. De meest welwillende man kan onze klachten horen met een afgeleid oor. En wanneer we tot onze rijkste broeders zijn gekomen met een zeer groot bewustzijn in hun wijsheid, zijn we teleurgesteld. Kunnen we ons gedragen als de getrouwe van Psalm 119: ons tot de Heer Zelf te wenden. De overdenking van de gebeden van de psalmist leidt ons naar het hoogtepunt van het geestelijk leven, welke in lofprijzing en aanbidding in de laatste twee coupletten tot uitdrukking komt. Maar eerst is er het dal, waar de jonge discipel tegen zijn leraar zegt: “Och, waren mijn wegen zo vast, om uw verordeningen in acht te nemen!” (vs. 5); en “Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb” (vs. 7).
Een eerste editie van de overdenking van Psalm 119 werd in 1984 gepubliceerd. Voor de huidige editie hebben we het nodig gevonden om de volledige tekst van de Psalm te laten uitvoeren en om onze oorspronkelijke opmerkingen volledig te herzien, zowel in hun inhoud als ook in hun vorm.
Orbe, Juli 1995
De auteurs: M. Roy en Filipczak;
© www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 27.08.2012.
Uit het Frans vertaald uit “Le Psaume 119” door Rebecca Nölle.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW