Kerkelijke huwelijksvoltrekking
Oude en nieuwe trends
Vroeger – bedoeld wordt voor 20-30 jaren en nog meer jaren – was het voor de meeste christenen buiten de grote kerken gebruikelijk, zich uitsluitend op het bureau van de burgerlijke stand te laten trouwen, om daar echtgenoot en echtgenote te worden. Eigenlijk was er alleen in de grote kerken, in de Rooms-Katholieke kerken en in de Evangelische1 kerken boven de burgerlijke huwelijksvoltrekking uit ook nog een kerkelijk huwelijk, waarbij men voor de priester of predikant het “ja-woord” gaf. Alleen zo was men, in het bijzonder volgens de statuten van de Rooms-Katholieke kerk, werkelijk voor mensen en God getrouwd.
Christenen uit Evangelische groeperingen sloten zich bij dit gebruik meer en meer aan, zodat het kerkelijk huwelijk respectievelijk het trouwen in vergaderingen (gemeenten) naast de burgerlijke huwelijksvoltrekking toenemend gebruikelijk werd. Gegrond wordt deze kerkelijke ceremonie tot op vandaag daarmee, dat het huwelijk voor de burgerlijke stand uitsluitend voor de mensen geldigheid heeft, terwijl het kerkelijk en alleen deze ook de hemel mee in betrekt.
Vele gelovigen daarentegen nemen afstand na het huwelijk voor de burgerlijke stand van een kerkelijk huwelijk, zoals dit in de grote kerken en in vele evangelische vergaderingen (gemeenten) gewoonlijk is. Zij beginnen soms wel een feestelijke plechtigheid met een toespraak vanuit de bijbel. Dit is zeker iets anders dan een kerkelijk of geestelijk huwelijk met “ja-woord” van man en vrouw.
De gerechtelijke situatie
In de 19e eeuw werd een wet1 uitgevaardigd, dat paren met straffen bedreigde, die zich zonder voorafgaand huwelijksvoltrekking voor de burgerlijke stand in de kerk trouwen lieten. Dit was het gevolg van de “cultuurstrijd”, die Bismarck2 tegen de Rooms-Katholieke kerk voerde en daarmee van de staat de soevereiniteit overnam over het huwelijk- en familierecht. Sinds de jaren ‘50 van de vorige eeuw handelden zulke mensen (en de priester, die hen trouwden), die ondanks een ontbrekend huwelijk voor de burgerlijke stand kerkelijk getrouwd werden, “alleen” nog in strijd met de goede orde, maar bleven zonder straf.
Anderzijds geldt: Van de rond 374.000 echtparen, die zich in het jaar 2006 voor de burgerlijke stand trouwen lieten, kwamen meer dan een vierde deel daarna nog voor het kerkelijke “altaar”. Vanaf 1 januari 2009 kunnen zij ook zonder huwelijk voor de burgerlijke stand voor het altaar komen, wanneer dit door de kerken zo geaccepteerd worden zou (wat nu niet het geval is)1.
Weliswaar erkent de staat een louter kerkelijk gesloten huwelijk niet als “huwelijk” in de rechterlijke zin. Een echtpaar, dat zich alleen kerkelijk, maar niet voor de burgerlijke stand trouwen laat, leeft niet in een “huwelijk” in de zin van het recht, maar dit “huwelijk” wordt door het staatsrecht als niet-huwelijkse gemeenschap aangezien. Het gaat in waarheid om een betrekking wat in het algemene spraakgebruik een “wild huwelijk” genoemd wordt, dat in de ogen van God absoluut geen huwelijk is. Het samenleven van man en vrouw buiten een voor de burgerlijke stand gesloten huwelijk heeft dus geen juridische verbondenheid zoals een huwelijk voor de burgerlijke stand – haar ontbreken alle consequenties voor erfrecht, onderhoud, belasting enzovoorts. Met andere woorden: Voor de wet gelden ook voortaan alleen diegenen als gehuwd, die voor de ambtenaren van de burgerlijke stand het “ja-woord” gegeven hebben.
Huwelijksvoltrekking voor de burgerlijke stand – 100% voor God geldig
De huwelijksvoltrekking voor de burgerlijke stand is niet alleen voor de mensen geldig, maar ook voor God. Dat lezen we al in Mattheüs 19 vers 6: Onafhankelijk van een geestelijk/kerkelijk huwelijk (wat dat dan ook zijn mag) wordt een echtpaar principieel door “God samengevoegd”, ook wanneer het huwelijk “alleen” op menselijk, burgerlijk terrein effectief tot stand gekomen is.
