“Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen; en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn.”
De Heer, die in de gedaante van God was, nam eens vrijwillig de gedaante van een dienstknecht aan (Fil. 2:7). Markus toont ons Hem als de volmaakte Dienstknecht, terwijl God Zelf van Hem getuigt: “Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen” (Jes. 52:13). Nooit werd een mens gevonden die in zo’n afhankelijkheid voor God wandelde. Waar de Heer Jezus ook was, wat Hij ook sprak of deed – in alles luisterde Hij naar de aanwijzingen van de Vader. Hoe kostbaar moet zulk gedrag zijn geweest voor het hart van de Vader! Volmaakt levend in de tegenwoordigheid en de gemeenschap van de Vader, genoot Hij altijd de vrede die Hij in Johannes 14 vers 27 “Mijn vrede” noemt. Zelfs het diepste lijden kon deze vrede niet van de Heer wegnemen. Hij genoot altijd van Zijn plaats in de schoot van de Vader, dat wil zeggen Zijn meest innige relatie met Hem werd nooit onderbroken.
In Johannes 13 vers 13 zegt de Heer tegen Zijn discipelen: “U noemt Mij Meester en Heer, en u zegt het terecht, want Ik ben het.” Als Heer troont Hij nu aan de rechterhand van God, terwijl Hij ons voorlopig op aarde achterlaat om Hem te dienen. Als we dit willen doen, is het essentieel, dat we in Zijn nabijheid blijven. Was het gedrag van Gehazi, de dienaar van Elisa, niet verschrikkelijk toen hij rende om te betalen voor de genade van God die Elisa aan Naäman had bewezen? In de aanwezigheid van de Heer leert men niet om van geld te houden, leert men niet om het eigen “ik” op de voorgrond te plaatsen. Hoe dichter de dienaar bij zijn Meester is, hoe kleiner hij wordt in diens ogen, terwijl de persoon van de Meester steeds groter en heerlijker wordt voor het hart. De liefde van de Heer, Zijn eeuwige raadsbesluiten en Zijn wil worden geleerd in Zijn tegenwoordigheid. Als een vat van eer kan men dan door Hem gebruikt worden voor elk goed werk.
© Der Herr ist nahe
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW