Koning voetbal
Het wereldkampioenschap voetbal 2010 in Zuid-Afrika ligt nu enkele maanden achter ons; zonder twijfel was het een fantastische gebeurtenis op de sportkalender van 2010. Een gebeurtenis die massa’s mensen aantrok en de krantenkoppen in de media wekenlang domineerde. Met een beetje tijdsafstand willen we in dit artikel daarover eens nadenken, hoe zich “koning voetbal” en echt leven voor de Heer Jezus zich tot elkaar verhouden.
“Voetbal is ons leven,
koning voetbal regeert de wereld.
Wij strijden en geven alles,
totdat het ene na de andere doelpunt valt”
Welke (Duitse) voetbal-fan kent deze song* niet? Als je het eenmaal gehoord hebt, blijft het vast in je gehoor hangen. Vele lezers zijn waarschijnlijk duidelijk jonger dan deze “Kultschlager”. In 1974 vond het wereldkampioenschap voetbal in Duitsland plaats, en Franz Beckenbauer, Gerd Müller, Paul Breitner en hun collega’s zongen voor de eerste maal deze oorwurm.
Voetbal – een fascinatie
Dat voetbal zoals nauwelijks een andere sport de massa aantrekt en fascineert, is een feit – niet alleen in ons land. Honderdduizenden toeschouwers volgen elk weekeinde het spel in de eredivisie live in de stadions. Miljoenen zitten week na week geboeid voor de beeldschermen. Bij voetbalevenementen als het wereld- en Europees kampioenschap of bij Champion Leage is de interesse nog veel groter. Nauwelijks iets anders laat zich in de media zo goed verkopen als juist voetbal. Uiterlijk sinds het “Zomersprookje”, het Wereldkampioenschap Voetbal 2006 in Duitsland, schijnt voetbal een nieuwe dimensie bereikt te hebben. Public Viewing op de vele supporters, vlaggen aan de auto’s; bij elke overwinning zijn de fans uitgelaten: autocorso’s in de stad na elke wedstrijd, niet alleen na een eindoverwinning – de jubel kent geen grenzen. En de alcoholconsumptie ook niet. Een nederlaag daarentegen lijkt op een nationale catastrofe. Een heel land schijnt in een depressie te vallen.
“Koning voetbal regeert de wereld” schijnt ook een uitspraak te zijn, die werkelijk klopt. In 1974 net zo als in 2010 {en 2011 – vertaler}. Het geldt des te meer, als men aan het gehele spektakel er omheen als het te koop aanbieden en de inklemming in internationale geldbelangen denkt. De vraag die op ons afkomt, ligt voor de hand: Wat hebben wij als christenen met voetbal te doen? Laten wij ons evenals vele van onze tijdgenoten fascineren? De vraag kan probleemloos op andere takken van sport toegepast worden, ja, op alles, wat ons enthousiasme en onze emoties binnen een betoverende invloed trekt.
Voetbal – meer dan sport
Opdat hier geen misverstand optreedt, wil ik direct aan het begin iets duidelijk stellen. Ten eerste heb ik in mijn jeugd (en later ook nog) met genoegen voetbal gespeeld en zou dat vandaag altijd nog graag willen doen (helaas gaat het niet meer). Ten tweede ken ik een beetje van de betovering van de voetbal, en ook vandaag laat het mij niet helemaal koud, wanneer het Duitse nationale team bijvoorbeeld in een wereld kampioenschap of Europees kampioenschap aantreedt**.
Hier schrijft ook absoluut geen “anti-voetballer” of iemand, die er “totaal geen idee” van heeft. Ik heb zeker een bepaald begrip voor een ieder, die zich voor voetbal interesseert. Niettemin is de vraag gerechtvaardigd, of de cultus (verering) die vandaag veelvoudig om de voetbal bedreven wordt, voor een christen, die zijn Heer behagen wil, acceptabel is of niet. Op het antwoord wil ik direct vooruitlopen. Voetbalcultus en een leven voor God zijn niet verenigbaar!
U zegt misschien: Voetbal is alleen maar een sport. Oké, als voetbal “alleen maar” een sport is, is er niets tegen in te brengen. Als jonge christenen in de vrijheid met elkaar voetbal spelen, is daartegen niets te zeggen. Ook op het voetbalveld wil de Heer Zijn discipelen natuurlijk fair en fatsoenlijk waarnemen: in de acties alsook in de uitingen.
Maar stop: De vraag blijft natuurlijk, hoeveel tijd en energie men daarvoor investeert. “De oefening van het lichaam is van weinig nut”, zegt de bijbel. Dat moeten we bedenken en het niet overdrijven. In tegenstelling daarmee is de godsvrucht voor alle dingen nuttig. Zij heeft zelfs de belofte van het leven – het tegenwoordige en het toekomstige (1 Tim. 4:8).
Maar zeg eens eerlijk: Is voetbal niet meer dan “alleen maar” een sport? Wie eerlijk is, zal moeten toegeven: Ja, voetbal is meer. Voetbal is fascinatie, voetbal is commercie. Voetbal kan een drug zijn. Ja, voetbal is voor veel mensen een vervangende religie. “Voetbal is ons leven”. Dat zegt een jonge man, die met betrekking tot het thema voetbal gevraagd werd in een intervieuw: “Jazeker, ik ben 18 jaar oud en voetbal is absoluut ALLES voor mij …”. Daartegenover staat de duidelijke uitspraak in de bijbel: “Het leven is voor mij Christus” (Fil. 1:21). Nog vragen, of dat met elkaar harmoniëren kan? “Niemand kan twee heren dienen” (Matth. 6:24), zei de Heer Jezus Zelf, toen Hij op deze aarde leefde.
Voetbal – een “surrogaat-religie”
Als men de commentaren van de voetbalwedstrijden volgt, zou men de indruk kunnen krijgen, dat er ergens een “voetbalgod” zijn moet. Tenslotte wordt hij iedere keer weer naar voren gebracht en geciteerd. Is hij meer dan een beschouwing van de journalisten? Eén ding is duidelijk: Met de God van de bijbel laat zich de “voetbalgod” niet identificeren. Er is ook geen “flankengod” (zoals men enkele tientallen jaren geleden de linksbuiten van Schalke Reinhard “Stan” Libuda noemde1), en ook geen “hand van God”, zoals Diego Maradona in 1986 na de wedstrijd tegen Engeland beweerde, toen hij de bal met de hand in het doel werkte en zo met Argentinië in de finale van de Wereldkampioenschappen terecht kwam. Dat zijn allemaal verzinsels van mensen. Ook als vele voetballiefhebbers zoiets alleen maar met een knipoog zeggen zullen, bewijzen deze formuleringen, dat voetbal voor zo vele fans inderdaad een soort surrogaat-religie geworden is. Van Karl Marx stamt de uitspraak, dat religie opium voor het volk is. Zo verkeerd als deze uitspraak op zich ook was, toen Marx deze deed, zo van toepassing is het toch voor de “surrogaat-religie” voetbal. Zij bedwelmt. Zij laat niet meer helder denken. Zij maakt fanatiek.
Voetbal – een afgodencultus
Mij herinnert de cultus (verering), die door velen aan de voetbal bedreven wordt, aan een duidelijke uitspraak van God in het Oude Testament: “U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben” (Ex. 20:3); Deut. 5:7). Daartoe komt de waarschuwing uit het Nieuwe Testament: “Kinderen, wacht u voor de afgoden” (1 Joh. 5:21). Voetbal in deze vorm is niet anders dan afgodendienst, een drug die bedwelmt! Een fascinatie die ons in haar ban trekken wil. En juist daar moeten voor ons alle rode lampen aangaan. De zin van het leven bestaat toch niet uit voetbal. Spelers worden idolen (een uitdrukking, die feitelijk niets anders dan “afgoden” betekent), die regelrecht vereerd worden. En daarbij is God de enige, die zulk een verering toekomt!
Het is schokkend te zien, hoe het volk van God in het Oude Testament altijd weer aan deze afgoden hing (Ps. 106:28). Van koning Ahazia staat er: “Hij diende de Baäl en boog zich voor hem neer, en verwekte de HEERE, de God van Israël, tot toorn, overeenkomstig alles wat zijn vader gedaan had” (1 Kon. 22:54).
De vraag aan ons luidt: Wie dienen wij? Voor wie buigen wij ons neer? Voor de “Koning der koningen” of voor “koning voetbal”?
God accepteert geen “surrogaat-afgoden” naast zich – ook geen “voetbalgod”. Er is slechts Eén, die aanspraak maken kan, Koning te zijn. Dat is de Heer Jezus (Hand. 17:7). Hij duldt geen andere koning naast zich – ook geen “koning voetbal”. We kunnen onmogelijk enerzijds onze God en Heer de hulde en eer brengen en gelijktijdig koning voetbal “huldigen”, omdat we ons daarmee aan de mensen gelijk maken, die door de voetbal juist volledig in beslag genomen worden. Wanneer ik de zaterdag niet meer doorkom, zonder het eindoverzicht van de eredivisie te moeten horen of het sportjournaal gezien te hebben; wanneer mijn stemming op zaterdagavond en op zondag daarvan afhankelijk is, hoe “mijn” elftal gespeeld heeft; wanneer ik op zondagmorgen in de (kerk)dienst al aan de zondagwedstrijden denk; wanneer mijn planning door de voetbalkalender regeerd wordt; dan is voetbal tot een afgod geworden.
Bij vele christenen zal voetbal vermoedelijk niet zo’n draagwijdte hebben. Maar we willen eerlijk tegenover onszelf zijn, hoe zeer we meebibberen, meejubelen en meetreuren kunnen. En uit ervaring weten wij, dat vaak er maar een kleine stap tussen hobby en toewijding is.
Conclusie
Als christenen zijn we wel in deze wereld, maar we zijn niet van deze wereld. Met het boze handelen van de mensen om ons heen hebben we niets van doen. Toch registreren wij natuurlijk, wat er in de wereld gebeurt. Het tijdsgebeuren is niet zonder invloed op ons. Dat geldt voor de politiek, de cultuur, de maatschappij en evenzo voor de sport. Maar wij willen niet vergeten, dat deze dingen allemaal vergankelijk zijn. “De wereld gaat voorbij en haar begeerte” (1 Joh. 2:17). Dat moet onze prioriteit kenmerken. Dat velen van ons een voetbal-wereldkampioenschap niet helemaal onberoerd laat, is begrijpelijk. Dat velen – in het bijzonder jonge mensen – het verloop de eredivisie en Champions League volgen, kan ik mij goed indenken. Maar bij dat alles moeten we maat houden en het wezenlijke niet uit het oog verliezen: Het gaat om Christus, onze Heer. Hij is de ware “Koning”2, die we dienen willen. Hij deelt Zijn eer met geen andere.
Ernst-August Bremicker
** De schrijver is blijkbaar een Duitser. Wat hij hier schrijft, kennen velen van ons ook wel als Nederlanders. Gelukkig kwamen onze “Oranjemannen” in Afrika iets verder dan de Duitse “Mannschaften”. Zie wel, daar heb je het al!
1. Die overigens op de leeftijd van 52 jaar aan een hersenbloeding gestorven is en daarna voor zijn hemelse Rechter, de enige ware God, verschijnen moest.
2. De bijbel toont ons de Heer Jezus op vele plaatsen als de “Koning”. Deze titel wordt voor Hem echter niet met het oog op christenen gekozen. Typisch christelijk is, dat de Heer Jezus onze “Heer” is. Hij heeft het recht op gezag over ons leven. Niemand anders.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW