Is Mohammed een valse profeet? (I)
April 2005. Deze artikelen hebben de bedoeling enkele achtergronden (zonder de pretentie te hebben dat het volledig is) te laten zien van de Islam alsmede dat de Islam reeds in haar wortels een geweldige expansiedrift had en nog heeft, met of zonder geweld. In 2003 veelal met geweld, dat zien we nu wel heel duidelijk in onze dagen. De bedoeling van Bin Laden is wel duidelijk genoeg. In dit brein is er blijkbaar geen plaats voor anders-denkenden. Als hij de Heer Jezus zou leren kennen als Zijn Heiland en Heer, zou er voor hem ook geen plaats meer zijn onder de Moslims. De vervolgingen van de Christenen in de Moslim-staten laten dit duidelijk zien. “Als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Johannes 15:20). Toch misschien wel goed om ook voor deze man te bidden, en niet alleen voor bijvoorbeeld president Bush. Als Christenen behoeven we toch niet ons gebed te laten bepalen door politieke sympathiën? Bid voor alle mensen (1 Timotheüs 2:2). – Frisse Wateren
Het Christendom vervulde in de loop van de zevende en achtste eeuw na Christus het grootste deel van Europa. De Naam van Jezus was in sterke mate bekend geworden, en God kon die liefelijke Naam, ondanks de starre vormen die Rome er aan had verbonden, tot zegen laten dienen. Maar al deze veroveringen van het Evangelie werden door het beleid van de pausen en onder de invloed van hun missionarissen tot belang van de Roomse stoel omgezet. Wie is in staat te zeggen hoever de geestelijke heerschappij en macht van Rome zich zou hebben uitgebreid, wanneer het niet op een verschrikkelijke tegenstand zou zijn gestoten? Maar God verwekte een tegenstander die niet alleen de uitbreiding naar alle kanten van het Romanisme remmend tegemoet trad, maar die ook m eer dan eens de paus zelf – in verband met zijn veiligheid – op de stoel van Petrus liet sidderen. Deze vijand was Mohammed, en kwam uit Arabië.
Deze merkwaardige man trad op in het begin van de zevende eeuw in een tijd, die voor het bereiken van zijn grote doel bijzonder gunstig was. Geheel Arabie lag toen in de treurigste godsdienst gevangen; alleen in de tempel te Mekka waren er ongeveer 360 afgodsbeelden, naar het getal van het Arabische jaar. Het pantheon (in het oude Rome: tempel aan alle goden gewijd) van de oud-Arabische polytheistische (polytheisme = meergodendom, vorm van godsdienst waar men zich niet – hoogste wezen voorstelt, maar onderscheiden, onderling onafhankelijke wezens) godsdienst kende de figuur van Allah (van “al-ilaah”: de god), een typisch “high-god” die erkend werd als schepper van hemel en aarde, maar geen verering genoot. In de cultus (= eredienst, godsverering) speelden alleen de dochters van Allah een rol: Allaat (de ochtendster), al-Oezza (Venus) en Manaat (schikgodin = godin die over het leven en sterven van de mensen beslist). Er bestonden toen geen officiele tempels, noch een geordende priesterdienst; toch traden er wel “kahins” (= orakelpriesters bij wie men bijvoorbeeld het “pijlorakel” kon raadplegen of naar weggelopen vee kon informeren; ook zij lazen aan de hand van “tekenen” de toekomst) op bij heilige plaatsen, bij een boom, bij een bron of bij een bijzondere steen. Zij golden, net als hun dichters, als geinspireerd door een godin of door een djinna (= geest; meervoud: djinn). Veel had deze oud-Arabische godsdienst echter niet meer te betekenen. De stadsgod van Mekka was Allah (waarschijnlijk ontstaan uit al-ilaah, dat verwantschap heeft met andere Semitische woorden voor God, zoals Eloah [Hebreeuws] en Allaha [Syrisch]. Naast Allah werden waarschijnlijk ook nog enkele godinnen van de vruchtbaarheid en van het lot vereerd. Het heidendom met zijn vele valse afgoden was wijd verbreid, en helaas, zelfs het Christendom was – zowel in de Griekse als in de Romeinse kerk – door veel afgoderij besmet. Toen verscheen Mohammed en stelde zich aan de wereld voor als een strenge en vurige verdediger van de leer van één God. Hij geloofde geroepen te zijn om het geloof van de mensen in de grondwaarheid van de Goddelijke eenheid weer te moeten herstellen. Maar de gedachte aan een Verlosser, aan Zijn vleeswording, aan een eeuwige redding en gemeenschap met God, als ook aan de werkingen en invloeden van een heilige liefde was zijn systeem vreemd. De religie van Mohammed laat de diepe kloof onopgevuld, die God van de zondaar scheidt. Voordat wij ons echter met zijn religieus systeem bezig houden, richen wij een blik op de familie en de jeugd van Mohammed.
De familie en de jeugd van Mohammed
Naar Arabische overleveringen stamde Mohammed (= de geprezene) uit een edele stam die waarschijnlijk behoort bij de familie van de Koraischiten. Deze stam oefende tijdens de geboorte van Mohammed – omstreeks het jaar 569 – een soort religieuze opperheerschappij over de omwonende stammen uit. Deze stam was de erkende beschermer van de Ka’aba, het Arabische nationale heiligdom in Mekka. De Kaäba (= kubus) of Ka’aba is een vierhoekig gebouw waar in de oostwand een steen (een zwarte meteoriet) is ingemetseld, die de engel Gabriel Abraham geschonken moet hebben en waaraan de pelgrims de grootste eerbied betonen. Naar dit gebouw en enkele andere heilige plaatsen en gebouwen vond jaarlijks een pelgrimage plaats door Bedoeïnen uit heel Arabië voor de viering van een offerfeest dat de vruchtbaarheid van het vee betrof; tegelijk was er dan een jaarmarkt.
Mohammed verloor zijn vader kort voor of na zijn geboorte door de dood; ook zijn moeder stierf toen hij nog op zeer jonge leeftijd was, zodat hij al vroegtijdig een hulpeloze wees werd. Hij werd eerst bij zijn grootvader opgevoed. Toen deze stierf kwam hij bij zijn oom Abu Talib, stamhoofd van de Hasjimieten in Mekka.
Toen tenslotte nog enige meerdere mannelijke leden van zijn familie stierven, ging het bestuurdersschap van Mekka en de bewaking van de Kaaba over in de handen van een andere tak van de familie.
Mohammed had als arme weesjongen geen kans om te leren lezen en schrijven. Hij was dus analfabeet en bleef dat ook tot zijn dood. Aanvankelijk was hij om in leven te blijven geitenhoeder.
Over de eerste vijfentwintig jaar van Mohammed’s leven is weinig bekend; men weet alleen dat hij meerdere handelsreizen ondernam en daarbij steeds zo eervol te werk ging, dat men hem de naam van Amin (= de trouwe), gaf. Achtentwintig jaar oud (sommigen zeggen vijfentwintig jaar) trouwde hij met een weduwe die eveneens tot de stam van de Koraischiten behoorde en een groot vermogen bezat. Zij betekende veel voor hem tot aan zijn dood toe.
De Islam
Het woord Islam betekent: onderwerping of berusting in de wil van God. De aanhangers noemen zichzelf Muslimin, dat wil zeggen mensen die zich onderwerpen aan Allah.
Men name onder meer aan dat voor ieder mens een bepaalde levenstijd als “lot” was vastgesteld, dat niet te veranderen was.
Zijn leer bereikte zijn hoogtepunt in de zin: “Er is geen God buiten de ware God, en Mohammed is Zijn profeet”.
De Islam ontstond op het “Arabisch Schiereiland” in de 7e eeuw. Dit schiereiland is bijna 3 miljoen km2 groot (zo groot als India, Pakistan en Bangladesj samen). Je kunt wel zeggen dat de Islam eigenlijk ontstond in de steden Mekka en Medina omdat hier Mohammed als profeet optrad.
Twaalf jaar na het huwelijk van Mohammed, hij was toen veertig jaar oud, geloofde Mohammed voor de eerste maal geheime, innerlijke aanwijzingen en tekens met het oog op zijn toekomstige missie waar te nemen. Misschien heeft de gedachte aan de tegenspoed van zijn familie en de wens deze naar naar haar oude waardigheid en macht terug te voeren, de eerste aansporing daartoe gegeven. Naar de gewoonte van zijn landgenoten trok hij zich ieder jaar voor enige tijd in een hol terug en gaf zich in de eenzaamheid aan religieuze overpeinzingen over. In een van zulke holen ontving hij volgens eigen bericht de eerste “openbaring uit de hemel”. Meer en meer rijpte de vaste overtuiging in hem dat hij door God ertoe geroepen was de afgoderij uit te roeien en overal het ware geloof te verbreiden. Zijn uitspraken, die hij door de engel Djibril (Gabriel rechtstreeks uit de hemel ontvangen zou hebben, zijn in de Koran (Quran) opgetekend en worden door zijn aanhangers als het Woord van God vereerd. Mohammed voelt zich aangesproken door de engel Gabriel om voortaan te spreken en te reciteren (= op voordrachtstoon opzeggen, voordragen – Van Dale) in de Naam van Allah (Sura 96:1-4).
Er waren drie dingen die hem vooral bezig hielden:
- Omdat Mohammed ervan overtuigd was dat er slechts één God is, Allah, de Hoge, de Verhevene (Allahu Akbar) terwijl zijn volk leefde in het polytheïsme ( = meergodendom);
- hij was ernstig verontrust dat zijn volk niet besefte dat er “een dag van het oordeel” komt;
- Het stak hem dat zijn volk geen heilige geschriften (Kitab’s) bezat. De Joden bezaten hun Thora en Psalmen (die hij Taurat en Zabur noemde) en de Christenen hadden het Evangelie (dat hij Indjil noemde). Hij zou er voor zorgen dat er een goddelijke Kitab zou zijn voor zijn volk.
Wat het derde punt betreft verklaarde Mohammed later de heilige boeken van de Joden en Christenen voor vervalst voor zover het afweek van het aan hem zelf geopenbaarde.
Deze drie religieuze motieven kun je opmaken uit de Mekkaanse Suhra’s van de Quran (dit is de Koran).
Mohammed hield zich, sinds hij zich aangesproken voelde door de engel Gabriël dertien jaar lang in Mekka bezig met het verkondigen van deze drie gedachten. De meesten verzetten zich tegen hem vanwege sociale en religieuze redenen, behalve onder andere Abu Bakar en Umar, de latere Khalifen. Een Khalif (plaatsvervanger) is een gevolmachtigde van de profeet. Zij moesten de functies van de profeet voortzetten. Behalve de functie als boodschapper van Allah was van groot belang dat bevelhebber van de gelovigen en staatkundig hoofd waren.
De zes hoofdartikelen in de theretische geloofsbelijdenis van de Islam houden in het geloof:
- Aan God;
- aan Zijn engel;
- aan Zijn schriften;
- aan Zijn profeten;
- aan de opstanding en de dag van het oordeel;
- aan een Goddelijke voorbestemming (predestinatie).
Het praktische deel van de belijdenis omvat vier grote voorschriften:
- Gebed en reiniging;
- geven van aalmoezen;
- vasten;
- bedevaart naar Mekka.
Wie Mekka in zijn leven niet bezocht heeft, zou evengoed als Jood of Christen kunnen sterven.
Voor het begrip omtrent het ontstaan van de Islam is het belangrijk om te weten dat er in Mekka en elders ook Arabieren waren die zich van het oud-Arabische polytheïsme (= meergodendom) hadden afgekeerd en zich aangetrokken voelden tot een vorm van monotheïsme (= ééngodendom), hoewel zij zich niet tot het Joden- of Christendom bekeerden. Zij worden in de Koran “haniefs” (godzoekers) genoemd. Ook Mohammed was aanvankelijk een hanief.
Mohammed’s vlucht in 622 van Mekka naar Medina en zijn terugkeer in 630
Oorspronkelijk was Mekka door de aanwezigheid van een bron een karavaanstadje maar werd later in het midden van de zesde eeuw een handelsstad van betekenis. De inwoners Mekka behoorden allen tot de stam Koeraisj. Er woonden hier ook Christenen en mogelijk zelfs Joden en misschien ook enkele Manicheeers (een aantal voorstellingen en motieven wijzen hier waarschijnlijk op). Behalve handel waren er ook de heilige Arabische godsdienstige plaatsen. Het centrale heiligdom was dus de Ka’aba.
Het enige werkelijk nieuwe gezichtspunt in de religie van de Islam was de bewering van de Goddelijke zending van Mohammed als apostel en profeet van God. Maar juist dit mooie vernisje openbaart de list van satan het meest opvallend. Zulke eenvoudige religieuze grondbegrippen veroorzaken bij niemand aanstoot maar bedriegen en misleiden velen.
De geschiedenis levert het klare bewijs dat zich de meningen van Mohammed met zijn gevolgen veranderden en dat zijn gewelddadigheid en onverdraagzaamheid met zijn macht toenamen totdat zijn leer tot een religie van het zwaard, van roof en zinnelijkheid werd. “Hij was een vreedzame prediker”, merkte Milman op, “zolang hij het zwaard niet uit de schede trok”. Zodra hij deze echter getrokken had, werd het in zijn hand een meedogenloos bewijsmiddel.
Een tijdlang werd het principe van Oosterse verdraagzaamheid door de nieuwe religie uitdrukkelijk erkend; de religieverschillen werden aan de rechtstreekse verordeningen van God toegeschreven, en allen genoten Zijn gunst gelijkmatig. Maar bij stukjes en beetjes herroept de Koran deze verdraagzaamheid en neemt de toon aan van een alles honende overmacht en een ongenaakbare afkeer tegen andersdenkenden. Hoewel de Koran in veel van zijn leringen een verrassende overeenkomst met de grondslagen van het Joden- en Christendom vertoont, gelooft men toch niet dat Mohammed het Oude of Nieuwe Testament gekend heeft; hij moet zijn stof veel meer aan de legenden van de Talmoed, valse evangeliën andere ketterse geschriften hebben ontleend en met de oude Arabische overleveringen vermengd hebben.
De eerste aanhanger vond Mohammed onder zijn vrienden en naaste verwanten; maar het bekeringswerk ging aanvankelijk zeer langzaam van start. Na verloop van drie jaren telde hij slechts veertien aanhangers. Ontevreden met deze onopvallende ontwikkeling, nam hij het besluit met een bekendmaking van zijn nieuwe religie in de openbaarheid te treden. Mohammed noemde zichzelf de laatste der door God gezonden profeten. Hij riep als eerste zijn familie dringend op hem als een profeet van God te erkennen; nadat dit gebeurd was probeerde hij dezelfde erkenning van zijn stam te verkrijgen. Maar zijn aanspraken werden door de Koeraisj beslist afgewezen; zijn beweringen vonden geen geloof en hij zelf viel naast zijn aanhangers ten prooi aan de vervolging.
Tot op dit ogenblik heeft Mohammed zich ingespannen zijn inzichten alleen door overreding te verbreiden. Maar toen het volk hardnekkig aan zijn oude religie vasthield en hem en de nieuwe profeten tenslotte met de dood bedreigde, was hij gedwongen zijn geboortestad Mekka, metropoliet van de handel en de religie van Arabie alsook het vurig gehoopte middelpunt van zijn nieuwe geestelijke rijk, te ontvluchten. Deze vlucht in 622 wordt als het grote keerpunt in de geschiedenis van de profeet beschouwd, de “Hidjrah” genoemd. Hier begint ook de Mohammedaanse tijdrekening.
Hij ging naar Medina (Madinah). Eerst heette het Jathrib en werd later ook Madinat al Nabi genoemd.
Medina lag 350 kilometer ten noorden van Mekka. Het was een oase met palmbomen en graanbouw. Hier werd hij met hoge eer ontvangen. Er woonden hier (evenals langs de randen van Arabie waar ook Christenen woonden) veel Joden. Evenals overigens in Jemen. Enkele voorname burgers van de stad trokken zich zijn zaak aan en snel vormde zich een kring, die partij voor hem koos. Daardoor verkreeg hij een beperkte macht die hij, ten gevolge van een nieuwe openbaring, ter uitbreiding van het geloof zou benutten. Vanaf dit ogenblik droegen zijn hemelse openbaringen een ander karakter; ze werden wreed en bloeddorstig. Zoals eens bij de profeet Achab, zo sprak ook uit zijn mond een leugengeest.
Mohammed wordt later in Medina:
- Hoofd van de religieuze gemeenschap;
- bevelhebber van de Moslimse legerscharen;
- bestuurder en wetgever; in alle ceremoniën, rituele, civiele, militaire en religieuze aangelegenheden werden de uitspraken en beslissingen met de Majesteit van Allah bekleed.
In Medina werd de grondslag voor de Moslimse Theocratie gelegd.De Joden aanvaardden zijn gezag niet en er ontstond een bittere strijd. Het resultaat was dat een deel van de Joden uit Medina werd verbannen en tenslotte werden de overige Joden uitgeroeid.
Na een lange, verbitterde strijd met zijn tegenstanders voelde Mohammed zich machtig genoeg ook het sterke Mekka aan te pakken. Er waren ondertussen al vele schermutselingen met Mekka geweest, onder andere de slag bij Badr. Zijn macht groeide en vele Bedoeinenstammen sloten een verbond met hem. Zo begon er een Arabische eenheid te ontstaan op basis van de Moslimse religie. In het jaar 630 (jaar 8 van de Moslimse jaartelling) viel Mekka in zijn handen. Het was toen Ramadan (= vastenmaand, de 9e maand van het jaar). Dit gebeurde na een wapenstilstand met de Mekkanen bij Hudaibijah. Hij reinigde de Ka’aba van haar 360 afgoden en verhief haar tot het grote heiligdom van de Islam en sprak de Mekkanen verzoenend toe. Van die tijd af werd Mekka het middelpunt van zijn systeem; de hele bevolking zwoer hem de eed van trouw. Daarmee waren alle Arabische stammen aan zijn heerschappij onderworpen en beleden zijn religie.
Noemden we naast Mekka Medina, dan is het ook nuttig om even iets zuidwaarts te gaan langs de Rode Zee, naar Jemen. Hier kende men kende reeds voor de Christelijke jaartelling aangelegde waterwerken voor de landbouw. Omdat het er voldoende regende was daar landbouw goed mogelijk. In de 4e eeuw kwam Jemen vanuit Ethiopie met het Christendom in aanraking en ontstonden er zo enige bisdommen. Sinds de eerste eeuw woonden er veel Joden die uit Palestina afkomstig waren. In het begin van de zesde eeuw heerste er Dzoe Noewaas, een Joodse koning die ook de Christenen vervolgde in reactie op de Byzantijnen die “monofytische” Christenen waren (zij geloofden dat Christus één natuur had, namelijk de Goddelijke). Er hadden zich in de noordelijke grensgebieden van Arabie twee vazalstaten gevormd, namelijk van de Byzantijnen en van de Perzen. De Perzen waren “Nestoriaanse” Christenen (zij geloofden dat Christus twee naturen had, namelijk een Goddelijke en een menselijke). In Jemen waren de Christenen monofysitisch en pro-Byzantijns, terwijl de joden er pro-Perzisch waren. Omdat het handelsverkeer tussen Jemen en het noorden steeds meer toenam, kreeg het karavaanstadje Mekka steeds meer contacten met de rest van het Midden-Oosten en kon het zich steeds verder ontplooien.
Mekka, de hoofdstad van de Islam
De eenheid van God en de profetische missie van Mohammed werden nu van de hoogste tin van de moskee in Mekka verkondigd. De afgodsbeelden lagen verbrijzeld op de grond; het oude religieuze systeem week onder het geweld van het wapen en de eenvoud van de nieuwe geloofsbelijdenis. De volgende belangrijke stap in de politiek van de profeet bestond uit het tot stand brengen van een absolute eenheid in de religie van de Arabische stammen. Daarmee verdwenen de oude erfelijke veten tussen de afzonderlijke stammen en geslachten, en er ontstond een uniek groot religieleger tegen de ongelovigen. Gesteund door deze macht verklaarde de Islam nu aan alle andere geloofsvormen de oorlog, in het bijzonder aan het Christendom. Het Mohammedanisme moest door de macht van het zwaard over de hele wereld verbreid worden. Mohammed voelde zich geroepen om in de hele wereld het machtsgebied van Allah te vestigen (Surah 9:3 en 29).
Zou hieruit niet voor een deel het fanatisme onder de Islam, dat zich vandaag uit in terrorisme, niet te verklaren zijn? [Denk onder andere aan 11 september 2001].
Hoewel de profeet nu een wereldlijk vorst en een zegevierend strijder was geworden, verzuimde hij de plichten van een priester toch niet. Voortdurend leidde hij de diensten van de gelovigen, sprak de openbare gebeden uit en predikte op al de op vrijdag terugkerende feesten. Hij mat zich aan profeet, priester en koning tegelijk te zijn. Het fanatisme van zijn aanhangers echter gaf hij door het uitzicht (kans) op roof en plundering en de bevrediging van allerlei hartstochten steeds nieuwe en welkome voeding. Het eigendomsrecht op de vrouwelijke gevangenen werd tot krijgswet verheven en als loon van dapperheid in het vooruizicht gesteld. De gelovigen werd onder andere steeds weer ingescherpt: “Een druppel bloed voor de zaak van God vergoten, of een nacht in waken doorgebracht, heeft meer waarde dan twee maanden lang vasten en gebeden. Een ieder die in een veldslag valt, verkrijgt vergeving van zijn zonden; op de dag van het oordeel zullen zijn wonden lichten als vermiljoen en welriekend zijn als muskus, en zijn verloren ledematen zullen door de vleugels van engelen en cherubims hersteld worden”.
Het oorlogsgeschrei van de onverschrokken Khaled luidde: “Strijdt verder, strijdt verder, en wees niet bang! Het paradijs bevindt zich onder de schaduw van jullie zwaarden! De hel van het vuur staat achter ieder die uit de strijd vlucht; voor degene die in de strijdt valt, staat het paradijs open”. De Mohammedaanse legerscharen werden door zulke leuzen tot de hoogste geestdrift opgezweept; zij stortten zich, begerig naar de zegepraal in dit een of andere wereldse paradijs in de andere wereld, zonder angst in de strijd.
Herkennen we dit vandaag ook niet?
De basis voor een Arabisch rijk was gelegd. Mohammed beval nu de kleine vorsten van de omliggende rijken om zich te onderwerpen aan aan zijn religieuze opperheerschappij. Toen wendde hij zich tot de beide grote machten van de beschaafde wereld, tot de koning van Perzie en de keizer van het oosten. Men vertelt dat Heraklius het Arabische gezandschap met achting opgenomen heeft, terwijl de brief van Mohammed door Chosroes, de koning van de Perzen, direct verachtelijk in stukken gescheurd zou zijn. Toen de profeet dit hoorde, riep hij uit: “Zo zal God ook het rijk van Chosroes verscheuren en zijn smekingen verwerpen”. En zo gebeurde het; niet heel lang daarna moest het Perzische rijk het geweld van het Mohammedaanse wapen ontwijken en verviel in verschillende delen. Maar terwijl de Islam zich verder en verder uitbreidde, was de grondlegger ervan dichtbij van het toneel te verdwijnen. Nadat de profeet zijn oudste zoon onder tranen en zuchten ten grave gedragen had, begon hij aan zijn laatste bedevaart naar Mekka en stierf in het jaar 632 op de leeftijd van tweeënzestig jaar, waarschijnlijk aan longontsteking. Zo het schijnt is hij zonder berouw en gewetenswroeging overgegaan in de eeuwigheid; maar het bloed dat hij vergoten en de massa die hij verleid heeft, zullen hem voor de rechterstoel van Christus volgen.
In het korte tijdsbestek van tien jaar heeft Mohammed zijn treurige missie vervuld en in het oosten een religie gevestigd die zo diep haar wortels heeft geslagen, dat zij ondanks alle omwentelingen en veranderingen die zo’n twaalf eeuwen met zich mee brachten, vandaag nog een machtig, beheersende invloed op de harten en gewetens van honderden miljoenen mensen uitoefent. Dit kan men vandaag zeer duidelijk constateren. Het fanatisme van onze tijd met name in de Islam is toch geen onopvallend wapengekletter.
Geplaatst in: Maatschappij
© Frisse Wateren, FW