We vinden in de Schrift weliswaar geen aanwijzing, dat een huwelijk voor de burgerlijke stand of voor de staat te sluiten is. Toch moet het zeker om een aan alle kanten duidelijke, openbare huwelijksvoltrekking gaan (verg. bijv. 1 Kor. 7:9; Hebr. 13:4). Want ook in het omgekeerde geval kan alleen dan, wanneer het om een voor allen duidelijk gesloten huwelijk gaat, het geval van ontucht (hoererij) en echtbreuk herkend worden (verg. Hand. 15:20; Rom. 2:22). God verlangt dat alles in orde voor de ogen van de mensen, dus in een zekere openbaarheid plaatsvindt. Dat geldt ook dan, wanneer men zich voor een van God vervreemde beambte van de burgerlijke stand het ja-woord geeft – hij blijft in zijn functie “Gods beambte” (Rom. 13:6). “Geeft geen aanstoot, noch aan Joden, noch aan Grieken …” (1 Kor. 10:32).
Hier kan men dus al vragen: Welke betekenis heeft dan een kerkelijk huwelijk? Zij veronderstelt tenslotte, dat deze door God gegeven werking van de huwelijksvoltrekking uiteindelijk toch niet voorhanden is. Ook in 1 Korinthe 7, het hoofdstuk waarin het uitdrukkelijk om het trouwen gaat (verg. vs. 9, 28, 39), wordt het trouwen eenvoudig zo aangevoerd, zoals de Korinthiërs het toenmaals kenden, dus met een gerechtelijk geldig huwelijksovereenkomst. Weliswaar moesten zij “in de Heer” trouwen (vs. 39), maar dat betekent niet en wordt ook nergens gezegd, dat een huwelijk voor de gemeente en door een broeder plaatsvinden moet.
Zeker zijn vele voorstanders van gemeentelijke of kerkelijke huwelijksceremonie zich er niet van bewust, maar nauwkeurig bekeken vermindert daarom een toegevoegd kerkelijk huwelijk de waarde van de gerechtelijke huwelijksvoltrekking, die vandaag in Duitsland voor de overheid contractueel voltrokken wordt. God toont ons vanaf het begin van de bijbel tot in het Nieuwe Testament, dat een voor mensen voltrokken huwelijk geldig is voor mensen en God.
Wanneer de door God ingestelde overheid (Rom. 13:1-2) in een andere mogelijkheid van huwelijksvoltrekking voorziet en de ceremonie bijvoorbeeld ook aan een broeder die geen ambtenaar is overlaat, zoals dat in sommige landen mogelijk is, mogen wij dat dankbaar aannemen en ons daarover verheugen, zolang deze voorschriften niet in tegenspraak met het Woord van God zijn.
“Elke ziel zij aan de overheden, over haar gesteld, onderdanig; want er is geen overheid dan van God, en die er zijn, zijn door God ingesteld. Wie zich dus tegen de overheid verzet, weerstaat de instelling van God; en zij die weerstaan, zullen over zichzelf een oordeel brengen” (Romeinen 13:1-2).
Het kerkelijk huwelijk in het licht van de bijbel
Wanneer het enerzijds aan de gedachten van God voldoet, dat het huwelijk “voor mensen” gesloten wordt (want daarmee is zij ook “voor God” gesloten), is de tweede vraag: Hoe is eigenlijk uit bijbels oogpunt het “kerkelijk huwelijk” te beoordelen? Het valt op dat het Nieuwe Testament op geen enkele plaats een heenwijzing geeft naar een kerkelijk huwelijk. Dat past bij het wezen van de kerk (vergadering, gemeente), want dit is immers geen organisatie voor deze aarde, maar een organisme3 met een hemels karakter (verg. Matth. 16:18). Wanneer dus een huwelijksvoltrekking in de Nieuw-testamentische tijd pas dan haar gehele waarde zou behouden, als zij ook voor de vergadering of in ieder geval een broeder, die het paar trouwt, gesloten wordt, zou een duidelijke aanwijzing in het Nieuwe Testament te verwachten zijn. Maar die is er niet.
Een viering als alternatief
Iets heel anders is de overweging of wij een plechtige samenkomst met de broeders en zusters van de woonplaats van de bruid of bruidegom voor zegenrijk houden, zonder in dit kader het “ja-woord” te geven en een huwelijk te voltrekken. Het is verheugend, wanneer jong gehuwde echtparen er waarde aan hechten, dat zij in de zegen van de Heer aanbevolen worden en het Woord van God horen. Velen integreren dat in hun huwelijksfeest, anderen arrangeren een aanvullende plechtigheid. Maar die heeft dan een heel ander karakter dan een kerkelijk huwelijk – en is natuurlijk niet verplicht. Bij zo’n gelegenheid kunnen broeders uit hun kring het bruiloftspaar een bijbelse boodschap voor hun verdere leven meegeven. Want heeft de bijbel niet juist jonge mensen, die nu hun gemeenschappelijke levensweg beginnen, veel te zeggen?
Daarbovenuit zal het zwaartepunt van zo’n plechtigheid zijn, het jonge paar aan de leiding van de Heer aan te bevelen. Kan er iets mooiers voor een bruilofspaar zijn, dan in gemeenschap met plaatselijke brusters* de zegen van God voor het gemeenschappelijk leven te vragen? Zo’n geestelijke plechtigheid zal door een boodschap uit het Woord van god en door gebed gekenmerkt worden. Tegelijk biedt het een mooie gelegenheid de uitgenodigde collega’s en buren de gedachten van God over het huwelijk en tegelijk een uitnodigend, evangelisch woord te verkondigen.
Zo gaan dan “burgerlijk huwelijk”, geestelijke zegen en verkondiging van de blijde boodschap hand in hand. God wil niet dat we een scheiding tussen ons leven voor mensen en voor God maken. Daarom verwacht Hij van ons geen “kerkelijk huwelijk”, maar Hij erkent het “burgerlijk huwelijk”als huwelijkssluiting. Daar komt het uiteindelijk voor ons Christenen op aan.
Trouwen ‘voor de wet’. Het huwelijk is bij wet geregeld. In Nederland zijn het burgerlijk huwelijk en het kerkelijk huwelijk strikt gescheiden. Dat is in o.a. Engeland anders: wanneer je in Engeland in de kerk trouwt, ben je gelijktijdig ook voor de wet getrouwd. In Nederland is bij wet bepaald dat een paar eerst de gang naar het stadhuis moet maken, en daarna pas de gang naar de kerk mag maken. Het burgerlijk huwelijk is in Nederland door Napoleon ingevoerd, in 1795.
NOTEN VERTALER:
1. Het gaat hier om de situatie in Duitsland.
2. Otto Eduard Leopold von Bismarck-Schönhausen (Schönhausen, 1 april 1815 – Friedrichsruh, 30 juli 1898), graaf von Bismarck-Schönhausen, sinds 1871 prins von Bismarck, sinds 1890 ook hertog van Lauenburg – bijgenaamd De IJzeren Kanselier -, was een van de belangrijkste staatslieden van de 19e eeuw. Gedurende de kwart eeuw tussen 1865 en 1890 beheerste hij voor een belangrijk deel het politieke toneel in Europa en besliste hij bij diverse conflicten over oorlog en vrede. Otto von Bismarck had een vereniging van de Duitse staten hoog in het vaandel staan. Hij zei: “Niet door rede(voeringen) en meerderheidsbesluiten worden de grote vragen van de tijd besloten – dat is de grote fout van 1848 geweest –, maar door ijzer en bloed”. In 1871, na de Frans-Duitse Oorlog, was dat hem gelukt. Hij had een lappendeken van veelal achtergebleven gebieden met weinig betekenis omgesmeed tot een van de machtigste staten van Europa, het Duitse Keizerrijk. Na zijn dood werd er zowel positiever als negatiever over hem gedacht. Aan de ene kant namen sommige Duitsers hem kwalijk dat hij de democratie probeerde te onderdrukken, maar aan de andere kant had men nog meer bewondering voor hem, toen bleek dat zijn opvolgers niet in zijn schoenen konden staan, sterker nog: zijn opvolgers sleepten Duitsland twee keer in een wereldoorlog, met de meest verschrikkelijke gevolgen van dien {Wikipedia}.
3. Organisme: Wezen dat organen bezit {Van Dale}.
Uit: © Folge mir nach
Vertaling: © Frisse Wateren – rm
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW