Mei/juni 2008. Misschien hebben wij de gelegenheid tijdens deze periode van vakantie na te denken over Hem. Zeer aan te raden. “Komt u naar een woeste plaats met Mij alleen en rust een weinig” (Markus 6:31). Resultaat: rust, vrede en … aanbidding van Hem die onze ziel bemint! Die vertrouwelijke omgang met Hem zal ons zeker motiveren om met meer vertrouwen op Hem – Die ook ons graag “vrienden” noemen wil – onze weg te vervolgen. Laten wij ook meer van Hem te genieten en gebruik maken van die kostbare en innige “Vriendschap” van Hem …
“… maar Ik heb u vrienden genoemd …” (Johannes 15:15).
Vrienden met gepaste afstand
Bethanië. Hier ondervond de Heere Jezus tijdens Zijn wandel hier op aarde wel de hoogste dankbare waardering. Daar woonden Zijn vrienden Martha, Maria en Lazarus. Wat zullen zij toch genoten hebben van Zijn gezelschap! Het is een geweldig voorrecht om Hem als Vriend te mogen kennen. Hij Zelf heeft gezegd: “… maar Ik heb u vrienden genoemd, want alles wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, heb Ik u bekend gemaakt” (Johannes 15:15b). Wat een rijkdom!!! Kent u Hem ook zó al?
Nu moeten we er wel op letten dat Hij ons “Zijn vrienden” noemt. Dat wil niet zeggen dat wij Hem ook zomaar “vriend” kunnen noemen. Een eerbiedige gepaste afstand moet er wel blijven! Hiermee bedoel ik dat er vandaag nogal wat Christenen zijn, die zo familiair met Hem om willen gaan als met hun aardse vrienden. Deze gelovige ‘brusters’ spreken dan ook vaak alleen maar over “Jezus” en niet over “Heer Jezus”. Deze verhouding van “Vriend” gaat veel verder en moet daarom ook. Hij noemde ons “Vrienden” en waarom? Omdat Hij ons alles wat Hij van de Vader gehoord heeft, bekend heeft gemaakt. Daaraan vooraf gaat iets anders. Er zit wel een voorwaarde aan verbonden. Dat is wat Hij vóór deze uitspraak “maar Ik heb u vrienden genoemd” heeft gezegd. In Johannes 15:14 zegt Hij namelijk: U bent Mijn vrienden, als U doet wat Ik u gebied”. Dat laatste is essentieel. Doen wat Hij mij gebiedt! Doen wij dat? Zo ja, dan ervaren we dat wij niet meer alleen als slaven Hem toebehoren, maar ook dat Hij met ons omgaat als Zijn vrienden. Een slaaf weet niet wat zijn heer doet. Wij mogen weten wat Hij doet en ook datgene kennen wat Hij van de Vader gehoord heeft. Dan komt vanzelf een ‘eerbiedige afstand’ tussen Hem en ons. We hebben het dan ook niet over “vriend Jezus” maar wel “Welk een Vriend is onze Jezus”. Dat wil zeggen hoe groot is het dat Hij ons vrienden noemt en met ons om wil gaan als Zijn vrienden. Dat Hij ‘vertrouwelijk’ met ons wil omgaan en ons ook de diepste gedachten wil bekend maken. Wij zullen echter nooit op Zijn niveau kunnen komen noch dat willen. Daarvoor is Hij te hoog verheven. Tóch zijn we zo innig aan Hem verbonden dat Hij ons datgene wat in het hart van de Vader is ons bekend wil maken. Het is verder ook zo dat Hij Zelf zei: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9). Toch mogen we Hem mijns inziens zeker wel Vriend noemen of als Vriend bezingen. Maar altijd in het gevoel van die ‘gepaste afstand’. Dit is wel heel iets anders dan het “Hij is mijn vriendje en wil jij met mij spelen” idee.
De zusters Martha, Maria – en ongetwijfeld ook Lazarus – kenden die gepaste afstand. Zij noemden Hem “Heer, zie die U liefhebt is ziek” (Johannes 11:3). Zij zeiden niet: “Beste Vriend Jezus, kom toch gauw” of iets dergelijks. Nee, “Heer …”. Verder was het voor hen genoeg om Hem te vertellen dat hun broer Lazarus ziek was. Zij vroegen niet eens of Hij komen wilde. Daar rekende ze gewoon volkomen op. Daar gingen ze gewoon vanuit want er was zo’n vertrouwelijke vriendschapsband met Hem dat het helemaal niet nodig was om Hem uit te nodigen. Hij was daar Vriend aan huis. En blijkbaar genoot ook Hij daar van. Hij liet zich immers de gastvrijheid van deze – Zijn vrienden – welgevallen. Bij vriendschap hoort ook gastvrijheid. De Heer noemde Lazarus ook “vriend”. Hij zei: “Onze vriend Lazarus slaapt” (Johannes 11:11). De Heer Jezus had Martha en haar zuster en Lazarus lief. Dit woord liefhebben betekent de Goddelijke liefde. In hoofdstuk 11:5 wordt staat er dus eigenlijk: “Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus agapè”. Hier gaat het dus om de liefde van God naar deze drie vrienden toe. In vers drie is dat anders. Daar wordt een ander woord voor liefde gebruikt, namelijk ‘phileo’. Dat betekent meer: gehechtheid, aandrift van het hart, houden van. Ook de Joden in 11:36 zagen de liefde van de Heer Jezus ten opzichte van Lazarus. Zij dachten hierbij meer aan vriendschap, gehecht zijn aan.
Later in hoofdstuk 12 kwam de Heer Jezus in Bethanië. Daar vinden we Hem weer bij dit drietal. Ja, dit drietal, want ondertussen was er zoveel gebeurd. Lazarus was gestorven maar ook weer door de Heer Jezus opgewekt (zie Johannes 11:17-44). Nu maken deze zusters een maaltijd klaar. Niet voor Lazarus, hun broer om het te vieren dat deze weer bij hen terug was. Nee, voor Hem. “Zij richtten daar dan een maaltijd voor Hem aan” (Johannes 12:2). Een geweldige vriendschappelijke, indrukwekkende maaltijd moet dat geweest zijn. Ook tijdens deze maaltijd zie je de gepaste afstand.
Misschien hebben wij de gelegenheid tijdens deze periode van vakantie na te denken over Hem. Gebruik die gelegenheid. “Komt u naar een woeste plaats met Mij alleen en rust een weinig” (Markus 6:31). Die vertrouwelijke omgang met Hem zal ons zeker motiveren om met meer vertrouwen op Hem – Die ook ons graag “vrienden” noemen wil – onze weg te vervolgen. Laten wij ook meer van Hem te genieten en gebruik maken van die kostbare en innige “Vriendschap” van Hem. Misschien kunt u dan ook de volgende liederen zingen, alleen of samen met uw vakantie vrienden/vriendinnen. Misschien komen we dan in de stilte ook zover dat we evenals Maria tot aanbidding komen voor Hem. Geve de Heer dat dit zo mag zijn. Hij is het waard!!!
Dierb’re Jezus, U te kennen
is mij meer dan alles waard;
aan uw wegen te gewennen
geeft alleen mij rust op aard’.
Alles heeft zijn glans verloren:
rijkdom, macht en roem en eer.
U alleen heb ik verkoren:
‘k heb aan U genoeg, o Heer.
Als ‘k uw schoonheid mag aanschouwen,
U mij wordt nabij gebracht,
en mijn hart met vast vertrouwen
wordt vervuld door uwe macht, –
dan moet alles wel verdwijnen
bij die allergrootste schat;
dan moet alles ijdel schijnen,
wat de wereld schoons bevat.
Ja, ’t is alles gans begeerlijk,
wat mijn ziele bij U vindt.
Trouwe Jezus, wat is ’t heerlijk,
U te kennen als mijn vrind.
Met mijn noden, zonder schromen,
met mijn zorgen, moeite en strijd,
kinderlijk tot U te komen,
dat geeft vrede en zaligheid.
GL 132
* * *
Welk een vriend is onze Jezus,
Die in onze plaats wil staan!
Welk een voorrecht, dat ik door Hem
altijd vrij tot God mag gaan.
Dikwijls derven wij veel vrede,
dikwijls drukt ons zonde neer,
juist omdat wij ’t al niet brengen
in ’t gebed tot onze Heer.
Leidt de weg soms door verzoeking,
dat ons hart in ’t strijduur beeft,
gaan wij dan met al ons strijden,
tot Hem, Die verlossing geeft.
Kan een vriend ooit trouwer wezen
dan Hij, Die ons lijden draagt!
Jezus biedt ons aan genezing;
Hij alleen is ’t Die ons schraagt.
Zijn wij zwak, belast, beladen,
En ter neér gedrukt door zorg,
Dierb’re Heiland! onze Toevlucht!
Gij zijt onze Hulp en Borg,
Als soms vrienden ons verlaten,
Gaan wij biddend tot de Heer;
In Zijn armen zijn wij veilig,
Hij verlaat ons nimmermeer.
JdH 150
© Frisse Wateren – rm
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW