Bijbelgedeelten: Genesis 18 vers 6; 1 Kronieken 12 vers 8 en 15; Handelingen 9 vers 36; 2 Korinthe 12 vers 9 en 10; Kolosse 2 vers 20; 3 vers 1; Efeze 6 vers 13; 1 Thessalonicensen 1 vers 9
“Ook van de Gadieten scheidden sommigen zich af en voegden zich bij David in de bergvesting in de woestijn, strijdbare helden, soldaten gereed voor de strijd, uitgerust met schild en speer. Hun aanblik was als de aanblik van een leeuw en zij waren in snelheid als gazellen op de bergen” (1 Kron. 12:8).
“Deze zelfde mannen zijn het, die de Jordaan overstaken in de eerste maand, toen die helemaal buiten zijn oevers was getreden; en zij verdreven al de bewoners van de dalen in het oosten en in het westen” (1 Kron. 12:15).
De mannen van Gad zonderden zich af tot David toen hij in de vesting op de berg was. Er wordt niet gezegd waarvan ze zich afscheidden, maar alleen van wie ze zich afscheidden. Dit laat het karakter van ware afscheiding zien: het heeft altijd een richting en een doel. Dit was ook het geval met de Thessalonicenzen, van wie we lezen, dat ze zich van afgoden tot God bekeerden (1 Thess. 1:9). Door zich tot God te wenden, keerden zij zich tegelijkertijd van de afgoden af.
David was op dat moment nog steeds de verworpene. Deze Gadieten waren bereid om de verwerping met David te delen door zich tot David te wenden. Om dit te kunnen doen, moesten ze hun oude manier van leven opgeven en de Jordaan oversteken. Gezien in het licht van het Nieuwe Testament, spreken zij over gelovigen die hun aardse denkwijze opgeven en hun hemelse positie in Christus realiseren door in geloof bezit te nemen van geestelijke zegeningen (Kol. 2:20; 3:1). De Gadieten staken de Jordaan over op een zeer ongunstig moment, namelijk toen alle oevers onder water stonden. Dit ging zeker gepaard met bijzondere gevaren en moeilijkheden. Maar wat gaf hen de moed en de energie om dit te doen? Het was ongetwijfeld hun liefde voor David.
De Gadieten waren geharde krijgers. De kleinste van hen kon het opnemen tegen honderd, en de grootste tegen duizend (1 Kron. 12:14; Ps. 18:30). Ze waren bijzonder geschikt voor gevechten op korte afstand. Ze droegen schilden en bogen. Dit heeft ons ook iets te zeggen: ook in direct contact met mensen hebben we de hele wapenrusting van God nodig (Ef. 6:13). Er wordt ook van hen gezegd, dat ze sterk waren als leeuwen en snel als gazellen. Waar ligt onze kracht? Paulus schrijft: “Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk” (2 Kor. 12:10). Juist als we ons bewust zijn van onze eigen zwakheid, kan de kracht van God in ons werken (2 Kor. 12:9). Maar de mannen van Gad waren niet alleen sterk, ze waren ook snel. Zijn wij ook “snel” in de dingen van de Heer (Gen. 18:6; Hand. 9:36)? Of alleen als het om onze eigen belangen gaat?
© www.bibelstudium.de; Daniel Melui
Online in het Duits sinds 27.05.2024
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW