8 maanden geleden

Kleine oogjes, pas toch op wat je ziet!

Hoe vaak vermaant God ons in de Bijbel erop te letten wat we zien. Nu zal misschien iemand denken: “Hoe moet ik erop letten wat ik zie, moet ik dan met gesloten ogen door de omgeving lopen?” Ja – wanneer je met dat wat je ziet, niet klaar komt en het je tot zonde verleiden kan, loop dan liever blind door de omgeving, op gevaar af eens op je neus te vallen. “Als nu uw rechteroog u een aanleiding tot vallen is, trek het uit en werp het van u; want het is nuttig voor u, dat één van uw leden vergaat en niet uw hele lichaam in [de] hel wordt geworpen” (Mattheüs 5:29). Enkele voorbeelden kunnen als illustraties helpen.

Zien en begeren

De zonde is in de wereld gekomen, omdat Eva niet waakzaam was met haar ogen – en Adam haar niet tegenhield. Eva “zag, dat die boom goed was tot spijs, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at” (Genesis 3:6). Dat, wat Eva zag, wekte begeerte in haar hart op en bracht haar tot de boze daad. Het zou beter voor haar zijn geweest, wanneer zij “blind” door de omgeving gelopen zou zijn! Dit “schema” heeft zich in de mensengeschiedenis maar al te vaak herhaald. Zo bijvoorbeeld bij Achan: “Want ik zag onder de roof … en ik kreeg lust daartoe, en ik nam ze” (Jozua 7:21).

Zien en voorbijzien – Lot

Ook Lot moet een waarschuwend voorbeeld voor ons zijn. “En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde” (Genesis 13:10). Lot heeft de keus en keek naar zijn eigen voordeel. Op zich hoeft dat niet bij voorbaat verkeerd te zijn. Maar hij zag alleen het materiële voordeel en zag daarbij voorbij aan dat slechte gevaar. En juist dat bracht hem in grote nood. Wij zien vaak ook alleen ons voordeel, misschien het beroepsmatige vooruitkomen. Maar daarbij overzien we het gevaar, bijvoorbeeld de grote hoeveelheid tijd die wij in het bedrijf doorbrengen. En achteraf verwonderen wij ons, dat wij ondanks de hoge verdiensten en de erkenning in het beroep geen gelukkig Christen zijn. Het ligt daaraan, dat wij de gemeenschap met onze Heer niet genoeg onderhouden, omdat wij geen helder beeld meer hebben voor de dingen die naast het beroep zeer belangrijk zijn.

Zien en nemen wat iemand niet toekomt – David

Ook David kwam ten val omdat hij iets zeer begerenswaardigs zag – en hoewel het verboden was, het toch hebben wilde. Wanneer zulke grote mannen als David dat, wat zij zagen, tot zo’n erge zonde verleid werden (David zag een vrouw zich baden die zeer mooi was. Hij zond iemand, liet haar halen en lag bij haar: 2 Samuël 11:2-4), hoezeer moeten wij dan op onze hoede zijn, datgene wat met de ogen ontdekt is in onze harten te laten nestelen. Wanneer wij ons met hetgeen we zagen in gedachten ongepast bezig houden, hebben we al verloren. De Heer Jezus zegt daarover: “Maar Ik zeg u, dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart” (Mattheüs 5:28). Job heeft om deze reden een verbond met zijn ogen gesloten (Job 31:1). Wij kunnen dus dingen zien die God zeer goed gemaakt heeft, en ondanks dat schade lijden omdat wij toestaan, dat zij een begeerte in ons hart opwekken die daarna een daad wordt. Wij kunnen ook dingen zien die God gegeven heeft, daarbij echter aan andere dingen voorbijzien, die ons in nood brengen. Sommige dingen moeten we echter bewust niet aanschouwen, omdat de gedachte daaraan al zonde is.

Het oog – filter voor ons leven

Omdat vele dingen die God zonde noemt, vandaag niet meer als zonde gelden, maar integendeel goed genoemd worden en ook Christenen vaak voor ogen komen (reclame en andere beelden in de verschillende media), is het des te belangrijker naar dat te luisteren, wat God ons over het oog zegt. We lezen in Mattheüs 6:22-23: “De lamp van het lichaam is het oog; als dan uw oog eenvoudig is, zal uw hele lichaam verlicht zijn; maar als uw oog boos is, zal uw hele lichaam duister zijn”.

God ziet op ons

Hoe goed echter ook, dat wij met het probleem “goed te zien” en daardoor “goed te gaan”, niet slechts gelaten zijn. God heeft ons in de Bijbel gezegd: “Ik onderwijs u en leer u de weg die u moet gaan; Ik geef raad, Mijn oog is op u” (Ps. 32:8), en: “Zie, het oog van de HEERE is over wie Hem vrezen …” (Ps. 33:18). Dat Christenen “goed zien” ligt God zeer na aan het hart. Daarvoor heeft Hij ons met de ogen uitgerust, maar Hij heeft ook voorzorgsmaatregelen getroffen: “… zou Hij Die het oog vormt, niet zien?” (Ps. 94:9). En wij moeten met ‘de ogen van God’ onze weg, onze omgeving en ook de wereld aanschouwen. In deze zin kan men misschien het volgende bijbelvers toepassen: “In Uw licht zien wij het licht” (Ps. 36:10).  Laten wij toch oppassen op onze ogen en de Heer altijd de dingen vertellen, die wij gezien hebben – of we het willen of niet -, die wij beter niet hadden kunnen zien. Dan hebben onze ogen vreugde in de dingen die God zo uniek en mooi gemaakt heeft, en wij kunnen de dingen zien die met normale ogen niet te zien zijn, maar wel met de ogen van het geloof. Dan kunnen wij de Heer Jezus zien.

 

Klaus Brinkmann, © Folge mir nach

Oorspronkelijke plaatsing 2005. Herplaatsing 18-02-2024.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW