Bijbelgedeelte: 2 Samuel 24 vers 10-25
De rampzalige volkstelling (2)
Voordat God het volk slaat, krijgt David last van zijn geweten. En de volgende dag komt de profeet Gad en stelt hem drie straffen voor. Als David denkt, dat hij de grote koning is, dan mag hij nu zijn bijzondere capaciteiten bewijzen. Hij mag de plaag zelf uitkiezen, wat de indruk versterkt, dat de schuld bij hem ligt. David, die publiekelijk gezondigd had, wordt publiekelijk getuchtigd (en het volk natuurlijk ook). De keuze is niet gemakkelijk voor David: hij heeft al meegemaakt, dat hij door mensen opgejaagd werd en dat er hongersnood heerste. Dat kon hij niet kiezen. Hij kende de plaag natuurlijk niet – maar hij vermijdt het om er uitdrukkelijk voor te kiezen (vs. 14).
God kiest voor de kortste straf. De plaag raast van Dan naar Berseba (vs. 15) – waar ook de volkstelling plaatsvond (vs. 7)! Als David de engel in Jeruzalem ziet, bekent hij opnieuw zijn schuld en biedt hij zichzelf aan als plaatsvervanger (vs. 17). Maar alleen Christus kon daadwerkelijk voor anderen plaatsvervangend optreden.
Gad keert terug en laat zien hoe de plaag kan worden weerstaan: David moet een altaar bouwen. God wijst de weg naar verlossing door middel van een offer. Dus David gaat naar Moria zoals Abraham ooit deed (David ging vanwege zijn ongehoorzaamheid, Abraham vanwege zijn gehoorzaamheid).
Arauna verbergt zich voor de engel, wiens zwaard nog steeds uitgestrekt is, terwijl David geen angst toont. Hij weet, dat God hem zal aannemen. Anders had Hij hem niet de weg naar het altaar gewezen. David koopt de dorsvloer en de ossen voor zilver (symbool voor verlossing), terwijl hij goud betaalt voor de ruimte – wat duidt op Goddelijke heerlijkheid. En zoals we weten, werd de tempel van de heerlijkheid later op deze plek gebouwd.
Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 26.05.2010.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW