3 jaar geleden

Jona 2 vers 1

“Toen bad Jona tot de HEERE, zijn God, vanuit het binnenste van de vis.”

 

Waartoe was Jona gekomen? Ach, hij heeft de Heer de rug toegekeerd. 

Maar nu, onder de gesel van de tuchtroede van God, wordt hij niet alleen tegengehouden, maar zijn ogen richten zich op Hem, Wiens tegenwoordigheid hij had geprobeerd te ontvluchten. Wat een gezegende uitwerking van de tuchtiging, wanneer de ziel haar afhankelijkheid erkent en zich onder de machtige hand van God buigt! “Lijdt iemand onder u? Laat hij bidden”, zegt Jakobus (Jak. 5:13). Ja, zoals een lofzang het kanaal is, waardoor de vreugde van de ziel stroomt, zo is het gebed de uitdrukking en als het ware het vat van zijn smart. Zo zegt Jona: “Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HEERE en Hij antwoordde mij. Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem” (Jona 2:2).

En dan vertelt hij wat de wegen van God in zijn hart bewerkt hadden, en hoe zijn ziel weer hersteld werd. Jona hield zich niet bezig met allerlei tweede en derde oorzaken, zoals wij het zo graag doen, en waardoor wij alle zegen van het handelen van de Heer met ons verliezen. Hij dacht noch aan de storm noch aan de zeelieden. Het was de Heer die hem in de diepte geworpen had. Wat een rust geeft het aan het hart, wanneer wij alles wat ons overkomt uit de hand van de Heer aannemen, zoals het voor ons een voorrecht is om dat te doen! Het brengt elk gemopper tot zwijgen, opent het oor voor de stem van God en brengt de ziel in de juiste toestand, zodat de tuchtiging, waardoor wij misschien gaan, werkelijk nuttig voor ons is.

 

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW