“Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader der ontfermingen en [de] God van alle vertroosting, Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij hen kunnen vertroosten die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting waarmee wijzelf door God vertroost worden” (2 Kor. 1:3,4).
In dit vers is het voordeel van noodzakelijke omstandigheden gebaseerd op het feit, dat we door de troost van God in staat worden gesteld om anderen in soortgelijke situaties ook te begrijpen en te troosten. Dit kan gedaan worden met de troost die God ons Zelf geeft in tijden van nood.
Sommigen zien dit als zinloosheid en vragen: “Lijden zodat iemand getroost kan worden?” En menen: “Dan zou God ons de pijn net zo goed kunnen besparen!” Maar zij kennen ook niet de waarde van de Goddelijke troost, noch Degene Die het geeft: de God van alle vertroosting. “In nood” leren we Hem van een zijde kennen, zoals dat alleen mogelijk is in het “tranendal”. Als we eenmaal in de heerlijkheid van de hemel zijn, zal God elke traan van onze ogen afwissen. Zolang we echter nog hier ‘beneden omzwerven’, noteert Hij ze allemaal in Zijn register (Ps. 56:9). Zo nauwkeurig neemt Hij het, zo zeer liggen we Hem na aan het hart! We kennen Hem als de Heiland-God, nu moeten we Hem ook leren kennen als de Vader van de ontfermingen.
We kunnen Hem alleen leren kennen door Zijn Woord. En Zijn Woord is ook de bron van al Zijn troost. Zo vinden we in Psalm 119 vers 50 en 52 twee passages die spreken over twee soorten vertroosting: “Dit is mij tot troost in mijn ellende: dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt”, en “Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE en heb mij getroost”.
Laat God u troosten!
Ten eerste troost God ons met Zijn Woord en herinnert ons aan Zijn beloften. Hij spreekt met ons in liefde en genade. Hij toont ons de vele absoluut betrouwbare beloften in de Bijbel. Ze komen van Hem, ze zijn eeuwig geldig, ze spreken ons aan, en onze harten voelen het als balsem. Laten we gewoon denken, bijvoorbeeld naar het woord in Jesaja 41 vers 10: “Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u …”.
Als dat geen troost is, wanneer “schrikt” zich verspreidt, als de angst voor morgen ons plaagt en we ons zwak en hulpeloos voelen!
Troostende jezelf!
Vervolgens lezen we dat we onszelf kunnen troosten in plaats van medelijden met onszelf te hebben – door te denken aan de rechten van de Heer. Deze troosten ons en niet de eis van mensenrechten. Niet het aan-zichzelf-denken, maar het zich bezighouden met God en Zijn interesses, stelt ons in staat om zowel trieste situaties aan te kunnen als ook aan anderen te denken.
Daartoe zijn er veel mogelijkheden. Paulus concludeert: “En als één lid lijdt, lijden alle leden mee” (1 Kor. 12:26). Als het er één raakt, dan moeten ook wij, de anderen, getroffen zijn. We hebben Goddelijke troost ontvangen. Hij heeft onze harten tot rust gebracht. Vloeit dat nu ook verder naar onze broeder, naar onze zuster? Of is ons hart als de Dode Zee: geen afvoer? Als we deze geschonken troost voor ons zelf houden “droogt het op” – en daarmee ook het genot ervan. De troost van God is er om doorgegeven te worden!
Ulrich Furrer; © www.haltefest.ch
Jaargang: 1997 – bladzijde: 299.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW