18 juli 2004
Leestijd: 13 minuten
Kinderen van God hebben het bijzondere voorrecht de nabijheid van hun God en Vader te mogen zoeken in gebed en de leiding en hulp van Zijn liefde en kracht te ervaren in de verschillende omstandigheden van het leven.
Daarom wordt in de komende maanden op deze site, in verschillende delen, het boek “Heer, leer ons bidden!” van Georges André gepubliceerd, dat ons door een duidelijke uitleg en enkele bijbelse voorbeelden aanspoort tot een vreugdevol en volhardend gebedsleven.
Inleiding: Wat is het gebed?
Mozes geeft ons één van de opmerkelijkste voorbeelden van gebed in het Oude Testament. Onder het gewicht van de enorme verantwoordelijkheid die op hem rustte, ging hij de tent der samenkomst binnen “om met Hem te spreken” (Num. 7:89). Ver van het stof van de woestijn en het lawaai van de legerplaats ging hij de stilte van het heiligdom binnen. Eerst “hoorde hij een stem tot hem spreken,” daarna “zo sprak Hij tot hem.” Eerst horen, dan spreken. “En de HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt” (Ex. 33:11).
De christen geniet een nog groter voorrecht. Hij staat niet alleen in contact met God als met “zijn vriend,” maar hoort en spreekt als met zijn Vader. De Heer Jezus zegt dit al tegen Zijn discipelen: “Wanneer u bidt, zeg: Vader …” (Luk. 11:2). Het gebed is echter niet alleen tot de Vader gericht. Paulus zegt: “Hierover heb ik de Heer driemaal gebeden” (2 Kor. 12:8). Stéfanus richt zich, terwijl hij gestenigd wordt, tot de Heer Jezus. Maar voornamelijk bidden wij tot de Vader, dan zien wij op Hem bij alles wat op ons betrekking heeft of ons interesseert: Dat is afhankelijkheid! Zijn belangstelling voor ons geeft ons de vrijmoedigheid om ons zonder aarzeling tot Hem te wenden: Dat is vertrouwen. Geloof in Zijn liefde en Zijn macht dient als basis. Het gaat er niet om God te vragen naar onze wensen te handelen, maar al onze zorgen aan Hem voor te leggen en te vertrouwen op Zijn wijsheid en goedheid, die veel hoger is dan ons denken. Het heeft Hem behaagd ons in antwoord op ons gebed vele dingen te schenken die Hij ons zonder gebed niet zou hebben gegeven: “U hebt niet, omdat u niet bidt” (Jak. 4:2). Zo hebben we voortdurend het bewijs, dat we te maken hebben met de levende God, en onze zielen worden in steeds nauwere gemeenschap met Hem gebracht.
Wij wenden ons tot de God die onzichtbaar maar aanwezig is, Wiens macht en wijsheid grenzeloos zijn, die van ons liefheeft en geïnteresseerd is in ons en onze problemen. Hij begrijpt ons en wil ons helpen. Hij heeft ons Zijn Zoon gegeven en “Hoe zal Hij … ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” (Rom. 8:32).
Iemand zei eens: “Mijn geluk bestaat erin alles aan Hem voor te leggen in het gevoel van mijn afhankelijkheid en in het vertrouwen dat Hij in Zijn liefde mijn hart zal sterken in de wetenschap dat Zijn onvermoeibare zorg niet zal uitblijven.”
Waarom bidden?
Het eerste wat we bidden is, het tot God naderen en ons aan Hem toevertrouwen. De brief aan de Hebreeën staat vol met het werkwoord “naderen.” “Laten wij dus met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade” (Hebr. 4:16). Wij naderen tot God door Christus, die ook voor ons tussenbeide treedt (Hebr. 7:25). Wij naderen op de nieuwe en levende weg (Hebr. 10:19-22). En wij verkondigen: “Want wie tot God nadert, moet geloven dat Hij is” (Hebr. 11:6). Iedereen, ook al is zijn geloof misschien heel zwak, maar die een besef heeft van het bestaan van God, kan al tot Hem naderen. “Nadert tot God en Hij zal tot u naderen” (Jak. 4:8). Een Asaf zei eens: “Maar wat mij betreft, het is voor mijn goed dicht bij God te zijn” (Ps. 73:28). Voorheen had hij gedacht dat God tegen hem was. Hij kon de voorspoed van de goddelozen niet begrijpen in vergelijking met zijn persoonlijke moeilijkheden. Maar “toen hij het heiligdom van God binnenging”, begreep hij het. Toen Johannes de Heer ondervroeg over het verraad, lag hij in de schoot van Jezus – hij, de discipel die Jezus liefhad (Joh. 13:23).
Wij naderen tot God als de Schepper, “uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem” (1 Kor. 8:6). Wij naderen tot Hem als de Verlosser die alles heeft bevolen om ons te bevrijden uit de macht van Satan en ons over te brengen in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. En nog meer mogen wij komen tot de Vader Die ons Zelf liefheeft (Joh. 16:27), en tot de Heer Jezus, de Vriend “die meer toegewijd is dan een broeder” (verg. Spr. 18:24), Die in alle omstandigheden met de Zijnen meevoelt. Voor de Israëliet was de Heer verborgen achter het gordijn. “Want God is in de hemel en u bent op de aarde” (Pred. 5:1). Maar voor de kinderen van God is Hij nabij en zegt als het ware tegen hen: Kom, kom nabij, wees niet bang. Dat kan, want wij hebben een Hogepriester, waarvan we lezen: “Daarom kan Hij ook volledig behouden wie door Hem tot God naderen, daar Hij altijd leeft om voor hen tussenbeide te treden” (Hebr. 7:25). Christus ging Zelf de hemel binnen (Hebr. 9:24) toen Hij een eeuwige verlossing verwierf (Hebr. 9:12). Maar omdat Hij op aarde was en de moeilijkheden van de weg heeft ervaren, is Hij in staat met onze zwakheden mee te lijden (Hebr. 4:15). Wij naderen de troon van de genade met vrijmoedigheid (Hebr. 4:16). Het is altijd moeilijk om in de aanwezigheid van een vorst te treden. Esther riskeerde daarvoor haar leven (Esther 4:16).
We staan nu in de gunst van God. Hij begrijpt onze zwakheid. En nog vóór Hij ons op de juiste tijd hulp geeft, verleent Hij ons Zijn barmhartigheid. Laten we nu onderzoeken met welk doel we tot God moeten naderen.
Danken en aanbidden
De ongelovige dankt God niet (Rom. 1:21). Anderzijds is niet het eerste woord van een wedergeborene: Dank U, Heer? “… terwijl u de Vader dankt, die u bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan het erfdeel van de heiligen in het licht” (Kol. 1:12). Dankzegging is als het ware het fundament van alle gebed. “Volhardt in het gebed terwijl u daarin waakzaam bent met dankzegging” (Kol. 4:2). “… maar laat in alles, door gebed en smeking met dankzegging, uw verlangens bekend worden bij God” (Fil. 4:6). Ook in vroegere tijden ging Daniël driemaal per dag op zijn knieën, bad tot God en loofde de Heer, hoewel hij een gevangene was en zich daarbij blootstelde aan groter gevaar. Dit weerhield hem er niet van om te danken.
Om God te aanbidden is een diep besef van Gods liefde nodig. In de moeilijkste situaties heeft de gelovige nog steeds redenen om God te loven. “Laten wij <dan> door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is [de] vrucht van [de] lippen die Zijn naam belijden” (Hebr. 13:15). Wij aanbidden de Vader, maar ook de Heer Jezus: “Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft verlost … Hem zij de heerlijkheid” (Openb. 1:5,6). De Heilige Geest daarentegen aanbidden wij niet, maar “wij die [God] dienen door [de] Geest van God” (Fil. 3:3), en “bidt in [de] Geest met gebed en smeking” (Ef. 6:18). Wanneer wij niet weten hoe wij moeten bidden, “bidt de Geest voor <ons> met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rom. 8, 26).
Smeekbeden
Door vele levensomstandigheden zien wij ons genoodzaakt tot God te komen met smeekbeden. Hoeveel noden hebben we niet! Het Woord van God zegt: “… terwijl u te allen tijde bidt in [de] Geest met alle gebed en smeking” (Ef. 6:18). Laten we nu enkele verschillende soorten gebeden onderscheiden die we tot God richten, maar alleen die onder de noemer “smeekbeden” vallen.
In dringende zaken: Smeken
De gelovige roept tot God wanneer hij wanhopig is, in gevaar of in nood. David zocht, toen hij door iedereen verlaten was, zijn toevlucht in de grot waar hij Psalm 142 schreef: “Met mijn stem roep ik tot de HEERE, met mijn stem smeek ik de HEERE. Ik stort mijn klacht uit voor Zijn aangezicht, ik maak voor Zijn aangezicht mijn benauwdheid bekend” (vs. 2,3). Toen Petrus zag hoe sterk de wind was en merkte dat hij begon te zinken, riep hij uit: “Heer, behoud mij!” (Matth. 14:30). De Heer Jezus laat hem niet wachten: “Terstond” strekt Hij zijn hand uit en grijpt hem vast. In de gelijkenis van de drie vrienden heeft de gastheer geen brood voor de reiziger. Wat te doen? “Hij zal te middernacht tot hem gaan en tegen hem zeggen: ‘Vriend, leen mij drie broden’” (zie Luk. 11:5).
Wanneer men zich bewust is van een fout en de gevolgen daarvan ondervindt, kan men dan nog steeds tot Hem roepen? Psalm 130 geeft ons het antwoord. “Uit de diepten roep ik tot U, HEERE; Heere, hoor naar mijn stem. Laat Uw oren opmerkzaam zijn op mijn luide smeekbeden. Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal staande blijven? Maar bij U is vergeving, opdat U gevreesd wordt” (vs. 1-4).
<<Als ik de gemeenschap met God heb verloren, zegt mijn natuurlijke hart: ik moet de zaak opruimen, voordat ik tot Christus kom. Maar Hij is vol van genade, en wanneer wij dit weten, is het onze plicht onmiddellijk tot Hem te komen zoals wij zijn, en ons diep voor Hem te verootmoedigen. Alleen in Hem en door Hem kan de ziel hersteld worden>> (J.N.D.).
“Bidt, en u zal gegeven worden,” zegt de Heer Jezus tot zijn discipelen (Luk. 11:9). Het zal u gegeven worden … niet per se wat we gevraagd hebben, maar wat God in Zijn wijsheid goed voor ons vindt. Zelfs een aardse vader weet zijn kinderen “goede gaven” te geven. Maar ze zijn niet altijd in overeenstemming met de wensen van de kinderen! Hoeveel te meer zal de Vader die van de hemel is geven (zie Luk. 11:13).
Zo kunnen we in dringende aangelegenheden vertrouwen op de goedheid en wijsheid van onze Vader hebben. Maar dit mag ons er niet van weerhouden om ook op elke plaats, op elk moment en in elke omstandigheid te bidden.
Onze zorgen kenbaar maken
In Filippi 4 vers 6 gaat het niet over het roepen tot God in een specifieke nood, maar over het in alles bekend maken van onze verlangens aan God door gebed en smeking met dankzegging. Het hart dat verlangt naar verlichting stort zich uit voor God, in het besef dat Hij in ons geïnteresseerd is. Men werpt zijn last, alle zorgen op Hem (1 Petr. 5:7). Men wentelt zijn weg op Hem door zich aan Hem toe te vertrouwen, en Hij zal handelen (Ps. 37:5). Wij leggen alles wat ons zorgen baart aan Hem voor, zonder te vragen om deze of gene oplossing of om een bepaalde uitkomst, maar door Hem te vertrouwen. Het resultaat is niet het onmiddellijke antwoord op ons gebed, maar de vrede van God die alle verstand te boven gaat. Deze vrede zal onze harten en gedachten bewaren in Christus Jezus (Fil. 4:7). Iemand vertellen over onze problemen kan verlichting brengen, maar ze bekend maken aan God geeft ons vrede, het vertrouwen dat Hij zal ingrijpen. “Maar ik zou zelf God zoeken, en mijn woord tot God richten”, zei Elifaz (Job 5:8).
Naar Zijn wil vragen
1 Johannes 5 vers 14,15 geeft ons de belofte dat zulk gebed verhoord zal worden. “En dit is de vrijmoedigheid die wij jegens Hem hebben, dat als wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons hoort. En als wij weten dat Hij ons hoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij de beden hebben die wij van Hem hebben gebeden.” En de Heer zelf belooft ons, dat wat wij in Zijn Naam vragen, Hij zal doen, “opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt wordt. Als u <Mij> iets zult bidden1 in Mijn Naam, Ik zal het doen” (Joh. 14:13,14).
Maar hoe kunnen we bidden “naar Zijn wil,” als we die niet kennen? De Heer vertelt ons het geheim: “Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, bidt alles wat u wilt en het zal u gebeuren” (Joh. 15:7). Als we in gemeenschap met Hem leven, ons voeden met Zijn Woord en Hem gehoorzamen (vs. 10), dan zullen wij in staat zijn Zijn wil te kennen. Romeinen 12 vers 1 en 2 verbindt hieraan enkele voorwaarden: Ons lichaam te stellen tot een levende offerande, niet gelijkvormig te zijn aan deze wereld, veranderd te worden door de vernieuwing van ons denken. Dan is men in staat de wil van God te kennen. 1 Johannes 3 vers 22 benadrukt: “en wat wij ook bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden bewaren en doen wat voor Hem welbehaaglijk is.”
Als we dicht bij de Heer leven, ons voeden met Zijn Woord en Zijn plan voor ons leven onderkennen, dan kunnen we vragen naar Zijn wil. Maar het kan gemakkelijk gebeuren, dat we onze eigen verlangens verwarren met de wil van God. En ook als we denken, dat we Gods wil begrepen hebben, moet het “antwoord” in overeenstemming zijn met Zijn Woord, moet de Heilige Geest ons de innerlijke overtuiging geven en zullen de omstandigheden het bevestigen.
De Geest in ons kan ons doen geloven, dat het beter is om sommige dingen niet te bidden omdat ze niet in overeenstemming zijn met Zijn wil (bijv. 1 Joh. 5:16). Jakobus 4 vers 3 laat ons zien, dat we verkeerd kunnen bidden om het te verkwisten in onze hartstochten.
Jakobus voegt er verder aan toe: “Als nu aan iemand van u wijsheid ontbreekt, laat hij die aan God vragen, die aan allen mild en zonder verwijt geeft en zij zal hem gegeven worden” (Jak. 1:5). Dit was Salomo’s speciale verzoek. Aan het begin van zijn regering, in de opvolging van een bijzondere vader, zegt hij tot God: “Geef mij nu wijsheid en kennis, zodat ik voor de ogen van dit volk uitga en inga” (2 Kron. 1:10). Hebben wij niet vaak de ervaring gehad, dat wanneer wij Hem eenvoudigweg om het voor de bijzondere omstandigheden vereiste inzicht hebben gevraagd, de Heer ons overeenkomstig Zijn belofte heeft geantwoord?
Dit is een voortdurende oefening. Het vereist geloof zonder enige twijfel (Jak. 1:6); maar ook vertrouwen in de goedheid van God, die in overeenstemming met al Zijn wijsheid verhoren zal; vervolgens ook afhankelijkheid, het zich onderwerpen aan de wil die onze Vader bekendmaakt.
In tegenspoed kan men in opstand komen en de wil van God niet aanvaarden, of berusten en stoppen met bidden. Of je kunt de overwinning behalen door de beproeving die de Heer toestaat te aanvaarden, wetende dat Hij beter dan wij weet wat nuttig is.
Voorbede
Voorbede is bidden voor anderen, vooral voor gelovigen, maar ook voor verloren zielen, voor een ieder liefde hebben.
Epafras “die altijd voor u strijdt in de gebeden dat u mag vaststaan, volmaakt en ten volle verzekerd in [de] hele wil van God” (Kol. 4:12). Samuël zei, toen zijn ambt als rechter ten einde liep, dat hij niet zou ophouden te bidden voor het volk (1 Sam. 12:23). Dit zou zonde zijn geweest.
De Heer Jezus bidt voor ons; de Heilige Geest bidt voor ons; moeten wij niet bidden voor onze broeders? En in de eerste plaats voor onze familie. Abraham deed voorbede voor Sodom vanwege de rechtvaardigen die er zouden zijn, maar vooral in de hoop dat in het bijzonder Lot gered zou worden. Ouders doen vooral voorbede voor hun kinderen; kinderen kunnen ook voorbede doen voor hun ouders, vooral als zij hen in nood zien.
Job deed voorbede voor zijn vrienden, ondanks al het onrecht dat zij hem hadden aangedaan. God gaf hem na deze voorbede het dubbele van wat hij daarvoor had (Job 42:10). Hoe vaak deed Paulus voorbede voor de gemeenten, door hen dagelijks in zijn gebeden op te nemen. In de meeste van zijn brieven vertelt hij, dat hij voor de geadresseerden bad, soms dag en nacht.
Men moet voor het Evangelie bidden, in algemene zin, zodat God open deuren geeft, maar ook door specifiek te vragen voor de redding van een ziel. En het Woord legt vooral de gebeden voor de dienaren van God op ons hart: “… en voor mij …,” zegt Paulus in Efeze 6 vers 19. Aan de Thessalonikers schrijft de apostel: “Broeders, bidt <ook> voor ons” (1 Thess. 5:25). De Heer Jezus Zelf vraagt Zijn discipelen: “Smeekt dan de Heer van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstuurt” (Matth. 9:38). Paulus vraagt de Korinthiërs mee te werken door hun smeekbeden voor hem en zijn medewerkers, “opdat voor de genadegave die ons door vele personen [geschonken] is, door velen dankzegging voor ons gedaan wordt” (2 Kor. 1:11). De gemeente bidt voor de dienaren; de Heer geeft als antwoord daarop Zijn genade. Het resultaat hiervan is dankzegging door velen. Maar de kring wordt ruimer. De Heer moedigt de Zijnen aan te bidden voor hen die hen beledigen en vervolgen (Matth. 5:44). Paulus geeft Timotheüs de aansporing om te bidden “voor alle mensen” en “voor koningen en alle hooggeplaatsten” (1 Tim. 2:1,2).
In Jesaja 59 vers 16, toen het kwaad, dat Zijn volk overkwam de overhand lezen we het volgende van de HEERE: “Omdat Hij zag dat er niemand was, ontzette Hij Zich, want er was geen voorbidder.” Zijn wij voorbidders voor de plaatselijke gemeente waartoe wij behoren? Op veel plaatsen wijden broeders en zusters een paar minuten per dag, zo mogelijk op hetzelfde uur, aan gebed voor de samenkomsten. En de Heer hoort en zegent zeker en geeft het nodige inzicht.
Onze misstappen belijden
De profeet Hosea, die de woorden van de HEERE verkondigt, zegt: “Neem deze woorden met u mee, bekeer u tot de HEERE. Zeg tegen Hem: Neem alle ongerechtigheid weg …” (Hos. 14:3). We moeten ons bekeren en belijden, “met woorden komen.” Daarmee tonen we onze droefheid omdat we God door onze daden onteerd hebben. Deze belijdenis kan gezamenlijk zijn, zoals in het geval van 1 Korinthe 5; maar in de eerste plaats ieder afzonderlijk, volgens 1 Johannes 1 vers 9: “Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle2 ongerechtigheid.”
Psalm 32 vers 5 laat zien, dat de belijdenis in de eerste plaats tot God Zelf moet worden gericht: “Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde.” In Psalm 51 vers 6 onderstreept David dit: “Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen.” Het gaat er niet om gewoon vergeving te vragen, maar om tegenover God nauwkeurig het kwaad te belijden waaraan wij ons schuldig hebben gemaakt, in het besef van wat het Christus heeft gekost toen Hij die zonde aan het kruis droeg. Dan is God getrouw en rechtvaardig en vergeeft onze zonden en reinigt ons van alle ongerechtigheid.
Afhankelijk van het geval is belijdenis aan de beledigde of gekwetste persoon ook gepast, vergezeld van eventuele vergoeding, zoals Leviticus 5 vers 5; 6:2,3,4; en Numeri 5 vers 7 ons leren.
Jakobus 5 vers 16 spreekt over het elkaar belijden, en: “bidt voor elkaar, opdat u gezond wordt.” “Elkaar” staat in het enkelvoud en betekent “wederzijds.” Deze schuldbelijdenis vereist absolute geheimhouding van degene die haar ontvangt. Het kan een echte hulp zijn en een nieuw geval voorkomen. Genezing, als antwoord op voorbede, is niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk zoals in Hebreeën 12 vers 13.
© www.bibelpraxis.de; auteur: Georges André
Laatste verandering: 14.09.2004 17:42
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW