20 jaar geleden
Maarten Luther (5)
Rijksdag te Worms
Al zou je alleen al naar de geloofsmoed van deze bijzondere man kijken, is er al genoeg stof om over na te denken. Heb ik, heb jij ook zoveel over voor de zaak van de Heer Jezus?
Luther en Karel V
Leo, zoon van Lorenzo de doorluchtige, die zich alzo getrotseerd zag door Luther, de zoon van Mansfelds mijnwerker, ging nu om hulp naar Karel V. Hij herinnerde de jeugdige keizer aan de pas afgelgde beloften om een voorspraak en verdediger van de kerk te zijn; en riep hem op om die vermetele en oproerige monnik, Maarten Luther, naar verdienste te straffen. Menigeen zag met grote angst tegemoet, welke staatkundige gedragslijn de nieuwe keizer zou volgen. Zou hij instemmen met de beginselen van vooruitgang, die overal doordrongen: in de letterkunde, de staatkunde en de godsdienst; of zou hij het buigzame werktuig zijn van de pauselijke macht? Dit waren vragen van groot belang in dit ogenblik.
Karel was teruggetrokken. Hij had veel omhanden. Twee jaren verliepen, eer hij vrij was om aan de zaak zijn aandacht te besteden. Uit die tussentijd trokken Luther en zijn vrienden veel voordeel. Gedurende de jaren 1518-1920 hadden de talrijke geschriften en verklaringen van het Woord van God, die de pers verlaten hadden, hun werk gedaan. God bestuurde het zo dat de nieuwe gevoelens snelle vorderingen maakten, niet alleen in Duitsland, maar ook in Zwitserland, Frankrijk, Nederland en Engeland. De diepgewortelde vooroordelen van menige eeuw zouden uitgeroeid worden uit vele harten, in vele streken van Europa.
Op het laatst meende Karel, dat iets meer dan strijd met woorden vereist werd om de voortgang te stuiten van een beweging, die de godsdienst van zijn vaderen omver dreigde te werpen en de rust van zijn rijk te verstoren. Hoewel met tegenzin gaf hij toch toestemming voor zijn eerste rijksdag, of bijeenkomst van de staten van het Duitse rijk, die in Worms gehouden zou worden. Hij dagvaardde Luther voor deze vergadering te verschijnen, en verantwoording af te leggen aangaande zijn weerspannig gedrag. Ook de publieke opinie, het Duitse kerkvolk, eiste inmiddels dat de zaak Luther zou worden verschoven naar de Duitse Rijksdag.De paus en zijn partij verwachtten nu, hetzij door eerlijke of oneerlijke middelen, van hun tegenstander verlost te worden.
Karel V die het vonnis van de paus ten uitvoer moest brengen, zag wel in dat hij Luther niet zonder meer gevangen kon nemen en terecht stellen. De keurvorst, met het verraad van de kerkelijke heren bekend, en vermoedende dat Luther het lot zou treffen van Johannes Huss en Hieronymus van Praag, wilde alleen toestemming geven tot het vertrek van zijn onderdaan naar Worms op twee voorwaarden:
- Dat hij een vrijgeleide zou krijgen; door de keizer ondertekend en verzegeld;
- dat Luther, indien het oordeel tegen hem was, vrij zou zijn gedurende de tijd, benodigd tot de terugkeer naar de plaats, vanwaar hij gekomen was; en dat hij, de keurvorst, daarna bepalen zou, wat met hem gedaan moest worden.
Zo beloofde hij Luther vrije heen- en terugtocht. Luther zelf was bereid om aan de dagvaarding gehoor te geven, wanneer de keurvorst bevredigd was omtrent de maatregelen voor zijn veiligheid. Vrienden van Luther smeekten hem niet te gaan en wezen op Johannes Hus. Maar Luther ging toch.
Rijksdag te Worms
Januari tot mei 1521
Karel, de trouwe dienaar van de Stoel van Petrus, opende de Rijksdag op 18 januari 1521, de feestdag van Karel de Grote. Nooit te voren waren zoveel machthebbers van deze wereld tot een rijksdag vergaderd geweest. Koningen, keurvorsten, hertogen, aartsbisschoppen, landgraven, markgraven, bisschoppen, baronnen en heren van het rijk, zowel als afgevaardigden van de steden en gezanten van de koningen van de Christenheid, verdrongen elkander met hun schitterend gevolg op de wegen, die naar Worms leidden. Grote kwesties waaraan de vrede van Europa en van heel de wereld, zowel als de zegepraal van de waarheid af hingen, moesten hier ernstig en grondig besproken worden. Maar wij hebben ons voornamelijk bezig met Luther en de Hervorming.
Alexander, de nuntius van de paus, een man van grote welsprekendheid, hield een rede van nagenoeg drie uren voor de keizer, de vorsten en afgevaardigden. Hij had Luthers boeken en de bullen van de paus voor zich. Hij had alles gezegd, wat Rome tegen de boeken en hun schrijver inbrengen kon. Hij beweerde, dat er genoeg dwalingen in de geschriften van Luther waren om honderdduizend ketters te verbranden. Zijn redeneerkracht en geestdriftvolle taal maakten op de vergaderden een diepe indruk. Weldra deed zich aan alle kanten gemor horen tegen Luther en zijn aanhang. Doch het blijkt duidelijk uit de lange rede van Alexander, dat zijn enige voorname doel was tevoorkomen , dat de koene Hervormer geroepen zou worden om te verschijnen. De pausgezinde partij vreesde, dat de tegenwoordigheid van Luther in zulk een topvergadering vanzelf zou dienen om de nieuwe gevoelens meer uit te doen komen. Paus Leo schreef persoonlijk, verzoekende dat Luthers vrijgeleide niet in aanmerking genomen zou worden. De bisschoppen stemden met de paus in dat een vrijgeleide geen ketter beschermen kon.
Luthers oproep naar Worms en zijn vrijgeleide
De jonge keizer zat gevangen in de moeilijkheden. Hij zat klem tussen de pauselijke nuntius en de keurvorst, aan wie hij zijn kroon verschuldigd was. Wat moest hij doen? Hij wenste beiden te behagen: een monnik te sparen of op te offeren was een zaak van weinig belang voor Karel, maar niet zo in de ogen van Hem, die alles beheerst. Luther moest in deze grote vergadering getuigenis afleggen voor de waarheid van God en tegen de leugen van de satan. De keizer nam ten laatste zijn besluit. De verschijning van Luther voor de rijksdag scheen het enige middel, geschikt orn een zaak tot een oplossing te brengen, die de aandacht van heel het rijk gevangen hield. De oproep en de vrijgeleide werden afgezonden, en Luther maakte zich gereed het keizerlijk bevelschrift te gehoorzamen.
De monnik van Erfurt, gewapend met het Woord van God en vertrouwend op de nabijheid van God, had al het leger aflaatkramers op de vlucht gedreven, een gemakkelijke overwinning behaald op de pauselijke legaat te Augsburg en op de kampioenen voor het pausdom in de zalen van Leipzig. Hij had de banbliksems van de pausen beantwoord door het verbranden van zijn bul buiten Wittemberg. Rome was verlamd; zijn kracht gebroken; zijn dreigingen niet geteld. De zogenaamde kerk kon niet langer de zaken op de oude voet drijven. Men was begonnen voor zichzelf te denken, en te overwegen, hoever de bevelen van Rome aanspraak hadden op gehoorzaamheid. Doch op de troon van het rijk zat een vorst, die goed-rooms was; en met hem moest de strijd uitgestreden worden.
Zoals we hierboven al schreven, Luther ging toch. Aan Von Staupitz, zijn oude, bange orde-generaal, schreef hij: “Dit is niet een tijd om te buigen, maar om luid te roepen nu onze Heer Jezus Christus wordt verdoemd, beledigd en bespot … Vader, het gevaar is groter dan velen menen. Nu is het Woord van het evangelie van toepassing: “Ieder dan die Mij zal belijden voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor Mijn Vader die in de hemelen is. Maar wie Mij verloochent …, die zal ook Ik verloochenen” (Mattheus 10:32-33). Ik schrijf u dit openlijk, omdat ik vrees dat u aarzelt tussen Christus en de paus, ofschoon ze diametraal tegenover elkaar staan … Vader, herinnert u zich, dat u, toen wij in Augsburg waren, tot mij zei: Denk eraan broeder, dat u dit in de Naam van de Heer Jezus begonnen bent? Ik heb dat nooit vergeten en ik zeg het nu tot u. Ik vreesde en beefde toen ik de boeken van de paus verbrandde, maar nu voel ik mij bevrijd en mijn hart is lichter dan ooit. Ze zijn zoveel pestilenter dan ik gedacht had”.
Op 2 april nam Luther afscheid van zijn vrienden, en begon zijn reis met de keizerlijke heraut met het vrijgeleide voorop. De tocht naar Worms werd een triomftocht. In onze tijd (2004) toont men nog de plaatsen waar Luther overnachtte langs heel de weg van Wittenberg over Leipzig, Erfurt, Eisennach en Frankfurt (misschien is dat een nuttig idee voor een vakantie). Hij werd als een volksheld vereerd. Toen Luther nog in Thuringen was, bereikte hem het bericht, dat er in Worms een rijks-edict was uitgevaardigd met last om zijn boeken te verbranden. Een streek van Alexander, de pauselijke nuntius. Duidelijk was nu wel dat er in Worms niets goeds te verwachten viel. Luther bespeurde overal, waar hij stopte, dat angstige voorgevoelens de harten van alle vrienden vervulden. Hij werd gewaarschuwd dat men vals spel zou spelen; dat hij al gevonnisd was; dat zijn boeken door de bul verbrand waren; en dat hij een kind des doods was, als hij doorging. Doch Luther antwoordde onverschrokken:”Ik betrouw op God almachtig, wiens woord en gebod ik voor mij heb”.
Luther ging echter door ondanks het feit, dat hij zich ziek voelde na al die vele dagen reizen in een eenvoudige open wagen. Hij werd vergezeld door zijn vrienden Schurff, Amsdorf en Suaven. Hij predikte onderweg op verscheidene plaatsen, en had daar gesprekken met zijn vrienden. Toen hij echter dicht bij Worms kwam, werd de storm die hij verwekt had, heviger. De vijanden van de Hervorming kookten van verontwaardiging, toen zij hoorden, dat hij de stad naderde. Een poging van hem welgezinde figuren als Sickingen en Hutten, om Luther niet naar Worms te laten gaan maar naar de burgt van Sickingen, mislukte. Op het laatste moment probeerde alles en iedereen hem nog tegen te houden. Vrijwel gelijktijdig met voornoemde poging, ontving Luther nog een brief uit Worms van Spalatinus, de hofkapelaan van Frederik de Wijze, een trouwe vriend van Luther. Deze schreef: “Ben je werkelijk zo overmoedig om hier te komen? Ik schrijf je strikt persoonlijk en raad het je met klem af. Voorzover ik de zaken overzie, is het uiterst gevaarlijk. Ga Worms niet binnen!”. De moedige monnik sloeg zijn ogen op de boodschapper, en sprak: “Zeg aan uw meester, dat ik gaan zal, al waren er evenveel duivels in Worms, als pannen op, de daken”.
Op de morgen van de 16e april ontdekte hij de muren van de oude stad. Edellieden van hoge rang gingen uit hem tegemoet, en meer dan twee duizend personen geleidden hem naar zijn verblijf. Vanwege de volle straten scheen tot op de daken van de huizen elke plek met toeschouwers opgevuld. De trompetters hadden van de transen van de Domtoren aangekondigd, dat er weer een hoge officiele gast de poort van Worms zou binnenrijden. Alexander, de nuntius van de paus, stopte de vingers in zijn oren en vond het een schandaal dat zoiets mogelijk was. Hij was echter nieuwsgierig genoeg om toch de intocht mee te maken. Voorop reed de keizerlijke heraut met de Duitse adelaar op zijn mantel. Tientallen edelen te paard, in de vroegte reeds uitgereden om de dappere monnik binnen te halen, omringden het kleine reiswagentje van de professor uit Wittenberg. Daarachter een lange stoet van vrienden die zich onderweg aangesloten hadden.
Langs geheim gehouden achterstraten werd Luther de volgende middag naar het bisschoppelijke paleis gebracht door de rijksmaarschalk, Ulrich von Pappenheim. De menigte die de straten bedekte, ten einde hem voorbij te zien gaan, was zo groot, dat het noodzakelijk was hem door particuliere huizen en tuinen te voeren om de gehoorzaal te bereiken. Vele ridders en edelen die zich verdrongen in de grote zaal, spraken aanmoedigend tot Luther, terwijI hij naar de raadkamer op weg was. Eén die waarschijnlijk de waarheid had leren kennen en de Heiland liefhad, herinnerde hem aan de woorden van de Meester: “Wanneer zij u echter overleveren, weest niet bezorgd hoe of wat u moet spreken, want het zal u op dat uur gegeven worden …” (Mattheus 10:19). Een ander, in schitterende wapenrusting, tikte hem met zijn ijzeren handschoen op de schouder, en zei: “Houd moed, monnikje; sommigen van ons hebben indertijd een hete strijd te voeren gehad; doch ik noch enig ander ridder in deze kring, had ooit meer behoefte aan een onversaagd hart dan u in dit ogenblik. Hebt u geloof in hetgeen u leert, ga dan heen in de Naam van God!” – “Ja, in de Naam van God”, sprak Luther, zijn hoofd opheffende, “in de Naam van God, voorwaarts!”
Wordt D.V. vervolgd.
Bronnen:
Luther – zijn weg en werk, W.J. Kooiman;
Geschiedenis der kerk, dr. H. Berkhof;
Grote geïllustreerde wereldgeschiedenis, verschenen bij Bosch
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
Maarten Luther (5)
Rijksdag te Worms
Al zou je alleen al naar de geloofsmoed van deze bijzondere man kijken, is er al genoeg stof om over na te denken. Heb ik, heb jij ook zoveel over voor de zaak van de Heer Jezus?
Luther en Karel V
Leo, zoon van Lorenzo de doorluchtige, die zich alzo getrotseerd zag door Luther, de zoon van Mansfelds mijnwerker, ging nu om hulp naar Karel V. Hij herinnerde de jeugdige keizer aan de pas afgelgde beloften om een voorspraak en verdediger van de kerk te zijn; en riep hem op om die vermetele en oproerige monnik, Maarten Luther, naar verdienste te straffen. Menigeen zag met grote angst tegemoet, welke staatkundige gedragslijn de nieuwe keizer zou volgen. Zou hij instemmen met de beginselen van vooruitgang, die overal doordrongen: in de letterkunde, de staatkunde en de godsdienst; of zou hij het buigzame werktuig zijn van de pauselijke macht? Dit waren vragen van groot belang in dit ogenblik.
Karel was teruggetrokken. Hij had veel omhanden. Twee jaren verliepen, eer hij vrij was om aan de zaak zijn aandacht te besteden. Uit die tussentijd trokken Luther en zijn vrienden veel voordeel. Gedurende de jaren 1518-1920 hadden de talrijke geschriften en verklaringen van het Woord van God, die de pers verlaten hadden, hun werk gedaan. God bestuurde het zo dat de nieuwe gevoelens snelle vorderingen maakten, niet alleen in Duitsland, maar ook in Zwitserland, Frankrijk, Nederland en Engeland. De diepgewortelde vooroordelen van menige eeuw zouden uitgeroeid worden uit vele harten, in vele streken van Europa.
Op het laatst meende Karel, dat iets meer dan strijd met woorden vereist werd om de voortgang te stuiten van een beweging, die de godsdienst van zijn vaderen omver dreigde te werpen en de rust van zijn rijk te verstoren. Hoewel met tegenzin gaf hij toch toestemming voor zijn eerste rijksdag, of bijeenkomst van de staten van het Duitse rijk, die in Worms gehouden zou worden. Hij dagvaardde Luther voor deze vergadering te verschijnen, en verantwoording af te leggen aangaande zijn weerspannig gedrag. Ook de publieke opinie, het Duitse kerkvolk, eiste inmiddels dat de zaak Luther zou worden verschoven naar de Duitse Rijksdag.De paus en zijn partij verwachtten nu, hetzij door eerlijke of oneerlijke middelen, van hun tegenstander verlost te worden.
Karel V die het vonnis van de paus ten uitvoer moest brengen, zag wel in dat hij Luther niet zonder meer gevangen kon nemen en terecht stellen. De keurvorst, met het verraad van de kerkelijke heren bekend, en vermoedende dat Luther het lot zou treffen van Johannes Huss en Hieronymus van Praag, wilde alleen toestemming geven tot het vertrek van zijn onderdaan naar Worms op twee voorwaarden:
Zo beloofde hij Luther vrije heen- en terugtocht. Luther zelf was bereid om aan de dagvaarding gehoor te geven, wanneer de keurvorst bevredigd was omtrent de maatregelen voor zijn veiligheid. Vrienden van Luther smeekten hem niet te gaan en wezen op Johannes Hus. Maar Luther ging toch.
Rijksdag te Worms
Januari tot mei 1521
Karel, de trouwe dienaar van de Stoel van Petrus, opende de Rijksdag op 18 januari 1521, de feestdag van Karel de Grote. Nooit te voren waren zoveel machthebbers van deze wereld tot een rijksdag vergaderd geweest. Koningen, keurvorsten, hertogen, aartsbisschoppen, landgraven, markgraven, bisschoppen, baronnen en heren van het rijk, zowel als afgevaardigden van de steden en gezanten van de koningen van de Christenheid, verdrongen elkander met hun schitterend gevolg op de wegen, die naar Worms leidden. Grote kwesties waaraan de vrede van Europa en van heel de wereld, zowel als de zegepraal van de waarheid af hingen, moesten hier ernstig en grondig besproken worden. Maar wij hebben ons voornamelijk bezig met Luther en de Hervorming.
Alexander, de nuntius van de paus, een man van grote welsprekendheid, hield een rede van nagenoeg drie uren voor de keizer, de vorsten en afgevaardigden. Hij had Luthers boeken en de bullen van de paus voor zich. Hij had alles gezegd, wat Rome tegen de boeken en hun schrijver inbrengen kon. Hij beweerde, dat er genoeg dwalingen in de geschriften van Luther waren om honderdduizend ketters te verbranden. Zijn redeneerkracht en geestdriftvolle taal maakten op de vergaderden een diepe indruk. Weldra deed zich aan alle kanten gemor horen tegen Luther en zijn aanhang. Doch het blijkt duidelijk uit de lange rede van Alexander, dat zijn enige voorname doel was tevoorkomen , dat de koene Hervormer geroepen zou worden om te verschijnen. De pausgezinde partij vreesde, dat de tegenwoordigheid van Luther in zulk een topvergadering vanzelf zou dienen om de nieuwe gevoelens meer uit te doen komen. Paus Leo schreef persoonlijk, verzoekende dat Luthers vrijgeleide niet in aanmerking genomen zou worden. De bisschoppen stemden met de paus in dat een vrijgeleide geen ketter beschermen kon.
Luthers oproep naar Worms en zijn vrijgeleide
De jonge keizer zat gevangen in de moeilijkheden. Hij zat klem tussen de pauselijke nuntius en de keurvorst, aan wie hij zijn kroon verschuldigd was. Wat moest hij doen? Hij wenste beiden te behagen: een monnik te sparen of op te offeren was een zaak van weinig belang voor Karel, maar niet zo in de ogen van Hem, die alles beheerst. Luther moest in deze grote vergadering getuigenis afleggen voor de waarheid van God en tegen de leugen van de satan. De keizer nam ten laatste zijn besluit. De verschijning van Luther voor de rijksdag scheen het enige middel, geschikt orn een zaak tot een oplossing te brengen, die de aandacht van heel het rijk gevangen hield. De oproep en de vrijgeleide werden afgezonden, en Luther maakte zich gereed het keizerlijk bevelschrift te gehoorzamen.
De monnik van Erfurt, gewapend met het Woord van God en vertrouwend op de nabijheid van God, had al het leger aflaatkramers op de vlucht gedreven, een gemakkelijke overwinning behaald op de pauselijke legaat te Augsburg en op de kampioenen voor het pausdom in de zalen van Leipzig. Hij had de banbliksems van de pausen beantwoord door het verbranden van zijn bul buiten Wittemberg. Rome was verlamd; zijn kracht gebroken; zijn dreigingen niet geteld. De zogenaamde kerk kon niet langer de zaken op de oude voet drijven. Men was begonnen voor zichzelf te denken, en te overwegen, hoever de bevelen van Rome aanspraak hadden op gehoorzaamheid. Doch op de troon van het rijk zat een vorst, die goed-rooms was; en met hem moest de strijd uitgestreden worden.
Zoals we hierboven al schreven, Luther ging toch. Aan Von Staupitz, zijn oude, bange orde-generaal, schreef hij: “Dit is niet een tijd om te buigen, maar om luid te roepen nu onze Heer Jezus Christus wordt verdoemd, beledigd en bespot … Vader, het gevaar is groter dan velen menen. Nu is het Woord van het evangelie van toepassing: “Ieder dan die Mij zal belijden voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor Mijn Vader die in de hemelen is. Maar wie Mij verloochent …, die zal ook Ik verloochenen” (Mattheus 10:32-33). Ik schrijf u dit openlijk, omdat ik vrees dat u aarzelt tussen Christus en de paus, ofschoon ze diametraal tegenover elkaar staan … Vader, herinnert u zich, dat u, toen wij in Augsburg waren, tot mij zei: Denk eraan broeder, dat u dit in de Naam van de Heer Jezus begonnen bent? Ik heb dat nooit vergeten en ik zeg het nu tot u. Ik vreesde en beefde toen ik de boeken van de paus verbrandde, maar nu voel ik mij bevrijd en mijn hart is lichter dan ooit. Ze zijn zoveel pestilenter dan ik gedacht had”.
Op 2 april nam Luther afscheid van zijn vrienden, en begon zijn reis met de keizerlijke heraut met het vrijgeleide voorop. De tocht naar Worms werd een triomftocht. In onze tijd (2004) toont men nog de plaatsen waar Luther overnachtte langs heel de weg van Wittenberg over Leipzig, Erfurt, Eisennach en Frankfurt (misschien is dat een nuttig idee voor een vakantie). Hij werd als een volksheld vereerd. Toen Luther nog in Thuringen was, bereikte hem het bericht, dat er in Worms een rijks-edict was uitgevaardigd met last om zijn boeken te verbranden. Een streek van Alexander, de pauselijke nuntius. Duidelijk was nu wel dat er in Worms niets goeds te verwachten viel. Luther bespeurde overal, waar hij stopte, dat angstige voorgevoelens de harten van alle vrienden vervulden. Hij werd gewaarschuwd dat men vals spel zou spelen; dat hij al gevonnisd was; dat zijn boeken door de bul verbrand waren; en dat hij een kind des doods was, als hij doorging. Doch Luther antwoordde onverschrokken:”Ik betrouw op God almachtig, wiens woord en gebod ik voor mij heb”.
Luther ging echter door ondanks het feit, dat hij zich ziek voelde na al die vele dagen reizen in een eenvoudige open wagen. Hij werd vergezeld door zijn vrienden Schurff, Amsdorf en Suaven. Hij predikte onderweg op verscheidene plaatsen, en had daar gesprekken met zijn vrienden. Toen hij echter dicht bij Worms kwam, werd de storm die hij verwekt had, heviger. De vijanden van de Hervorming kookten van verontwaardiging, toen zij hoorden, dat hij de stad naderde. Een poging van hem welgezinde figuren als Sickingen en Hutten, om Luther niet naar Worms te laten gaan maar naar de burgt van Sickingen, mislukte. Op het laatste moment probeerde alles en iedereen hem nog tegen te houden. Vrijwel gelijktijdig met voornoemde poging, ontving Luther nog een brief uit Worms van Spalatinus, de hofkapelaan van Frederik de Wijze, een trouwe vriend van Luther. Deze schreef: “Ben je werkelijk zo overmoedig om hier te komen? Ik schrijf je strikt persoonlijk en raad het je met klem af. Voorzover ik de zaken overzie, is het uiterst gevaarlijk. Ga Worms niet binnen!”. De moedige monnik sloeg zijn ogen op de boodschapper, en sprak: “Zeg aan uw meester, dat ik gaan zal, al waren er evenveel duivels in Worms, als pannen op, de daken”.
Op de morgen van de 16e april ontdekte hij de muren van de oude stad. Edellieden van hoge rang gingen uit hem tegemoet, en meer dan twee duizend personen geleidden hem naar zijn verblijf. Vanwege de volle straten scheen tot op de daken van de huizen elke plek met toeschouwers opgevuld. De trompetters hadden van de transen van de Domtoren aangekondigd, dat er weer een hoge officiele gast de poort van Worms zou binnenrijden. Alexander, de nuntius van de paus, stopte de vingers in zijn oren en vond het een schandaal dat zoiets mogelijk was. Hij was echter nieuwsgierig genoeg om toch de intocht mee te maken. Voorop reed de keizerlijke heraut met de Duitse adelaar op zijn mantel. Tientallen edelen te paard, in de vroegte reeds uitgereden om de dappere monnik binnen te halen, omringden het kleine reiswagentje van de professor uit Wittenberg. Daarachter een lange stoet van vrienden die zich onderweg aangesloten hadden.
Langs geheim gehouden achterstraten werd Luther de volgende middag naar het bisschoppelijke paleis gebracht door de rijksmaarschalk, Ulrich von Pappenheim. De menigte die de straten bedekte, ten einde hem voorbij te zien gaan, was zo groot, dat het noodzakelijk was hem door particuliere huizen en tuinen te voeren om de gehoorzaal te bereiken. Vele ridders en edelen die zich verdrongen in de grote zaal, spraken aanmoedigend tot Luther, terwijI hij naar de raadkamer op weg was. Eén die waarschijnlijk de waarheid had leren kennen en de Heiland liefhad, herinnerde hem aan de woorden van de Meester: “Wanneer zij u echter overleveren, weest niet bezorgd hoe of wat u moet spreken, want het zal u op dat uur gegeven worden …” (Mattheus 10:19). Een ander, in schitterende wapenrusting, tikte hem met zijn ijzeren handschoen op de schouder, en zei: “Houd moed, monnikje; sommigen van ons hebben indertijd een hete strijd te voeren gehad; doch ik noch enig ander ridder in deze kring, had ooit meer behoefte aan een onversaagd hart dan u in dit ogenblik. Hebt u geloof in hetgeen u leert, ga dan heen in de Naam van God!” – “Ja, in de Naam van God”, sprak Luther, zijn hoofd opheffende, “in de Naam van God, voorwaarts!”
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW